De 27 beste boeken die ik in 2022 heb gelezen

Volgens Goodreads heb ik dit jaar tot nu toe 133 boeken gelezen en geluisterd. In dit bescheiden eindejaarslijstje zet ik de beste boeken in willekeurige volgorde op een rijtje, met bij de eerste drie een korte beschrijving.

Nederlandse fictie

1. De geest moet waaien – Johnny van Doorn

Johnny van Doorn is dertig jaar na zijn vroege dood een beetje in de vergetelheid geraakt. Zijn boeken zijn – voor zover ik na kan gaan – niet meer in druk en onder leeftijdsgenoten wordt hij niet meer gekend. Dat is jammer, want zijn korte verhalen zijn ontzettend goed. Persoonlijk vind ik ze veel beter dan zijn gedichten, die het toch vooral van zijn performance moesten hebben.

Een van de mooiste verhalen uit de bundel De geest moet waaien is het verhaal Mijn Duitse moeder. Johnny’s moeder was een Duitse, maar was in de oorlog ‘tegen de Moffen’. In dit verhaal vertelt hij hoe ze het bezoek van haar broer, die vlakbij was gestationeerd, heeft beleefd.

“Toeterend stopte een legerwagen voor onze deur. We hoorden dronken gezang. Heinz stond op te stoep te wuiven en mijn naam te roepen. Moet je je indenken, de buurt. Iedereen stond voor de ramen. Wat moest ik doen? Ik ging naar buiten en heb Heinz met uitgestoken arm teruggewezen. ‘Nu wil ik je niet kennen’, zei ik tegen hem, ‘ga terug naar je onderdeel en slaap je roes uit.

Heinz werd lijkbleek, hij stotterde… maar ik moest hem de rug toekeren. Ik kon niet anders. Heb er later om gehuild. Als ik had toegegeven zou je ontzettende last hebben gekregen. De mensen zijn niet mals wanneer het om zoiets gaat. Mijn broer had dat ook ingezien. Hij stuurde me een brief waarin hij zich verontschuldigde.

Hij sluit het verhaal af met deze fantastische zin: “Mijn moeder had gesproken – het kleine gezicht van de Tweede Wereldoorlog.”

2. Mambo Jambo – Arthur van Amerongen

Arthur van Amerongen schrijft rauw, simpel en helder en zijn verhalen zijn doorspekt met humor. Hij wordt niet voor niets vergeleken met Jan Cremer en Charles Bukowski – twee andere favoriete schrijvers van mij. Ik heb de mazzel dat hij elke vrijdag een column bij me inlevert en dat ik dus de eerste ben die zijn nieuwe pennenvruchten mag lezen. Soms schrijft hij zinnen waar ik hardop om moet grinniken. Neem nu deze anekdote uit een stuk van een poos geleden:

“U kent toch dat verhaal van die Friese boerenknecht die met zijn nieuwe fiets naar zijn werk kwam? De herenboer zei toen: ‘Heb je een nieuwe nieuwe fiets, Gerben?’ Gerben zegt niks en gaat met zijn hooivork het land op. Aan het einde van de dag loopt hij naar zijn baas en zegt: ‘Baas, dit was mijn laatste dag hier.’ Waarop de baas stomverbaasd roep: ‘Maar waarom dan toch, trouwe knecht?’ ‘Nou, baas’, antwoordt Gerben, ‘vanwege al dat gelul over mijn nieuwe fiets.’”

Ik moet weer lachen nu ik het lees.

Mambo Jambo is misschien wel zijn beste boek. De ondertitel ‘Een krankzinnige liefde in Zuid-Amerika’ zegt eigenlijk alles. Arthur (zijn gelijknamige alter ergo) vertrekt met zijn geliefde Carmen naar Paraguay. Wat daar gebeurt moet je zelf maar lezen. De pagina’s druipen van de drank en de dope – en altijd is er ergens wel een hondje.

