Peter Plasman: ‘Ieder mens is in potentie een boef’

Peter Plasman (72) is strafrechtadvocaat. In zijn vrije tijd luistert hij graag naar muziek en verzamelt hij kunst. Wat leest, luistert en ziet hij verder?

Verschenen in het juninummer van HP/De Tijd. (2024)

Kunst

“Judith (zijn vrouw – red.) en ik zijn geen fanatieke museumbezoekers, maar we gaan wel veel naar galerie-openingen en kunstbeurzen. In een museum word ik altijd een beetje hebberig: als ik iets moois zie, wil ik het kopen. We zijn jaren geleden begonnen met kunst verzamelen. Dat nam een vlucht toen we de kunstbeurzen en de kunstkoopregeling ontdekten. Met die regeling kun je kunst op afbetaling kopen en betaal je geen rente. Dat was dodelijk voor ons: we bleven maar kopen. Bij onze vorige verhuizing kwamen we in de problemen. Onze hypotheek kon niet worden verstrekt, omdat we nog 28 persoonlijke leningen hadden uitstaan. Dat klopte, dat waren al die kunstkoopregelingen. Die heb ik toen maar snel afbetaald. We hebben daar prachtige dingen mee gekocht: foto’s van Ruud van Empel, bijvoorbeeld. Hij is beroemd geworden met bewerkte foto’s van kinderen die in een vijver zwemmen en alleen met hun hoofd, tussen de waterlelies en andere bloemen, boven het water uitkomen, maar ook van Frans Franciscus, Michiel van Nieuwkerk en de betreurde Erwin Olaf. De eerste foto die we van hem kochten kwam uit de serie Mature: oudere dames die als pin-ups waren afgebeeld, ergens begin jaren negentig moet dat zijn geweest. Later hebben we uit bijna al zijn series wel iets gekocht en raakten we ook bevriend. Het is altijd leuk als je de kunstenaar achter het werk leert kennen. 

“Siert Dallinga is een andere favoriet van ons. Zijn werk heeft iets Vincent van Gogh-achtigs. Ik heb weleens tegen hem gezegd: Siert, je moet nog twee dingen doen: je oor afsnijden en doodgaan. In onze woonkamer hangt van hem Soldaat in de polder – het eerste schilderij dat we ooit kochten. We vinden het schilderij nog net zo intrigerend als vijfendertig jaar geleden. Siert heeft net als ik iets met uniformen. In mijn spreekkamer hangt een enorm schilderij van een veldwachter, ik denk wel zo’n twee meter hoog, die op het strand staat. Ik heb meegemaakt dat cliënten zeggen: mag ik aan de andere kant van de tafel gaan zitten? Ze wilden dat schilderij niet in hun blikveld hebben. Waarop ik dan de standaardgrap maak: nou, als je daar al bang voor bent, dan doe je het echt niet goed in jouw vak. Als je bij ons kantoor binnenkomt, zie je een schilderij van een agent die een bon staat uit te schrijven. Links daarvan hangt een ander schilderij, ik denk wel 2,5 bij 3,5 meter, van de aardappeleters, maar dat zijn dan allemaal veldwachters. Ik geef het toe: ik ben een beetje recalcitrant. Ik vind het leuk om mijn cliënten een beetje te stangen met al die agenten om hen heen. Maar als ze weggaan, dan zie ze een schilderij van een tafel met allemaal snuivende en zuipende figuren die helemaal van de wereld zijn. Met een goed gemoed gaan ze dus weer naar buiten.”