Van welke boeken kan een jonge schrijver iets opsteken? Nick Muller, derdejaars student Nederlandse Taal en Cultuur en redacteur bij HP/De Tijd, vroeg het vijf jaar geleden aan twintig literatoren. Onder meer Cees Nooteboom, Hanna Bervoets en Joost Zwagerman gaven advies. “Madame Bovary is een must read voor iedereen die ernst maakt met het schrijverschap.”
Verschenen in Absint, mei 2019.
Veel meer dan een knapzak met proviand en een viool had hij niet bij zich toen hij vertrok. Arnold Samuelson (1912 – 1981) had net zijn studie journalistiek afgerond aan de Universiteit van Minnesota, toen hij in het voorjaar van 1934 in de Cosmopolitan het inmiddels klassieke verhaal One Trip Across van Ernest Hemingway las. Hij werd er zo door gegrepen dat hij stante pede besloot om van zijn woonplaats Minneapolis naar het bijna tweeduizend kilometer verderop gelegen Key West te liften, de stad waar de toen al wereldberoemde schrijver resideerde. “It seemed a damn fool thing to do”, memoreert hij later in zijn boek With Hemingway: A Year in Key West and Cuba, “but a twenty-two-year-old tramp during the Great Depression didn’t have to have much reason for what he did.”
Samuelson zat een beetje vast. Hij had zijn studie afgerond, maar omdat hij weigerde om vijf dollar te betalen voor een diploma was hij niet officieel afgestudeerd. Voor de plaatselijke krant schreef hij af en toe een journalistiek stuk – al deed hij dat met lichte tegenzin. Hij wist zeker dat hij in de wieg was gelegd om grote meesterwerken te schrijven. Hij wilde niets liever dan schrijver worden, alleen het schrijven zelf lukte nog niet zo goed: hij wist niet hoe hij een verhaal op moest bouwen of hoe hij zijn personages leven in kon blazen. In een vlaag van jeugdige overmoed zag hij in de schrijver van het dan pas verschenen A Farewell to Arms zijn ideale leermeester en vertrok. Na een barre tocht – het laatste deel van de reis legde hij met gevaar voor eigen leven af op het dak van een goederentrein – kwam hij aan in Key West. De stad lag door de crisis op zijn gat. Veel sigarenfabrieken waren gesloten en veel vissers bleven aan land. Alleen de schrijvers bleven schrijven. Hemingway was aan het werk toen er iemand op de deur klopte. Hij deed open en vroeg geagiteerd: “What do you want?” Samuelson viel even stil. Hij had niet verwacht dat de schrijver zelf open zou doen. Hij nam een hap lucht, stelde zich beleefd aan hem voor en vertelde zijn verhaal: hoe hij werd getroffen door One Trip Across, dat hij zelf schrijver wilde worden en dat hij tweeduizend kilometer heeft gelift om de door hem bewonderde schrijver om advies te vragen. “Why the hell didn’t you say you just wanted to chew the fat?”, antwoordde een opgeklaarde Hemingway. “I thought you wanted to visit.”
De volgende middag was hij welkom voor advies. Hemingway zat op zijn veranda. Hij droeg een kakikleurige broek en een paar afgetrapte pantoffels en had The New York Times en een glas vuurwater binnen handbereik. Het gesprek werd al snel een college van meester tot leerling, herinnert Samuelson zich in zijn boek: “’The most important thing I’ve learned about writing is never write too much at a time’, Hemingway said, tapping my arm with his finger. ‘Never pump yourself dry. Leave a little for the next day. [-] The next morning, when you’ve had a good sleep and you’re feeling fresh, rewrite what you wrote the day before. When you come to the interesting place and you know what is going to happen next, go on from there and stop at another high point of interest. That way, when you get through, your stuff is full of interesting places and when you write a novel you never get stuck and you make it interesting as you go along’.” Ook adviseerde hij hem om veel klassiekers te lezen, omdat je zeker weet dat die de tand des tijds hebben doorstaan. Bij hedendaagse schrijvers is dat nog maar de vraag. Aan het eind van de middag – waar overigens de kiem werd gelegd voor een innige vriendschap – schreef de meester een leeslijst waar zijn gulzige leerling zijn voordeel mee kon doen. Op die lijst staan onder meer Oorlog en Vrede van Leo Tolstoj, Madame Bovary van Gustave Flaubert en Dubliners van James Joyce.
We maken een sprong in de tijd. Het is exact tachtig jaar later. Key West ligt door een economische crisis opnieuw op zijn gat – de geschiedenis blijft zich altijd herhalen. Een tweeëntwintigjarige, pas afgestudeerde journalist met schrijfambities leest het verhaal over de ontmoeting tussen Arnold Samuelson en Ernest Hemingway. Hij wil ook beter leren schrijven en bedenkt daarom een list. Voor het blad waarvoor hij werkt maakt hij een rubriek waarin hij twintig door hem bewonderde schrijvers om advies vraagt. Met welke boeken kan een jonge schrijver zijn voordeel doen? Het is als een literaire interviewserie verpakt, maar stiekem is hij zelf gewoon op zoek naar een duwtje in de goede richting. Tot zijn grote vreugde werkt iedereen mee. Verderop staat een selectie van de boeken die zijn genoemd; wie even googelt op ‘WritLit’ vindt alle adviezen en leeslijsten die destijds zijn gepasseerd.
