Joop van Caldenborgh (82) is zakenman en oprichter van Museum Voorlinden in Wassenaar. Tot en met 25 februari 2024 is daar een tentoonstelling te zien met werk van Anselm Kiefer. Door welke kunstenaars laat ’s lands beroemdste kunstverzamelaar zich inspireren?
Verschenen in het novembernummer van HP/De Tijd, 2023. Lees hier het gehele artikel.
Kunst
“Het mooiste museum van Nederland is, en mijn antwoord zal u hopelijk verbazen, het Kröller-Müller in Otterlo. Als ik ooit directeur van een museum had mogen worden, dan graag van dit museum. Het heeft niet alleen een prachtige verzameling, maar het ligt ook prachtig, midden in de natuur. Het Kröller-Müller lijkt misschien een beetje op Voorlinden, maar zij zitten wat mij betreft nog nét iets mooier.
“In het buitenland kom ik graag in het Louisiana Museum of Modern Art in Humlebæk, een kleine plaats onder de rook van Kopenhagen. Ook dat museum ligt heel mooi: een landhuis in de bossen. Net als het Kröller-Müller hebben zij naast het museum ook een schitterende beeldentuin, waar je helemaal naar beneden kunt lopen, naar het water. Het is van adembenemende schoonheid. Beide musea hebben werk van Anselm Kiefer in hun collectie, wat mij betreft – samen met Gerhard Richter – een van de belangrijkste kunstenaars van deze tijd. Niet alleen omdat er nu een tentoonstelling van zijn werk is in Voorlinden, maar omdat hij zulk bijzonder werk maakt: sombere schilderijen over oorlog, enorm van omvang, terwijl hij zelf helemaal geen sombere man is. Voor deze tentoonstelling mochten we kiezen uit oude en nieuwe werken uit zijn eigen atelier. Die worden aangevuld met werken uit onze eigen collectie. Zoals altijd laat ik me verrassen. Ik bemoei me niet met de exposities: ik ben de verzamelaar en zij – de mensen van het museum – maken de tentoonstellingen. De jonge Keniaans-Engelse kunstenaar Michael Armitage is iemand die we in de gaten moeten houden. Hij is meer dan opkomend, zijn werk is inmiddels al aardig prijzig. Het is niet meer zo dat je een kunstwerk voor drie tientjes kunt kopen en later voor dertig miljoen kunt doorverkopen: tegenwoordig stijgen die prijzen enorm snel als iemand op de radar van kunstkenners komt.
“Ik verzamel hedendaagse kunst, dus ik kijk wat er vandaag gemaakt wordt. Dat doe ik inmiddels al zo lang dat de eerste werken die ik heb gekocht inmiddels niet meer tot de hedendaagse, maar tot de moderne kunst gerekend mogen worden. Ik heb er redelijk oud voor moeten worden, maar je komt er in de loop der jaren wel achter dat je niet alles meer hoeft te hebben. Een kunstverzameling is nooit compleet en dat is ook goed. De selectiviteit wordt ook beter naarmate ik ouder word. Ik heb tijden gehad dat ik op een veiling was en dacht: dit is eenmalig, dit mag ik niet missen. Nu weet ik dat iets zelden eenmalig is en dat er altijd wel weer een andere possibility is. Dat vind ik zelf wel heel erg rustgevend. Wij calvinisten schamen ons doorgaans voor onze verzamelwoede. Verzamelen is hebberig en hebberigheid is geen mooie eigenschap. Ik heb geen last van die schaamte: ik heb altijd veel lol beleefd aan het verzamelen. Als kind verzamelde ik al postzegels, sigarenbandjes, suikerzakjes en bierviltjes. Later, als jongvolwassene, begon ik met mijn kunstverzameling. Dat heb ik trouwens heel lang niet zo genoemd. Pas rond mijn veertigste, toen mijn vrouw eens aan mij vroeg waarom ik zoveel schilderijen bleef kopen – want we hadden er geen plek voor, ze stonden letterlijk gestapeld tegen de muur – ben ik mezelf een verzamelaar gaan noemen. De lol van het verzamelen zit voor mij in eerste instantie in het contact met de kunstenaar. Ik ga graag bij de kunstenaars van wie ik iets koop op bezoek.
“Recent had ik nog een lunchafspraak bij de 91-jarige Park Seo-bo in Korea. Dat is een van de grootste kunstenaars van zijn land, maar ondanks zijn ouderdom en ziekte nam hij de tijd om deze vreemde westerling te ontvangen. Kunstenaars denken anders dan de gemiddelde mens. Ze denken, zoals dat heet, out of the box. Het is verrukkelijk om als exact denkend mens, waar ik een beetje last van heb, met zulke filosofische, anders naar de wereld kijkende mensen te spreken. Dat heeft me in mijn gewone zakelijke leven enorm geholpen. Je wordt door die mensen uitgedaagd om anders te kijken naar de wereld om je heen. Je leert dat er een veelvoud aan manieren is waarop je naar de werkelijkheid kunt kijken. Ik kijk bij zo’n ontmoeting altijd even of de kunstenaar een bovenkamer heeft die enigszins door elkaar gehusseld is. Een goede kunstenaar is namelijk vaak iemand die geestelijk van de norm afwijkt. Een lichte verkniptheid hoort erbij. Dat geeft de normale burger, waar ik mezelf onder schaar, een aanknopingspunt om ook anders te kunnen denken. Mensen betalen tegenwoordig duizenden euro’s voor cursussen waar je out of the box leert denken, maar dat heb ik nooit gedaan. Je kunt beter met een kunstenaar gaan praten.”