Zeg je Joost Prinsen, dan zeg je poëzie. Niemand kon zo mooi gedichten voordragen als hij. In 2015 deed hij in de bundel Gedichten die mannen aan het huilen maken uit de doeken welk gedicht hem elke keer weer ontroert.
Als jongen van vijftien las ik het vers ‘In memoriam mijzelf’ van Jan Jacob Slauerhoff. Het was een gedicht dat Slauerhoff op zijn sterfbed schreef:
Door vijanden omringd,
Door vrienden in de nood
Geschuwd als aas dat stinkt,
Houd ik mij lachend groot,
Al is mijn ziel verminkt,
Mijn lijf voor driekwart dood.
Dat ging zo nog vier coupletten door.
Ik vond het prachtig. Slauerhoff is een dichter die een jonge jongen met een romantische ziel direct aanspreekt: maat, rijm en romantiek, wat wil een vijftienjarige nog meer?
Hij is nog steeds één van mijn helden, maar mijn smaak op het gebied van poëzie heeft zich in de loop van de jaren natuurlijk ontwikkeld. Een jaar of tien geleden maakte ik kennis met het werk van de Vlaamse dichter Eddy van Vliet. Ook hij schreef kort voor zijn dood een soort ‘In memoriam mijzelf’. Ik denk dat ik als kind het geen bijzonder vers had gevonden. Maar nu snijdt het dwars door mijn ziel.
Dood
Eddy van Vliet (1942 – 2002)
Dood. Heb geen angst. Talm niet
voor mijn deur. Kom binnen.
Lees mijn boeken. In negen van de tien
kom je voor. Je bent geen onbekende.
Hou mij niet voor de gek met kwalen
waarvan niemand de namen durft te noemen.
Leg mij niet in een bed tussen kwijlende
kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen.
Klop mij geen geld uit de zak
voor nutteloze uren in chique klinieken.
Veeg je voeten en wees welkom.