3. 533: Een dagenboek – Cees Nooteboom

Cees Nooteboom woont een deel van het jaar op Menorca. In tachtig hoofdstukjes schetst hij een beeld van zijn leven op dat Spaanse eiland. Het gaat over van alles: over de bloemen van de cactussen, over dreigend onweer, over literatuur. Over Marcel Proust: “Op een dag vroeg mijn Franse uitgever me in welke taal ik Proust had gelezen, en toen ik enigszins gekwetst zei ‘in het Frans natuurlijk’ zei hij: ‘Maar dat is belachelijk. In het Frans is Proust natuurlijk nog steeds geniaal, maar ook allang ouderwets, met al die antiquarische vormen van de subjonctif. De Engelsen hebben sinds de dood van Proust al drie keer een nieuwe vertaling gehad. Dat zouden de Fransen ook wel willen. Er is niets dat zo snel veroudert als stijl.'”

4. Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan – Louis Couperus
5. Brengschuld – Jan Siebelink
6. Mevrouw mijn moeder – Yvonne Keuls
7. ’s Nachts komen de vossen – Cees Nooteboom
8. De hemel is altijd paars – Sholeh Rezazadeh
9. De ondergang van de familie Boslowits – Gerard Reve

Vertaalde fictie

1. Pnin – Vladimir Nabokov

Vladimir Nabokov zal altijd de schrijver van Lolita zijn, maar hij is zeker ook de schrijver van Pnin. In dit boek uit 1957 – zijn eerste roman na Lolita – gaat over de Russische emigrant Timofey Pnin. Het verhaal in het kort`: Pnin, een professor van een jaar of vijftig, komt vanuit Rusland in de Verenigde Staten terecht. De verteller beschrijft hem als een vreselijk onhandige kluns: hij beheerst de taal niet, stapt in de verkeerde trein naar een lezing, vergeet zijn aantekeningen, enzovoort. Aan het eind van het boek blijkt pas wie de verteller is: Vladimir Vladimirovich, alias V.V. Ook hij is van Russische origine, maar een stuk beter geassimileerd dan Pnin. Hij praat daarom met een zekere spot over zijn onbeholpen collega. V.V. blijkt het nieuwe hoofd van de Russische faculteit op de universiteit waar Pnin werkt. Pnin weigert echter voor hem te werken door enkele voorvallen uit het verleden en vertrekt.

Door de jaren heen zijn er vele interpretaties gegeven aan dit verhaal: naar wie heeft de schrijver Pnin en V.V. gemodelleerd? Mijn idee is dat dit boek een dubbelportret is van Nabokov. Pnin is de jongere Nabokov die, hoewel hij de Engelse taal al goed beheerste, toch moeite moet hebben gehad met culturele verschillen in de Verenigde Staten. V.V. is de oudere Nabokov die met een zekere spot maar ook met mededogen terugkijkt op die jongere variant van zichzelf.

Lees dit boek, al was het alleen al vanwege de fenomenale zinnen. Er is geen betere stilist dan Nabokov.

2. Boekenmendel – Stefan Zweig

Tachtig jaar na het overlijden van Stefan Zweig werd zijn korte verhaal Boekenmendel voor het eerst vertaald in het Nederlands. Het is een van de mooiste verhalen die ik ooit las. Het verhaal gaat over de geniale joodse antiquaar die in de jaren rond de Eerste Wereldoorlog vanuit het Weense café Gluck boeken verkoopt. ‘Boekenmendel’, zoals hij werd genoemd, las niets maar wist alles. ‘Jakob Mendel vergat nooit een titel, een bedrag, hij kende elk plantje, elk wimpeldiertje, elke ster in de eeuwig welvende en voortdurende omgeschudde kosmos van het boekenheelal.’ Zulke zinnen zijn voor de eeuwigheid.

3. Maus – Art Spiegelman

Graphic novel over de oorlogsgeschiedenis van de vader van Art Spiegelman, een overlevende van de Holocaust. In het boek tekent hij letterlijk de gesprekken op tussen hem en zijn vader. Joden worden weergegeven als muizen; nazi’s worden getekend als katten. In detail vertelt zijn vader welke verschrikkingen hij heeft meegemaakt in de vernietigingskampen waar hij zat. De tekeningen van zijn zoon verduidelijken zijn verhaal. Sommigen staan op mijn netvlies gegrift, zoals die van de boom waaraan mensen opgehangen werden. Een van de indrukwekkendste boeken over de Tweede Wereldoorlog die ik ooit las.

