Cabaretier Ronald Goedemondt ziet deadpan-humor als de hoogste vorm van cabaret. Waarom?
Verschenen in VARAgids 2, 2025.
Buster Keaton (1895-1966) is misschien wel de godfather van de deadpan. ‘The Great Stone Face’ kreeg zijn bijnaam vanwege zijn unieke komische stijl waarin hij nooit lachte of anderszins emoties toonde tijdens zijn sketches, hoe absurd, gevaarlijk of hilarisch de situatie ook was. Deze stijl (een combinatie van ‘dead’ en ‘pan’ – slang voor gezicht) kreeg later veel navolging onder komieken. Cabaretier Ronald Goedemondt ziet deadpan-humor als de hoogste vorm van cabaret. Waarom? “Omdat het iets heel intiems heeft. Als iemand een goede deadpan heeft, dan krijg je het gevoel dat je die grappenmaker goed kent, want hij doet geen enkele moeite en toch moet je lachen. Je lacht omdat je denkt te weten wat er in hem omgaat, terwijl dat natuurlijk niet zo is. Waarom lach je om een droge opmerking van een vriend die niet per se grappig is? Omdat je hem kent. Als komiek moet je dus intimiteit veinzen. Ik vergelijk het weleens met een hogedrukpan: op het podium til je de deksel een klein beetje op zodat er wat stoom ontsnapt. Het publiek krijgt daardoor de suggestie dat de pan gevuld is met emoties, maar ze zien die emoties niet. Misschien zijn die er ook wel helemaal niet, maar dat is ook niet belangrijk. Chevy Chase is daar een meester in. Hij kan de suggestie wekken dat de pan tot aan de rand vol zit, maar uiteindelijk zit er alleen maar stoom in, denk ik.”
Goedemondt bedient zichzelf van verschillende stijlen, maar de droge humor, zoals deadpan ook wel wordt genoemd, is ook zeker aan hem besteed. Hoe gaat dat als je een grap bedenkt: bedenk je eerst de grap en daarna hoe je hem gaat vertellen, of andersom? “Oef, dat is een goede vraag. Volgens mij verschilt dat per grap. Ik ben nu bezig met het schrijven van een nieuwe voorstelling en van nieuwe grappen en verhalen. Ik merk dat er een onderscheid is tussen losse grappen, blokken met grappen over één thema en verhalen. Als ik een verhaal schrijf, heb ik geen idee hoe ik de verschillende grappige momenten in dat verhaal ga brengen. Dat is een kwestie van vijftig keer dat verhaal vertellen en proberen mensen te verrassen. Sommige stukken vertel je onderkoeld, andere stukken half schreeuwend of jankend op de grond. Bij losse grappen weet ik het wel meteen. Dan weet je: o, deze vertel ik met een strak gezicht, dat werkt het best. Dat is de heerlijkheid van het hebben van een komisch instinct.”