‘Ach, ik was ook nog maar zo’n snottekuuken’

Eind jaren zeventig schreef Normaal-gitarist Ferdi Joly het liefdesliedje Hanna. Journalist Nick Muller kwam erachter dat het over zijn moeder gaat. Nu Hanna na ruim 45 jaar eindelijk is uitgebracht, werd het tijd voor een kleine reünie met de songschrijver, zanger Bennie Jolink en Nicks moeder Hanna.

Fragment. Verschenen in Mezza, 15 juni 2024. Fotografie: Clemens Rikken.

Ja, hij schaamde zich een beetje voor dit zoetsappige liefdesliedje, bekent Ferdi
Joly, gitarist van Normaal. Hij heeft het over het nummer Hanna, dat deze week
verscheen op het nieuwe album van de boerenrockband: Nöhlen. Joly schreef het
eind jaren zeventig voor een journaliste van De Anhangerschapsbode, het
fanclubblad van de band. Het waren de hoogtijdagen van Normaal. Oerend Hard
was net een grote hit geweest. De bandleden hadden een ruig imago: ze stonden
vaak dronken op het podium en zongen in hun eigen dialect over boeren, bier, seks
en snelle motoren. Na een optreden in Toppop zouden ze volgens de sensatiepers
voor ruim een ton schade hebben aangericht in de studio. Later bleek het allemaal
mee te vallen en bedroeg de schade niet meer dan honderd gulden, maar het beeld
van ‘de ruigste popgroep van het land’ was geschetst.

]Hanna gaat over een onbereikbare liefde. Ben Jolink en Ferdi Joly zingen met
fluwelen stem: ‘Hanna ik zal ow kriegen / Ow plaetsken is noast mien / Altied mo’k
an ow denken.’ Dat is wel wat anders dan ‘Ik zat laatst te drieten op de plee’ of
‘Vrouw Haverkamp, wa he-j toch grote titt’n.’ Er zijn natuurlijk wel meer bands die
een liedje over een meisje hebben geschreven, denk aan Angie van The Rolling
Stones en Michelle van The Beatles, maar geen van die meisjes is mijn moeder.
Hanna wel. Het is vreemd om een liefdesliedje te horen dat over je moeder gaat.
Wat is het verhaal achter dit nummer? Ik besluit een kleine reünie te organiseren in
Café de Tol in Zelhem, de stamkroeg van de band, om mijn wilde fantasieën in te
tomen (wie was nu verliefd op wie?) en een kleine voetnoot aan de
muziekgeschiedenis toe te voegen.

‘Hanna! Da’s lang geleden!’ Jolink en Joly komen samen de ruimte binnenwandelen
waar ik al met mijn moeder zit. De begroeting is hartelijk. Aan de donkerbruine
lambrisering en het versleten eikenhouten meubilair te zien is hier in de afgelopen
vijftig jaar niets veranderd, maar schijn bedriegt. ‘De oude De Tol lijkt net zoveel op
de nieuwe De Tol als een kruidenierszaak op een supermarkt’, bemerkt Joly. De
kroeg is inmiddels ingericht als een klein Normaal-museum. Aan de wand prijken
tientallen platenhoezen en foto’s van de beroemde stamgasten. Hoewel de drie
elkaar jaren niet gezien hebben — Joly (74) en Hanna (61) zagen elkaar
vijfenveertig jaar geleden voor het laatst — gaat het gesprek na wat korte vragen
(Schrief i-j nog wel ‘s veur de Anhangerschapsbode?’ ‘Nee, al veertig joar niet meer,
moar nog wel steeds verhalen in het Achterhoeks!’) verder waar het bijna een halve
eeuw eerder is opgehouden. Natuurlijk gaat het over Bennie ‘De Pröhs’ Praastink,
de legendarische uitbater van de bruine kroeg, uiteraard in sappig dialect.

Lees verder in Mezza.