Ben Feringa: ‘Een universiteit hoort een speeltuin te zijn’

Ben Feringa (71) is chemicus, hoogleraar organische chemie aan de Rijksuniversiteit Groningen en in 2016 onderscheiden met de Nobelprijs voor Scheikunde. Op 25 mei reikt hij de Ben Feringa Impact Award uit in Forum Groningen.

Fragment. Lees het gehele interview hier. Verschenen in het meinummer van HP/De Tijd (2023)

Boeken

“Ik ben opgegroeid in Barger-Compascuum, een klein voornamelijk katholiek dorp in Zuidoost-Drenthe, op een boerderij met negen broers en zussen. In een straal van vijfhonderd meter om ons huis woonden ook nog eens zo’n dertig neven en nichten met wie we konden spelen. In die tijd was een deel van het land achter de boerderij aan de Duitse grens nog woest en wild. We verbeeldden ons dat we in het Wilde Westen woonden. Geïnspireerd door boeken als Arendsoog en de avonturenromans over Winnetou en Old Shatterhand bouwden we ons eigen cowboyfort met wachttoren en kerker en maakten pijl-en-boog en houten geweertjes. Soms was ik cowboy, soms was ik indiaan, ik vond het allebei fantastisch. Ik las in die tijd ook al veel boeken over ontdekkingsreizigers, omdat ik andere landen en andere culturen altijd interessant vond. Nog steeds trouwens – ik heb net een boek van duizend pagina’s over de geschiedenis van China gelezen en ben nu bezig in een boek over de geschiedenis van India, maar dan vanuit Indiaas perspectief geschreven. Dan krijg je toch een andere blik op de historie en cultuur van zo’n land. Die leeshonger heb ik van huis uit meegekregen. Mijn vader was boer, maar mijn ouders lazen veel. Net als mijn opa, die ook boer was. Hij las voor de oorlog al de NRC, wat in die tijd heel ongebruikelijk was in ons dorp, al werd de krant wel een dag later bezorgd, omdat de krant helemaal uit Rotterdam moest komen. Lezen wakkerde bij mij creativiteit, nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht aan, wat een vruchtbare bodem bleek voor mijn latere werk.

The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy van Douglas Adams is het meest waanzinnige boek dat ik ooit heb gelezen. Ik heb er zelfs uit geciteerd in mijn oratie. In de jaren tachtig werkte ik in een Bio Science Lab van Shell in Sittingbourne, zo’n dertig kilometer van Canterbury in Engeland. Iedere ochtend reed ik daar met de auto heen. Rond een uur of acht, direct na het nieuws, werd er in het radioprogramma van Terry Wogan een passage voorgelezen uit The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy. Nadat ik dat een paar keer gehoord had, was ik verkocht en heb ik het boek aangeschaft. Het verhaal is veel te groot om na te vertellen, maar de kern van het verhaal is dit: het opperbestuur van het heelal heeft besloten dat er een interstellaire snelweg aangelegd moet worden door het heelal. Maar de aarde, een klein steentje in de oneindige ruimte, ligt in de weg en moet daarom worden opgeblazen. Zo’n klein detail plaatst alles wat wij hier doen in perspectief. Er wordt ook een computer gebouwd, Deep Thought genaamd, de grootste en beste die ooit is gemaakt, ‘to find the answer to life, the universe, and everything’.Na zevenenhalf miljoen jaar rekenen kondigt de grote leider van de planeet aan dat de computer eindelijk een antwoord heeft gevonden op alle vragen. Dat ultieme antwoord blijkt ‘42’ te zijn. Dat vind ik zo goed. Ook dat relativeert alles.

“Ah, Onder professoren van W.F. Hermans. Ja, dat heb ik indertijd wel gelezen. Het boek gaat over een hoogleraar chemie aan de universiteit van Groningen die uiteindelijk de Nobelprijs voor Scheikunde wint, dus ik begrijp dat je ernaar vraagt. Ik kan me herinneren dat ik het een fascinerend boek vond, maar ik zou het nog eens moeten herlezen, want het is zeker al dertig jaar geleden dat ik het in mijn handen heb gehad. Hermans blikt in dit boek terug op zijn tijd op de Rijksuniversiteit Groningen, waaraan hij bijna twintig jaar verbonden is geweest, de laatste vijftien jaar als lector fysische geografie. Ik heb altijd bewondering gehad voor Hermans. Hij zou geen makkelijke man zijn geweest, net als mijn leermeester Hans Wijnberg, die ook flink van zich af kon bijten als hem iets niet zinde, maar ze waren allebei briljant op hun eigen manier, al werd dat niet door iedereen zo gezien. Zorg dat je zulke dwarsdenkers bij de universiteit houdt. Het is juist goed dat er af en toe iemand opstaat die tegen heilige huisjes aan durft te trappen. Zorg ook dat je als universiteit je onafhankelijke positie niet verliest en dat de academische vrijheid niet onder druk komt te staan. Een controversiële opvatting moet je niet negeren; probeer ’m maar te weerleggen. Je leert veel scherper kijken en denken door je tegen andere inzichten af te zetten. Een universiteit hoort een speeltuin te zijn waar je leert over de grenzen van de huidige inzichten en opvattingen heen te kijken.”