4. Norwegian Wood – Haruki Murakami
5. Katers en poezen – Charles Bukowski
6. Mrs. Dalloway – Virginia Woolf
7. Het hart een eenzame jager – Carson McCullers
8. Kindertijd – Tove Ditsleven
9. Het portret van Dorian Gray – Oscar Wilde

Non-fictie

1. Een kleine (cultuur)geschiedenis van de grote neus – Caro Verbeek

Dit is het eerste boek dat ik in 2022 las en het behoort nog steeds tot mijn favorieten: Een kleine (cultuur)geschiedenis van de grote neus van Caro Verbeek. Ik heb zelf ook niet achteraan gestaan toen de neuzen werden uitgedeeld, dus het is erg leuk om te lezen dat een grote neus vroeger als iets voornaams werd gezien. Sterker nog: het werd gezien als een indicator van intellect, moed, karakter en status. Verbeek neemt je mee langs de beroemdste neuzen uit de geschiedenis: van Cleopatra naar Lady Gaga, van Julius Caesar naar Charles Darwin. (Die vanwege zijn kleine dopneus bijna niet toegelaten werd tot de Beagle.) Verbeek schrijft met kennis van zaken en heeft een scherp oog voor historische voetnoten die leuk zijn om te weten.

2. Waar blijft de ziel? – Bert Keizer

Bert Keizer is verpleeghuisarts, filosoof en schrijver. Ik heb zijn boeken dit jaar ontdekt door de podcast Peptalk. Pepijn Schoneveld sprak in een van de afleveringen met acteur Gijs de Lange, die op dat moment wist dat hij ernstig ziek was en nog maar een week te leven had. Het gesprek kwam op ‘de ziel’ en wat dat dan eigenlijk is. De Lange herlas op dat moment het werk van Keizer, omdat dat hem troost gaf in de laatste fase van zijn leven. Volgens hem staat de beste omschrijving van ‘de ziel’ in het boek Waar blijft de ziel van Bert Keizer. ‘De ziel zit in het lichaam als de stemming in het feestje. En als de stemming eruit is heeft het geen zin om buiten te gaan kijken waar hij gebleven is.’

3. Slakken – Florian Werner

Florian Werner geeft in zijn boek Slakken een kleine cultuur-historische en biologische geschiedenis van de slak. Ik wist bijvoorbeeld niet dat er 100.000 slakkensoorten zijn, en ook niet dat de tuinslakken het grootste gedeelte van het jaar onder de grond leven. Ik wist ook niet dat slakken ‘buikpotigen’ worden genoemd en dat ze in streng-katholieke landen het meest worden gegeten dankzij de voedingsvoorschriften van de katholieke kerk. Omdat slakken niet als vlees telden, mochten ze ook in de passietijd worden gegeten en waren ze een gewild vastenmaal. Ook beschrijft hij een bezoek aan een slakkenrace en legt hij uit waarom slakken zo vaak op schilderijen staan afgebeeld. Ik hou van schrijvers die een vreemde obsessie hebben en daar dan een boek over maken. (Zie ook het boek van Caro Verbeek.)

4. Als de wereld vergaat, ga ik naar Nederland – Jan Blokker jr.
5. Dagboek van een lezer – Alberto Mangue
6. Leven in de verbeelding. Hella S. Haasse (1918 – 2011) – Aleid Truijens
7. Soldaat van Oranje – Erik Hazelhoff Roelfzema
8. Hoe God verdween uit Jorwerd – Geert Mak
9. Shakespeare and Company, Paris – Krista Halverson

Zelfportret

Persoonlijke vragen aan negentig Bekende Nederlanders, samengesteld door Felix Huygen en Nick Muller.

Bent u monogaam? Lijkt u op uw moeder? Wat zijn uw dagdromen? Wanneer heeft u voor het laatst gehuild? Wanneer was u het gelukkigst? Het is een greep uit de intieme en onthullende vragen – gebaseerd op de questionnaire van Marcel Proust – die ruim achthonderd Nederlanders sinds 1997 hebben beantwoord in de rubriek ‘Zelfportret’ in het tijdschrift HP/De Tijd.

