Toen mij het verzoek bereikte om een gedicht te noemen dat mij ontroerde, hoefde ik daar geen seconde over na te denken. Op mijn bureau staat al jaren een originele pentekening van kunstenaar Aat Veldhoen. Het is een eenvoudig tafereel. ‘Voor Peter R. de Vries’, heeft Veldhoen er met potlood onder gezet. We zien het silhouet van een man die voorovergebogen door een sneeuwstorm ploetert. Het is koud. Het is zwaar. De man is alleen. Afzien en doorgaan. Je door niets laten tegenhouden. Onder die tekening staat een gedicht van Bertus Aafjes. Ik heb tekening en gedicht van een vriendin gekregen, die vond dat ze bij mij pasten. Ik voel helemaal wat zij bedoelde. De regels van Aafjes troffen mij. Ik vind mezelf vaak moeilijk, lastig en gecompliceerd. Hij wist mijn leven echter in elf eenvoudige regels te verwoorden. Dat ontroerde mij. En het inspireert me. Elke dag weer. Daarom staan tekening en gedicht op mijn bureau. Doorgaan.
Aart Staartjes, de peetvader van de Nederlandse kindertelevisie, is overleden. Hij bedacht en speelde in een aantal baanbrekende kinderseries, waaronder De Stratemakeropzeeshow, De Film van Ome Willem en Het Klokhuis. Het bekendst is hij als de nukkige Meneer Aart in Sesamstraat, een rol die hij meer dan dertig jaar heeft gespeeld. In de bundel Gedichten die mannen aan het huilen maken (2015) vertelde hij waarom het gedicht ‘De oude school’ van Willem Wilmink zoveel indruk op hem maakt.
Veel van de poëzie die ik lees, lees ik omdat mijn moeder het ook las. Vasalis was een van haar geliefde dichteressen. Ik bewonder haar en haar gedicht ‘Thuiskomst van de kinderen’ omdat het een onbeschrijfelijke warmte – die tussen een moeder en kind – zo prachtig omhelst in taal. Thuiskomst van de kinderen Als grote bloemen komen zij uit ‘t blauwe duister. Onder de frisheid van de avondlucht waarmee hun haren en hun wangen licht zijn omhangen, zijn zij zo warm. Gevangen door ‘t sterke klemmen van hun zachte armen, zie ik de volle schaduwloze liefde, die op de bodem van hun diep-doorzichtige ogen leeft. Nog onvermengd met menselijk erbarmen, dat later komt – en redenen en grenzen heeft.
Hauer in het kort Rutger Hauer (1944) is een van de bekendste acteurs van ons land. In 1969 verwierf hij landelijke bekendheid met zijn hoofdrol in de televisieserie Floris. In de jaren zeventig volgden hoofdrollen in Turks Fruit, Keetje Tippel en Soldaat van Oranje. In 1981 brak Hauer (‘Blond, blue eyes’) in de Verenigde Staten door met zijn rol in Nighthawks. Later volgden belangrijke rollen in filmklassiekers als Blade Runner, The Hitcher en Buffy The Vampire Slayer. Voor zijn rol in Escape from Sobibor won hij in 1988 – vooralsnog als enige Nederlander – een Golden Globe. Zijn carrière in Hollywood kreeg in 2003 opnieuw een impuls toen hij een rol kreeg aangeboden in Confessions of a Dangerous Mind, het regiedebuut van George Clooney. Rollen in kaskrakers als Batman Begins en Sin City werden aan zijn toch al imposante oeuvre toegevoegd. Voor het eerst sinds de jaren tachtig maakte Hauer ook weer zijn opwachting in Nederlandse filmproducties, waaronder Black Butterflies, De Heineken Ontvoering en Michiel de Ruyter. In 2013 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Elke zaterdagochtend, in het laatste lesuur, dat van twaalf tot één duurde, als we allemaal moe waren en geen zin meer hadden, als de zon door de ramen schreeuwde dat we naar buiten moesten komen, probeerde onze docent Nederlands op het Vossius Gymnasium ons de schoonheid van poëzie bij te brengen. Zijn naam? Willem Wilmink. Lees verder Frits Barend over het gedicht ‘Afscheid’ van Nico Scheepmaker – een ode aan Johan Cruijff
Mannen huilen niet om poëzie. Of toch wel? In de bundel Gedichten die mannen aan het huilen maken vertellen meer dan zestig vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse mannen welk gedicht hen de tranen naar de ogen jaagt. HP/De Tijd licht de komende weken enkele van deze ‘huilende mannen’ uit. Deze week: oud-premier Dries van Agt (1931) over Nestoriaanse kwatrijnen I van Hugo Pos.
