De vieste schrijver van Nederland

Verschenen in De Titaan 08, 2015.

Een schrijver die meer dan twintig keer in een psychiatrische inrichting heeft gezeten, dat moet wel een goede schrijver zijn. Als de belangrijkste thema’s in diens oeuvre dan ook nog eens worden samengevat als ‘hoerenbezoek, scatologie en slecht zittende kunstgebitten’ dan is de interesse van een adolescent natuurlijk al snel gewekt.

Ik hoorde voor het eerst van de schrijver A. Moonen (zeg: A punt Moonen, 1937 – 2007) toen ik met wat studiegenoten in de trein op weg naar huis vrolijk aan het bakkeleien was over de vraag wat het meest perverse boek is dat ooit is geschreven. ‘Woensdag gehaktdag’ van Richard Klinkhamer riep de een. Ada van Vladimir Nabokov overtroefde de ander. Een derde noemde schimpscheutend De Bijbel. Tim, een ietwat verlegen jongen met een beugel, hoorde het geredetwist geamuseerd aan en deed als laatste een duit in het zakje: De wurger van Delft van A. Moonen. Niemand van ons kende het boek noch de schrijver. Alleen al vanwege de titel heb ik het diezelfde middag nog besteld.

De verhalen die ik over de schrijver las prikkelden mijn zinnen. A. Moonen werd meer dan eens ‘de vieste schrijver van Nederland’ genoemd. Hij werd omschreven als eenzame man die zich liet leiden door zijn driften, net als de personages in zijn boeken. Een vieze man avant la lettre. Dat beeld komt het sterkst naar voren in een artikel dat Theodor Holman voor De Groene Amsterdammer schreef. Hierin beschrijft hij een bezoek aan Moonen op diens verjaardag. Holman: “Hij ontving ons gekleed in netkousen met jarretels en paarse pumps en droeg zijn Franse broekje – zo was ik al eens vaker ontvangen, ook als ik gewoon met hem ging schaken.” Daarna vertrouwde de schrijver hem nog even droogjes toe dat zijn vriend Yilmaz hem die middag dertien keer van achteren had genomen, om zich daarna hardop af te vragen: “Hoe doen die Turken dat toch?”

Een andere onvergetelijke passage uit het artikel is het moment dat de columnist de schrijver bezoekt wanneer die een psychose blijkt te hebben. “Moonen had zijn bed tegen de wand gezet, had hier en daar tegen de muur gepist en op de grond gekakt, was voortdurend met een dildo in de weer die hij in zijn kont stopte, en schreeuwde onsamenhangende dingen. (-) Nooit zal ik vergeten dat ’s nachts de dienstdoende huisarts kwam, een hindoestaanse dokter die luisterde naar de naam Samdoeharsingh of iets dergelijks. Een wat burgerlijke, oudere man. Toen Moonen hem zag, ging hij met zijn rug voor de arts staan, bukte zich en dreef een dildo in zijn reet, waarop de arts tegen mij zei met een zwaar accent: ‘Volgens mij is deze mijnheer homofiel.’”

En zo gaat het nog wel even door.

Tim spreek ik al lang niet meer. De wurger van Delft staat ongelezen in de kast – het boek bleek toch niet aan mij besteed. En toch houd ik van A. Moonen. Niet eens zozeer om de verhalen die hij zelf schreef, maar juist om de verhalen die over hem geschreven werden. Ik heb behoefte aan een nieuwe literaire gek. Ik heb behoefte aan iemand die af en toe eens wat reuring veroorzaakt in de saaie literaire wereld. Ik heb behoefte aan een nieuwe A. Moonen – desnoods inclusief netkousen en paarse pumps.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s