De meest uiteenlopende bn’ers uit cultuur, politiek, sport en bedrijfsleven – van Carice van Houten tot Eva Jinek, van Janine Abbring tot Matthijs van Nieuwkerk en van Harry Mulisch tot André Hazes – hebben zich aan dit vragenvuur onderworpen en verleenden daarmee een kijkje in hun ziel. Hun antwoorden zijn vaak opvallend openhartig. De aard van de vragen bleek aan de koelste kikkers de opmerkelijkste uitspraken te kunnen ontlokken. Zoals Pim Fortuyn, die bekende: ‘Ik heb aan het geluk geroken, maar ik heb het nog niet bereikt.’

Voor dit boek werden de negentig beste, verrassendste, inspirerendste zelfportretten geselecteerd en in chronologische volgorde gezet. Samen bieden ze een fascinerend tijdsbeeld van de eerste, woelige decennia van de eenentwintigste eeuw. Een tijd van grote veranderingen, verwarring en twijfel, maar ook van vriendschap en liefde, waarin elke lezer zich zal herkennen.

Het boek is vanaf 22 februari 2022 te koop in de (online) boekhandel. U kunt het boek hier alvast reserveren.

Bennie Jolink: ‘Caravaggio was een querulant, net als ik’

Bennie Jolink (73) zou het 45-jarig jubileum van Normaal vieren met een groot concert, maar dat gaat vanwege het coronavirus niet door. Wel verschijnt er tegen het eind van dit jaar een 35-delige cd-box met alle singles en het boek Normale verhalen. Wat leest, luistert en ziet deze boerenrocker in zijn vrije tijd?

Lees verder Bennie Jolink: ‘Caravaggio was een querulant, net als ik’

Schrijversschrijvers

Van welke boeken kan een jonge schrijver iets opsteken? Nick Muller, derdejaars student Nederlandse Taal en Cultuur en redacteur bij HP/De Tijd, vroeg het vijf jaar geleden aan twintig literatoren. Onder meer Cees Nooteboom, Hanna Bervoets en Joost Zwagerman gaven advies. “Madame Bovary is een must read voor iedereen die ernst maakt met het schrijverschap.”

Verschenen in Absint, mei 2019.

Veel meer dan een knapzak met proviand en een viool had hij niet bij zich toen hij vertrok. Arnold Samuelson (1912 – 1981) had net zijn studie journalistiek afgerond aan de Universiteit van Minnesota, toen hij in het voorjaar van 1934 in de Cosmopolitan het inmiddels klassieke verhaal One Trip Across van Ernest Hemingway las. Hij werd er zo door gegrepen dat hij stante pede besloot om van zijn woonplaats Minneapolis naar het bijna tweeduizend kilometer verderop gelegen Key West te liften, de stad waar de toen al wereldberoemde schrijver resideerde. “It seemed a damn fool thing to do”, memoreert hij later in zijn boek With Hemingway: A Year in Key West and Cuba, “but a twenty-two-year-old tramp during the Great Depression didn’t have to have much reason for what he did.”

