Gerard Spong: ‘Mijn afvalligheid begon op mijn zestiende’

Strafpleiter Gerard Spong (72) staat in de theaters met zijn college-voorstelling In vertrouwen. Wat ziet, leest en luistert hij zoal in zijn vrije tijd?

Boeken
“Ik lees voor mijn werk natuurlijk de hele dag, maar dan vooral vakliteratuur. En ik lees veel kranten, dat kost ook de nodige tijd. ’s Avonds in bed lees ik niet; dan val ik meestal direct in slaap. Als ik lees, dan lees ik vooral hapsnap tussen de bedrijven door. Op dit moment heb ik drie boeken op mijn bureau liggen: de Ilias van Homerus, Hitlers Eliten nach 1945 van Brüder Grimm en De glijbaan van een president van Eric Daalder. De Ilias lees ik voor het eerst. Het is een waanzinnig interessant, maar ook heel moeilijk boek. Soms ben ik na drie pagina’s al doodmoe. Hitlers Eliten nach 1945 gaat met name over hoe Duitse nazirechters na de oorlog op allerlei mooie posten zijn terechtgekomen. Het verbazingwekkende is dat dit relatief open en bloot heeft kunnen plaatsvinden. Het is puur gissen waarom ze die mensen nooit hebben berecht. Ik denk dat er enerzijds behoefte was om een aantal hoofdfiguren van het naziregime schuldig te verklaren – denk aan de Processen van Neurenberg – maar dat anderzijds de amorfe nazimassa te groot was om juridisch aan te pakken. Het was dus de makkelijkste oplossing om het naziverleden van die rechters maar een beetje te verdoezelen. De glijbaan van een president is ook een heel mooi boek. Eric Daalder is een confrère van mij, hij was lange tijd advocaat in Den Haag. Later was hij landsadvocaat en sinds enkele jaren is hij bestuursrechter bij de Raad van State. Dit boek gaat over Nixon en Watergate. Er zijn natuurlijk ontzettend veel parallellen te trekken tussen Nixon en Trump. De leugenachtigheid is er daar een van. Nixon heeft misdrijven gepleegd, maar ik durf wel te stellen, althans het lijkt er heel sterk op, dat Trump wat dat betreft zijn gelijke is – alleen is het bij hem nog niet bewezen.”
“Er zijn drie schrijvers die ik bewonder: Gerard Reve, Gerrit Komrij en Willem Frederik Hermans. Reve bewonder ik onder meer om zijn boek Nader tot U. Ik heb in mijn huis drie prachtige handgeschreven gedichten van hem hangen die ik van hem cadeau heb gekregen toen ik zijn partner in een rechtszaak had bijgestaan. Komrij en Hermans hebben natuurlijk veel gemeen met elkaar. Ze hebben een buitengewoon scherpe pen en ze zijn voor de duvel niet bang. Dat trekt mij erg aan in hun werk. Ik voel me erg verwant met die twee; ik houd mij voor dat ik dezelfde normen en waarden hanteer.”
“Een boek dat mij in zekere zin heeft gevormd is Why I Am Not a Christian van Bertrand Russell. Het heeft ertoe bijgedragen dat ik me heb afgekeerd van het geloof. Mijn afvalligheid begon op mijn zestiende. Ik speelde drums in een bandje en we hadden een contract met de Oecumenische Kerk in Oegstgeest. Daarin stond dat we elke week gratis mochten repeteren in het patronaatsgebouw, maar dat we als tegenprestatie elke maand een concert moesten geven voor de jeugd uit de buurt. Dat deden we, maar op een gegeven moment kwam de pastoor naar me toe en zei: ‘U mag die liederlijke liederen van The Rolling Stones en dat soort bands niet meer spelen!’ Ik vroeg aan hem waarom dat niet mocht. Hij antwoordde: ‘U drijft daarmee de jeugd de bosjes in en daar doen ze allemaal vieze dingen.’ Ik vond dat een rare opmerking. ‘Dat is toch juist mooi, pastoor,’ zei ik, ‘dat ze in de bosjes verdwijnen? Daar heeft u uw leven aan te danken!’ Een jaar of vier later las ik dit boek en opeens zag ik de gedachten die ik over het geloof had onder woorden gebracht.”

MUZIEK
“Mijn favoriete componist is Gioachino Rossini. Ik heb mijn hele leven affiniteit gehad met klassieke muziek, maar vele jaren terug werd ik opeens gegrepen door zijn composities. Dat begon met de William Tell Overture. Ik vind dat werkelijk een prachtig stuk, dat overigens ook wordt gebruikt als soundtrack van A Clockwork Orange van Stanley Kubrick. Rossini heeft natuurlijk iets van Beethoven, maar het is Beethoven light. Zijn composities zijn veel lichter dan de zware werken van Beethoven. Tenminste, zo zie ik het. Misschien trap ik op de ziel van menig muziekliefhebber, maar dat moeten ze me dan maar vergeven. Een ander stuk waar ik naar kan blijven luisteren is het tweede pianoconcert van Rachmaninov. Ik heb dat leren waarderen door een vriendin op wie ik waanzinnig verliefd was en in een zeer romantische periode in mijn leven draaide ik dit pianoconcert dus veel. De eerste klanken brengen me nog steeds in vervoering en nemen me als het ware mee naar die tijd.”
“Ik ben totaal niet eenkennig wat betreft muziek. Ik ontdek nog steeds nieuwe muziek, zoals bijvoorbeeld laatst Hou je bek en bef me van Merol. Je moet durf hebben om zoiets te zingen en in die durf gaat een zekere artisticiteit schuil. Het kenmerk van iedere grote kunstenaar is dat hij of zij grenzen verlegt. Zij heeft de durf om met haar teksten die grenzen te verleggen. Daarom zie ik haar ook als een groot kunstenaar. Ik heb haar nog niet live gezien, maar wellicht komt het daar ooit een keer van. Ik ben sowieso niet zo’n concertganger. Ik ben niet zo lang geleden wel bij Sheila E. geweest in Paradiso en ik kom ook weleens in het Concertgebouw, maar ik heb geen abonnement. Zo’n abonnement vind ik muzikaal masochisme.”

Lees het gehele interview in het meinummer van HP/De Tijd. (2019)