“Toen ik werd verzocht bij te dragen aan de bundel Gedichten die mannen aan het huilen maken, schoten onmiddellijk twee korte teksten te binnen. Het zijn twee gedichten van elk nauwelijks vier regels lang, en ze hebben allebei te maken met afscheid bij overlijden.
“Het eerste is een tekst van Adriaan Roland Holst die heb ik aangetroffen op de overlijdensannonce van Manusama, president van de Republiek der Zuid-Molukken, wiens leven in Nederlandse ballingschap ten einde kwam. De tragiek van diens leven blijft hieruit spreken:
‘Ik zal de halmen niet meer zien
noch binden ooit de volle schoven
maar doe mij in den oogst geloven
waarvoor ik dien…’
Het gedicht dat ik graag voor deze bundel aan zou willen dragen, komt uit de ‘nestoriaanse kwatrijnen’ van de Surinaamse dichter Hugo Pos. Wel curieus dat ik u dit schrijf op de dag dat ik 84 jaar word, besef ik nu. Dit is namelijk de tekst die straks op mijn eigen overlijdensannonce zal worden gezet.”
Nestoriaanse kwatrijnen I Hugo Pos (1913 – 2000)
Beloof me, kind, als ik van hier verdwijn
treur niet om mij, straks bloeit weer de jasmijn
en geurt de kamperfoelie. Erger zou het wezen
als zij verdwenen waren, — ik er nog zou zijn.
De bundel ‘Gedichten die mannen aan het huilen maken’ is onder meer te koop via de website van AKO.
Mannen huilen niet om poëzie. Of toch wel? In de bundel Gedichten die mannen aan het huilen maken vertellen meer dan zestig vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse mannen welk gedicht hen de tranen naar de ogen jaagt. HP/De Tijd licht de komende weken enkele van deze ‘huilende mannen’ uit. Deze week: wetenschapper Robbert Dijkgraaf over het gedicht Een psalm voor dit heelal van Leo Vroman.
“Leo Vroman weet als geen ander een brug te slaan tussen het onmetelijke heelal, met zijn perfecte atomen en kille systematiek, en het alledaagse bestaan, vol slordigheden en onbegrip. Zijn tovertruc is de liefde, voor zijn vrouw Tineke natuurlijk, maar ook voor de poëzie, het weten, de verwondering en de onvolmaaktheid van ons bestaan — alles gevangen in enkele regels. De natuur en de wetenschap vloeien als vanzelf in zijn gedichten, mengen zich met het menselijke tekort en komen tot leven. ‘Gewone wonderen’ noemde Vroman dat. ‘Scheppen gaat van AU,’ schreef hij ooit.”
Een psalm voor dit heelal Leo Vroman (1915 – 2014)
Systeem! hoe graag met U alleen
verklein ik in mijn droom Uw blote
heelal tot knuffelbare grootte
en koester U door mij heen!
Hoe dolgraag schurkt mijn oude huid
flink langs Uw Tijdeloos Begin,
zaait er mijn dood verleden in
en zuigt er mijn toekomst uit!
Maar ach, ik zit hier met mijn wit
vel vol beeld- en tegenspraak
en weet niet wat het scheelt:
eerst stond hier niets, en nu weer dit,
ik weet het niet en schrijf maar raak
en toch is dit Uw Beeld
Gij doet mij schrijven want ik maak
per ongeluk Uw beeld
Gij schrijft mij nooit, ik schrijf
De bundel ‘Gedichten die mannen aan het huilen maken’ is onder meer te koop via de website van AKO.
Mannen huilen niet om poëzie. Of toch wel? In de bundel Gedichten die mannen aan het huilen maken vertellen meer dan zestig vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse mannen welk gedicht hen de tranen naar de ogen jaagt. HP/De Tijd licht de komende weken enkele van deze ‘huilende mannen’ uit. Deze week: rapper Typhoon (artiestennaam van Glenn de Randamie, 1984) over het gedicht De herberg van Jalal ad-Din Rumi.
“Al meteen de eerste keer dat ik het gedicht ‘De herberg’ van Jalal ad-Din Rumi las, kwamen er tranen. Het gedicht nodigt je namelijk om vriendelijker te zijn voor jezelf, jezelf te accepteren vanuit zelfliefde en geen vooropgezette ideeën te hebben over hoe iets is of hoe iets hoort te zijn. Ik leef in een wereld waarin er van alles van me wordt verwacht: dat ik leidinggeef, dat ik verantwoordelijkheden draag. Daardoor vind ik het doorgaans moeilijk om vriendelijk voor mezelf te zijn, mezelf te accepteren zoals ik ben en geen vooropgezette ideeën te hebben. ‘De herberg’ daagt me uit om erop te vertrouwen dat ik compleet ben, dat alles dat zich in mij manifesteert er met een reden is en dat ik alles moet benaderen met een open blik.”