Samuelson zat een beetje vast. Hij had zijn studie afgerond, maar omdat hij weigerde om vijf dollar te betalen voor een diploma was hij niet officieel afgestudeerd. Voor de plaatselijke krant schreef hij af en toe een journalistiek stuk – al deed hij dat met lichte tegenzin. Hij wist zeker dat hij in de wieg was gelegd om grote meesterwerken te schrijven. Hij wilde niets liever dan schrijver worden, alleen het schrijven zelf lukte nog niet zo goed: hij wist niet hoe hij een verhaal op moest bouwen of hoe hij zijn personages leven in kon blazen. In een vlaag van jeugdige overmoed zag hij in de schrijver van het dan pas verschenen A Farewell to Arms zijn ideale leermeester en vertrok. Na een barre tocht – het laatste deel van de reis legde hij met gevaar voor eigen leven af op het dak van een goederentrein – kwam hij aan in Key West. De stad lag door de crisis op zijn gat. Veel sigarenfabrieken waren gesloten en veel vissers bleven aan land. Alleen de schrijvers bleven schrijven. Hemingway was aan het werk toen er iemand op de deur klopte. Hij deed open en vroeg geagiteerd: “What do you want?” Samuelson viel even stil. Hij had niet verwacht dat de schrijver zelf open zou doen. Hij nam een hap lucht, stelde zich beleefd aan hem voor en vertelde zijn verhaal: hoe hij werd getroffen door One Trip Across, dat hij zelf schrijver wilde worden en dat hij tweeduizend kilometer heeft gelift om de door hem bewonderde schrijver om advies te vragen. “Why the hell didn’t you say you just wanted to chew the fat?”, antwoordde een opgeklaarde Hemingway. “I thought you wanted to visit.”
De volgende middag was hij welkom voor advies. Hemingway zat op zijn veranda. Hij droeg een kakikleurige broek en een paar afgetrapte pantoffels en had The New York Times en een glas vuurwater binnen handbereik. Het gesprek werd al snel een college van meester tot leerling, herinnert Samuelson zich in zijn boek: “’The most important thing I’ve learned about writing is never write too much at a time’, Hemingway said, tapping my arm with his finger. ‘Never pump yourself dry. Leave a little for the next day. [-] The next morning, when you’ve had a good sleep and you’re feeling fresh, rewrite what you wrote the day before. When you come to the interesting place and you know what is going to happen next, go on from there and stop at another high point of interest. That way, when you get through, your stuff is full of interesting places and when you write a novel you never get stuck and you make it interesting as you go along’.” Ook adviseerde hij hem om veel klassiekers te lezen, omdat je zeker weet dat die de tand des tijds hebben doorstaan. Bij hedendaagse schrijvers is dat nog maar de vraag. Aan het eind van de middag – waar overigens de kiem werd gelegd voor een innige vriendschap – schreef de meester een leeslijst waar zijn gulzige leerling zijn voordeel mee kon doen. Op die lijst staan onder meer Oorlog en Vrede van Leo Tolstoj, Madame Bovary van Gustave Flaubert en Dubliners van James Joyce.

We maken een sprong in de tijd. Het is exact tachtig jaar later. Key West ligt door een economische crisis opnieuw op zijn gat – de geschiedenis blijft zich altijd herhalen. Een tweeëntwintigjarige, pas afgestudeerde journalist met schrijfambities leest het verhaal over de ontmoeting tussen Arnold Samuelson en Ernest Hemingway. Hij wil ook beter leren schrijven en bedenkt daarom een list. Voor het blad waarvoor hij werkt maakt hij een rubriek waarin hij twintig door hem bewonderde schrijvers om advies vraagt. Met welke boeken kan een jonge schrijver zijn voordeel doen? Het is als een literaire interviewserie verpakt, maar stiekem is hij zelf gewoon op zoek naar een duwtje in de goede richting. Tot zijn grote vreugde werkt iedereen mee. Verderop staat een selectie van de boeken die zijn genoemd; wie even googelt op ‘WritLit’ vindt alle adviezen en leeslijsten die destijds zijn gepasseerd.
Drie adviezen zijn hem bijgebleven. Jan Cremer zegt dat je als schrijver allereerst een rotsvast vertrouwen in jezelf moet hebben. “Ik vind dat elke schrijver de dwingende ambitie moet hebben om ‘de beste schrijver ter wereld’ te worden, anders moet je meteen de pen neerleggen, de schrijfmachine in de hoek gooien, de computer bij het grofvuil zetten en het schrijfgerei nooit meer aanraken. Geen valse bescheidenheid, weg met dat calvinistische vitriool. Geloof in jezelf, denk écht dat je de Nobelprijs waardig bent, en zet de champagne klaar ten tijde van de uitreiking (zoals een enkele schrijver doet.)”
Hanna Bervoets schrijft dat je alleen moet lezen wat je zelf goed vindt. “Laat je leeslijst alsjeblieft niet bederven door de opgelegde smaak van anderen. Lijstjes als deze moet je altijd wantrouwen: ze dienen niet zelden om de auteur van een belezen, kritisch danwel intelligent imago te voorzien. In mijn lijst staan tien boeken die ik mooi vond. Ga gerust verder in The Hunger Games als je ze niets vindt.”
Cees Nooteboom geeft ten slotte misschien wel het beste advies: volg je instinct. “Algemene, niet gevraagde raad aan de jonge schrijver: ga op reis. Neem een goedkoop vliegtuig naar een armzalige hoofdstad, ga naar het busstation en begin maar ergens. Ooit vroeg ik in een vlaag van jaloezie aan Rüdiger Safranski, die mij steeds verbijstert door zijn enorme belezenheid: ‘Wanneer heb je dat allemaal gelezen?’ Zijn antwoord: ‘Toen jij met al je reizen in het boek van de wereld gelezen hebt.’ Lees trouwens zijn biografieën van Nietzsche en Schopenhauer, daar kun je heel wat eigentijdse glorieboeken voor laten liggen. Tweede ongevraagde raad: lees poëzie. Poëzie waagt zich verder in het domein van de taal dan het meeste proza, daar kun je je voordeel mee doen. Ik las in de lijst van Joost Zwagerman: stijl is alles. Ik las ergens bij mezelf: ‘Stijl is het eerste dat bederft.’ Ook ik vind dat stijl belangrijk is. Maar stijl is niet alles. Schrijven is organisatie. En er is ook zoiets als ervaring van de wereld. Niet iedereen heeft daar evenveel van nodig. Volg je instinct.”

