Vic van de Reijt: ‘Literatuur moet weer voor de elite worden’

Vic van de Reijt (73) is uitgever in ruste, schrijver en muziekkenner. Van 29 september tot en met 1 oktober organiseert hij Rock mee met Drs. P! in de Cultuurkoepel in Heiloo.

Verschenen in het septembernummer van HP/De Tijd. Lees het gehele interview hier.

Boeken

“De literatuur bevindt zich in een diep dal. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik niet zo goed meer op de hoogte ben van wat er allemaal verschijnt als twintig jaar geleden, alleen daarom zou ik weleens jurylid willen zijn van de Libris Literatuurprijs, maar in de boekhandel kijk ik elke week even op de tafel pas verschenen boeken en blader wat door de eerste pagina’s. Wat mij opvalt is dat niemand meer een kenmerkende stijl heeft. Het is allemaal braaf, voorgeprogrammeerd proza. Het gaat ook altijd over gevoelens: er is een trauma, er is een verbroken relatie, er is een moeilijke band met de ouders… Het oud-Hollandse binnenhuis regeert weer. Positieve uitzondering overigens: Tobi Lakmaker. 

“Ik lees bijna nooit meer goede eerste zinnen, terwijl je die toch nodig hebt om een lezer het boek in te trekken. ‘De portier is een invalide.’ Pats. In zo’n zin wordt meteen het treurige wereldbeeld van Willem Frederik Hermans opgeroepen. Ook Arnon Grunberg is een auteur die je meteen aan zijn stijl kunt herkennen. Geef me honderd pagina’s van honderd schrijvers en ik pik zijn pagina er zo uit. Arnon zet altijd heel hoog in op een mannelijk personage, maar op pagina veertig is zijn ondergang al ingezet. Die geweldige Poolse brandweerman in Goede mannen… Je hebt nauwelijks met hem kennisgemaakt of hij moet z’n zoon al van de treinrails krabben. Dat is schrijnend en tegelijkertijd grotesk. Een boek is wat mij betreft pas een meesterwerk als er ook humor in zit. Literatuurcritici zijn het daar doorgaans niet mee eens: zij vinden humor in een boek verdacht. Als het niet serieus is, dan behoort het ook niet tot de serieuze literatuur. Willem Kloos schreef over Villa des Roses van Willem Elsschot dat het ‘zowat het midden houdt tussen wezenlijke letterkunde en gauw-vergeten amusementslectuur’. Kloos wantrouwde in feite de lichte toon van het boek en was blind voor de onderliggende tragiek. Het is om die reden dat Jean Pierre Rawie, Willem Wilmink en Annie M.G. Schmidt nooit zijn onderscheiden met de P.C. Hooftprijs.

“Hermans, om daar nog even op terug te komen, heeft de naam zware boeken te schrijven, maar ik voelde toch altijd een lichte opwinding als ik de laatste bladzijde omsloeg. Op de middelbare school las ik tijdens de lessen stiekem De donkere kamer van Damokles. Dat was voor mij een openbaring. Het harde realisme sprak me aan, het loeispannende verhaal natuurlijk ook, maar ook het vreselijk pessimistische wereldbeeld dat erin wordt tentoongespreid en dat me in die tijd van hippies en flowerpower erg aansprak. De literatuur zit ook in een diep dal omdat ze bedreigd wordt uit allerlei woke-richtingen. Je kunt bijna niets meer schrijven, omdat het eerst door een sensitivity reader moet worden goedgekeurd. Ik ben zelf nog een tijd leraar Nederlands geweest en gaf mijn leerlingen altijd een lijst met zeven punten waar literatuur aan moet voldoen. Een daarvan was dat goede literatuur op voet van oorlog staat met de heersende moraal. Nu hoor je dat boeken ‘toegankelijk’ moeten zijn en en een ‘positief wereldbeeld’ moeten uitdragen. Ja, dat kan. Dat noemden we vroeger lectuur. Literatuur moet weer voor de elite worden. Tot in de jaren vijftig was literatuur een speeltje voor goed opgeleide mensen, die open stonden voor ironie en sarcasme. Je maakte kennis met personages met opvattingen die je eigenlijk niet mocht hebben. Je las over taboes, over alles wat verboden is, en tipte die boeken dan aan medelezers die ook een opleiding hadden gehad en die boeken dus op waarde konden schatten. We moeten weer terug naar de periode waarin het verdacht is om literatuur te lezen. Dan trek je vanzelf weer nieuwe lezers aan die geïnteresseerd zijn in wat er allemaal te verkrijgen is in de boekhandel en het antiquariaat.”