Brandpunt Israël

Fons de Poel (69) over een levensbepalende vakantie naar Israël.

Verschenen in de VARAgids van 9 juli 2024.

“Ik kom uit een groot katholiek gezin, ik ben de jongste van acht. Mijn ouders waren geen conservatieve mensen maar ze waren wel gesteld op de kerk. Kort voor mijn ouders in 1970 op vakantie zouden gaan naar Israël, naar het Heilige Land, overleed mijn vader. Ik was vijftien en mocht van mijn moeder in zijn plaats mee. Het was mijn eerste echte vakantie en achteraf een levensbepalende reis. Ja, we gingen wel eens slapen bij tante An of tante Nel, maar dat was het. Ik herinner me van die eerste vakantie werkelijk alles. We maakten met de bus een rondreis langs alle heilige plaatsen: Galilea, Jeruzalem, de Negev, de Jordaan… Mijn moeder heeft haar hele leven ongelooflijk hard gewerkt voor acht kinderen, ik heb altijd gezien hoe zwaar ze het had, maar daar zag ik haar voor het eerst vrij van zorgen. Ze droeg een zomerhoedje, had een zomerjurkje aan… Voor het eerst was ze een beetje ontspannen. Ze genoot met volle teugen van alles wat ze meemaakte en daar genoot ik dan weer van.

“In een discotheek bij het Meer van Galilea heb ik mijn eerste vriendinnetje ontmoet: Edith. Een prachtig Joods meisje met lang zwart haar die in een kibboets woonde. Inmiddels woont ze in Amerika, we hebben nog wel eens contact gehad. Ze was mijn eerste echte liefde. Mijn moeder gaf ons tot mijn grote verrassing toestemming om een paar dagen alleen door het land te reizen. Dat moment is heel belangrijk voor me geweest: voor het eerst kreeg ik als jongeman de vrijheid om te doen wat ik zelf wilde. Edith wilde natuurlijk graag mee. Eerst zijn we naar haar huis gegaan. Ik had in die tijd heel lang haar; haar familie dacht dat ik een meisje was. Daarna zijn we liftend verder getrokken. We hebben bij allerlei mensen gegeten en geslapen, ook in de Palestijnse gebieden. Dat was in die tijd geen probleem. Toen ik weer terug was in Nijmegen, ging ik weleens met mijn ogen dicht voor het raam staan met mijn gezicht in de zon en dan dacht ik dat ik daar was. Ik rook de geuren van de markten en de sinaasappelgaarden en hoorde de oosterse muziek. Die reis was een heel zintuiglijke ervaring: misschien wel de diepste ervaring die ik ooit heb gehad. Er zijn een paar momenten in je leven dat je innig met jezelf bent en met anderen: dat is in de puberteit en in de oorlog. Ik heb allebei meegemaakt. De diepste gevoelens ontstaan in omstandigheden die je voor het eerst meemaakt of in situaties van spanning en risico waar het uiterste van je alertheid wordt geëist.

“Later, in mijn journalistieke leven, ben ik tientallen keren terug geweest naar Israël. Ik heb alle premiers geïnterviewd en tientallen reportages gemaakt voor Brandpunt. Ik vond het altijd een heel optimistisch land: al die mensen uit verschillende windrichtingen kwamen daar samen en gingen het samen doen. Dat was de collectieve gedachte. Wat er nu gebeurt vind ik heel pijnlijk, ook omdat ze de Palestijnse zaak zo schaamteloos hebben verwaarloosd. Benjamin Netanyahu heb ik ook geïnterviewd, maar we kregen meteen ruzie. Ik wist: als deze man lang aanblijft, gaat dit land een andere kant op en dat is niet per se de goede kant. Ik heb daar heel veel pijn van. Ik heb zelf een Joodse zoon: Aviv. Hij is net vader geworden van Boaz, ook een Joods jongetje. Ik zou graag nog eens teruggaan, ook vanwege de familiale banden met het land, maar ik ben bang dat het heel anders is geworden. Het optimisme dat ik er vijftig jaar geleden aantrof is, vrees ik, omgeslagen in haat en verwarring.”