Die tweeëntwintigjarige, pas afgestudeerde journalist was ik. Na het maken van deze rubriek was er niets meer over van mijn schrijfambities. Ik vind mezelf niet de beste schrijver van de wereld en heb niet het idee dat ik de wereld kan veranderen met een nog te schrijven roman. Ik heb inmiddels redelijk wat gelezen, ook van de boeken die werden genoemd, en die leeservaringen sterken mijn idee. Bij elk boek dat ik dichtsla, denk ik: je moet wel erg hoogmoedig zijn om te denken dat je dit kunt overtreffen. Ik ben dus geen schrijver. Ook dat is een waardevolle les.
Arnold Samuelson bleek trouwens ook niet het literaire genie dat hij hoopte te zijn. Op internet is er nauwelijks iets over hem te vinden. Het enige wat rest zijn een handvol artikelen over zijn avontuurlijke trip naar Key West.
De meeste schrijvers zijn lezers, maar de meeste lezers zijn geen schrijvers. Het is een harde waarheid voor zachte jongenszielen zoals die van ons. Ik geloof ook niet dat je schrijver kunt worden; een schrijver ben je of je bent het niet. Als je een schrijver wilt worden dan ben je het blijkbaar niet. Hemingway wist altijd al dat hij een groot schrijver was. Daar helpt – om maar eens een andere grote schrijver te citeren – geen moedertjelief aan. /

Kaderteksten

Kees de Jongen (1923)
Theo Thijssen (1879 – 1943)

Remco Campert: “Een ontroerend boek over de dromen en de werkelijkheid van een Amsterdamse jongen. Helder en in ‘gewone’ taal geschreven, wars van de toenmalige literaire conventies. Dit boek kon wat mij betreft ook gisteren geschreven zijn.”

Madame Bovary (1856)
Gustave Flaubert (1821 – 1880)

Joost Zwagerman: “Een must read voor iedereen die ernst maakt met het schrijverschap. Van Flaubert leer je zorgvuldig en effectief formuleren; iedere zin uit dit boek staat er fier gebeeldhouwd bij. En wat is Emma Bovary nu eigenlijk voor een vrouw? Een smachtende romantische en zinnelijke vrouw of een eeuwig ontevreden zeurwijf uit de kleinburgerij? Allebei misschien – dat is het raadselachtige.”