De herberg Jalal ad-Din Rumi (1207 – 1273) (Vertaling: Romeck van Zeyl)
Dit mens-zijn is een soort herberg:
elke ochtend weer bezoek.
Een vreugde, een depressie, een benauwdheid,
een flits van inzicht komt
als een onverwachte gast.
Verwelkom ze; ontvang ze allemaal gastvrij!
Zelfs als er een menigte verdriet binnenstormt
die met geweld je hele huisraad kort en klein slaat.
Behandel dan toch elke gast met eerbied.
Misschien komt hij de boel ontruimen
om plaats te maken voor extase…
De donkere gedachte, schaamte, het venijn,
ontmoet ze bij de voordeur met een brede grijns
en vraag ze om erbij te komen zitten.
Wees blij met iedereen die langskomt.
De hemel heeft ze stuk voor stuk gestuurd
om jou als raadgever te dienen.
De bundel ‘Gedichten die mannen aan het huilen maken’ is onder meer te koop via de website van AKO.
Mannen huilen niet om poëzie. Of toch wel? In de bundel Gedichten die mannen aan het huilen maken vertellen meer dan zestig vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse mannen welk gedicht hen de tranen naar de ogen jaagt. HP/De Tijd licht de komende weken enkele van deze ‘huilende mannen’ uit. Deze week: ruimtevaarder André Kuipers (1958) over het gedicht Aan een ruimtevaarder van Marjolijn van Heemstra.
“Het gedicht Aan een ruimtevaarder van Marjolijn van Heemstra heb ik meegenomen op mijn ruimtereis naar het internationale ruimtestation iss, van 21 december 2011 tot 1 juli 2012. Veel informatie tussen de aarde en het ruimtestation wordt vanzelfsprekend digitaal uitgewisseld en ik had er derhalve voor kunnen kiezen om dit gedicht te laten uploaden. Ik besloot de tekst in fysieke vorm mee te nemen, gedrukt in kleine letters op een stukje papier, als onderdeel van de slechts anderhalve kilo die een astronaut als ‘persoonlijke bagage’ mag meenemen.”
“Aan een ruimtevaarder is voor mij de reflectie van het verlangen om naar de ruimte te willen reizen en los van de zwaartekracht te komen, een verlangen dat veel mensen koesteren. Een verlangen dat ik goed herken. Datzelfde verlangen was voor mij de drijfveer om ooit de keuze te maken om ruimtevaarder te willen worden. Een keuze die door veel mensen niet serieus genomen werd. Ik beet mij vast in mijn droom om ooit de aarde vanuit de ruimte te kunnen aanschouwen. Het verlangen was groot, de drijfveer om ‘te zwemmen in de afwezigheid van grond en getijden’ sterk. Het is gelukt.”
“Op Wereldpoëziedag besloot ik het gedicht in de ruimte voor te dragen. Zo werd deze ode ‘Aan een ruimtevaarder’ tevens een ode aan de dichteres, Marjolijn van Heemstra. ‘Wil je zeggen dat ik er ben?’ zo eindigt haar gedicht. Ik gunde Marjolijn deze reis naar de ruimte. Een stukje van haar was daar.”
Aan een ruimtevaarder (Voor André Kuipers) Marjolijn van Heemstra (1981)
Ik ben een cluster dode zonnen, hardgeworden overschot
vol weerstand, zelfs met maximale aanloop
kaatst de lucht mijn sprong nog voor kniehoogte terug
ik drijf alleen op water en zelfs dat maar tijdelijk
de ruimte tussen mijn gespreide armen
vangt geen wind.
Ik ga in zoogdiergang, van zand naar zand
kom niet boven het rumoer van vee
het geroezemoes van zee of ooghoogte
ik moet de satellieten maar geloven;
het kleurig stromend ozonvel
het fijne edelstenen ei.
Ik weet van vacuümgevaren
het netwerk van nevels en cellen
speldenknoppen poorten naar het licht
andersom heb ik de reis al vaak gemaakt
dit nietig sterrenstoffenlijf uitvergroot
tot lege zalen.
Maar jij hebt ontsnappingssnelheid
stapt straks met veren voeten de explosie in
telt jezelf tussen de sterren
zwemt in de afwezigheid van grond en getijden
ziet ons voor de vlekken die we zijn.
Als jij met niks dan lucht op je rug
in het schijnsel van het eerste moment —
wil je richting het duister draaien
en wil je zeggen dat ik er ben?
De bundel ‘Gedichten die mannen aan het huilen maken’ is onder meer te koop via de website van AKO.