Le premier homme (1960)
Albert Camus (1913 – 1960)

Nelleke Noordervliet: “Het eerdere werk van Camus opende in mijn tere jongemeisjesjaren een wereld van onafhankelijk denken en goed schrijven. De mens in opstand verwoordde begin jaren zestig voor mij precies mijn levensgevoel: het leven heeft geen zin of betekenis, maar laten we er iets rechtvaardigs van proberen te maken. [-] Le premier homme [-] is het verhaal van een jongen uit een achterbuurt van Algiers, die het tot winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur schopt. From rags to riches. Het is een met veel liefde geschreven portret van een familie en een gemeenschap die door de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd in een precaire positie terechtkwam.”

Villa des Roses (1913)
Willem Elsschot (1882 – 1960)

A.L. Snijders: “Terwijl ik Villa des Roses herlees, legt een beoefenaar van de vergelijkende literatuurwetenschap me uit dat je een Engelse roman van honderd jaar geleden zonder problemen kunt lezen, spelling en stijl zijn niet veranderd. Vergelijk dat eens met onze literatuur uit die tijd, hopeloos verouderd. Ik kijk naar Villa des Roses, in Rotterdam geschreven in 1909, de taal is nieuw gebleven, het boek is gisteren geschreven.”

Bezoek van een knokploeg (2010)
Jennifer Egan (1962)

Hanna Bervoets: Veelgeprezen én gehypte verhalenbundel over de Amerikaanse muziekscene, vooral fantastisch vanwege de stijl. Ieder hoofdstuk wordt verteld vanuit een ander perspectief, en volgens sommige recensenten slaat Egan steeds een compleet andere toon aan. Maar eigenlijk is dat niet zo. Je blijft Egan – als auteur – door de zogenaamd zo verschillende stijlen heen lezen; zoals je iemand nog steeds herkent wanneer hij zijn gezicht heeft geschminkt. Gelukkig maar, Egan schrijft intelligent maar met compassie voor haar hoofdpersonages, schakelt moeiteloos van slapstick naar sentiment.

Tegen de keer
(1884)
J.-K. Huysmans (1848 – 1907)

Jan Siebelink: “Ik las het voor het eerst als twintigjarige en mijn leven veranderde. Zo’n boek had ik niet eerder gelezen. Het voerde mij een wereld binnen die ik niet kende, die van het kwaad, de decadentie, het symbolisme. In deze roman wordt het kwaad geprezen, de mens tot op de bodem gepeild, worden de grenzen van de kennis verlegd, en dat alles in een werkelijk verblindende stijl die in Nederland min of meer aan Couperus doet denken.”

The Catcher in the Rye (1951)
J.D. Salinger (1919 – 2010)

Herman Brusselmans: “Salinger kan met een grote eenvoud de belangrijke thema’s des levens verwoorden, maar het is een bedrieglijke eenvoud: bijna niet na te doen. The Catcher In The Rye is het ultieme puberboek, maar overstijgt dat genre: eenieder kan er een les uit trekken. Deze les is dezelfde als die bij Reve: het leven is niks, maar we moeten erdoorheen.”

Annet Malherbe over haar museumfobie

Annet Malherbe (61) speelt in de voorstelling InVrede. Als tv-actrice werd ze bekend door onder meer Jiskefet en Gooische Vrouwen. Wat leest, luistert en ziet zij zoal in haar vrije tijd?

Verschenen in het aprilnummer van HP/De Tijd. (2019)
Lees het gehele interview hier.

Boeken
“Ik heb al een jaar een reader’s block. Ik heb wel een aantal boeken op mijn nachttafel liggen, maar die worden altijd vrijwel meteen weer neergelegd. Laatst begon ik in Mijn zusje, de seriemoordenaar, het debuut van de Nigeriaanse schrijfster Oyinkan Braithwaite. Het schijnt een goed boek te zijn, alleen ben ik niet verder gekomen dan de eerste drie bladzijden, die ik ook alweer vergeten ben. Ik zeg het je: het is echt een aandoening. Ik word wel graag voorgelezen. Mijn man (kunstenaar en regisseur Alex van Warmerdam – red.) leest mij nu voor het slapengaan voor uit Een huis vol – een geschiedenis van het dagelijks leven van Bill Bryson. Hij las gisteren bijvoorbeeld voor dat het helemaal niet vanzelfsprekend was dat mensen zich vroeger wasten. Ook vooraanstaande mensen wasten zich niet. Hij vertelde iets over een of andere koning die zich elfenhalf jaar niet had gewassen, maar ook zijn onderhemd niet had verwisseld of verschoond. Toen het uit moest, omdat er waarschijnlijk niet veel meer van over was, bleek dat hemd helemaal in zijn huid gegroeid te zijn. Hele repen vel werden meegetrokken. Ik ben dus echt dol op dat soort verhalen. Het kan mij niet goor genoeg.”

Beeldende kunst
“Ik heb een soort museumfobie. Ik vind het heel moeilijk om in een museum te zijn, omdat er gewoon te veel is om te zien. Een poos geleden waren we in het Prado in Madrid. Alex stond erop dat ik Las Meninas (de hofdames) zag van Velázquez. Ik heb in de enorme museumhal op een bankje gewacht terwijl hij het schilderij ging zoeken. Als acteur is het fantastisch om daar te zitten. Je ziet allemaal kleine dingen – bijvoorbeeld hoe iemand loopt of hoe iemand zijn jas uittrekt – die je later weer kunt gebruiken voor een rol. Na een tijdje kwam hij me halen en heeft hij me linea recta naar dat schilderij geleid. Het is inderdaad een prachtig schilderij. Ik heb het goed op me in laten werken en daarna zijn we weer vertrokken. Het Guggenheim in New York vind ik wel een prettig museum, omdat je in een krul omhooggaat. Je loopt niet van zaal naar zaal; je ziet waar je naartoe gaat. Je hebt ook maar één wand met schilderijen. De andere wand is open. Heel overzichtelijk.”

Theater
“Je vraagt wat ik vind van de #Metoobeschuldigingen aan het adres van Job Gosschalk en Ruut Weissman. Natuurlijk vind ik iedere ongewenste seksuele avance verwerpelijk. Ik weet dat er uiteindelijk maar één aanklacht is geweest tegen Job Gosschalk. Ruut Weissman is een ander verhaal. Een docent kan geen seksuele relatie hebben met een leerling. Dan is er altijd sprake van een machtsverhouding. Natuurlijk kan een docent verliefd worden op een leerling, dat mag van mij best, maar dan moet je wel stoppen met lesgegeven. Ik vind het trouwens verbazingwekkend hoe weinig aanklachten er zijn geweest in Nederland. Ik ken acteurs van wie ik in die periode dacht: jij zult wel zenuwachtig worden, maar ze zijn ermee weggekomen. Er zijn trouwens nog steeds mannen die hun handjes niet thuis kunnen houden. Ook nu nog worden er ongevraagd tongen naar binnen gestoken. De predatoren staan zichzelf vrijheden toe die nog steeds worden gedoogd. Even de hand langs de borst of tussen de benen. Jonge actrices durven daar misschien niet zo snel iets van te zeggen, omdat ze denken: heb ik dat wel goed gemerkt? Zolang mensen hun mond dichthouden, blijft dit doorgaan. Als ik nu getuige zou zijn, dan zou ik er ogenblikkelijk werk van maken. I don’t give a fuck. Zolang we er niets van zeggen, blijft dit doorgaan.”

Nick te gast bij Freek en Hella de Jonge

(Via de website van het Groninger Museum.)

Het echtpaar Hella en Freek de Jonge werkt al decennia samen. Deze tentoonstelling vertelt hun verhaal aan de hand van hun kunstcollectie en persoonlijke eigendommen als kostuums, keramieken, foto’s, filmbeelden en niet eerder vertoonde fragmenten over hun activiteiten in Groningen. Bijzonder aan deze expositie is dat Hella en Freek tijdelijk ‘wonen’ in het Groninger Museum. Zij zijn er elke dag tussen 10 en 17 uur en ontvangen bijna dagelijks bekende gasten. Hierdoor stap je voor heel even letterlijk in het leven van Freek en Hella de Jonge.

Ik was op dinsdag 18 september te gast en ging in het Groninger Museum met Freek en Hella in gesprek over hun tentoonstelling. Het interview is hier terug te bekijken.