Drie adviezen zijn hem bijgebleven. Jan Cremer zegt dat je als schrijver allereerst een rotsvast vertrouwen in jezelf moet hebben. “Ik vind dat elke schrijver de dwingende ambitie moet hebben om ‘de beste schrijver ter wereld’ te worden, anders moet je meteen de pen neerleggen, de schrijfmachine in de hoek gooien, de computer bij het grofvuil zetten en het schrijfgerei nooit meer aanraken. Geen valse bescheidenheid, weg met dat calvinistische vitriool. Geloof in jezelf, denk écht dat je de Nobelprijs waardig bent, en zet de champagne klaar ten tijde van de uitreiking (zoals een enkele schrijver doet.)”
Hanna Bervoets schrijft dat je alleen moet lezen wat je zelf goed vindt. “Laat je leeslijst alsjeblieft niet bederven door de opgelegde smaak van anderen. Lijstjes als deze moet je altijd wantrouwen: ze dienen niet zelden om de auteur van een belezen, kritisch danwel intelligent imago te voorzien. In mijn lijst staan tien boeken die ik mooi vond. Ga gerust verder in The Hunger Games als je ze niets vindt.”
Cees Nooteboom geeft ten slotte misschien wel het beste advies: volg je instinct. “Algemene, niet gevraagde raad aan de jonge schrijver: ga op reis. Neem een goedkoop vliegtuig naar een armzalige hoofdstad, ga naar het busstation en begin maar ergens. Ooit vroeg ik in een vlaag van jaloezie aan Rüdiger Safranski, die mij steeds verbijstert door zijn enorme belezenheid: ‘Wanneer heb je dat allemaal gelezen?’ Zijn antwoord: ‘Toen jij met al je reizen in het boek van de wereld gelezen hebt.’ Lees trouwens zijn biografieën van Nietzsche en Schopenhauer, daar kun je heel wat eigentijdse glorieboeken voor laten liggen. Tweede ongevraagde raad: lees poëzie. Poëzie waagt zich verder in het domein van de taal dan het meeste proza, daar kun je je voordeel mee doen. Ik las in de lijst van Joost Zwagerman: stijl is alles. Ik las ergens bij mezelf: ‘Stijl is het eerste dat bederft.’ Ook ik vind dat stijl belangrijk is. Maar stijl is niet alles. Schrijven is organisatie. En er is ook zoiets als ervaring van de wereld. Niet iedereen heeft daar evenveel van nodig. Volg je instinct.”
Die tweeëntwintigjarige, pas afgestudeerde journalist was ik. Na het maken van deze rubriek was er niets meer over van mijn schrijfambities. Ik vind mezelf niet de beste schrijver van de wereld en heb niet het idee dat ik de wereld kan veranderen met een nog te schrijven roman. Ik heb inmiddels redelijk wat gelezen, ook van de boeken die werden genoemd, en die leeservaringen sterken mijn idee. Bij elk boek dat ik dichtsla, denk ik: je moet wel erg hoogmoedig zijn om te denken dat je dit kunt overtreffen. Ik ben dus geen schrijver. Ook dat is een waardevolle les.
Arnold Samuelson bleek trouwens ook niet het literaire genie dat hij hoopte te zijn. Op internet is er nauwelijks iets over hem te vinden. Het enige wat rest zijn een handvol artikelen over zijn avontuurlijke trip naar Key West.
De meeste schrijvers zijn lezers, maar de meeste lezers zijn geen schrijvers. Het is een harde waarheid voor zachte jongenszielen zoals die van ons. Ik geloof ook niet dat je schrijver kunt worden; een schrijver ben je of je bent het niet. Als je een schrijver wilt worden dan ben je het blijkbaar niet. Hemingway wist altijd al dat hij een groot schrijver was. Daar helpt – om maar eens een andere grote schrijver te citeren – geen moedertjelief aan. /
Kaderteksten
Kees de Jongen (1923)
Theo Thijssen (1879 – 1943)
Remco Campert: “Een ontroerend boek over de dromen en de werkelijkheid van een Amsterdamse jongen. Helder en in ‘gewone’ taal geschreven, wars van de toenmalige literaire conventies. Dit boek kon wat mij betreft ook gisteren geschreven zijn.”
Madame Bovary (1856)
Gustave Flaubert (1821 – 1880)
Joost Zwagerman: “Een must read voor iedereen die ernst maakt met het schrijverschap. Van Flaubert leer je zorgvuldig en effectief formuleren; iedere zin uit dit boek staat er fier gebeeldhouwd bij. En wat is Emma Bovary nu eigenlijk voor een vrouw? Een smachtende romantische en zinnelijke vrouw of een eeuwig ontevreden zeurwijf uit de kleinburgerij? Allebei misschien – dat is het raadselachtige.”
Le premier homme (1960)
Albert Camus (1913 – 1960)
Nelleke Noordervliet: “Het eerdere werk van Camus opende in mijn tere jongemeisjesjaren een wereld van onafhankelijk denken en goed schrijven. De mens in opstand verwoordde begin jaren zestig voor mij precies mijn levensgevoel: het leven heeft geen zin of betekenis, maar laten we er iets rechtvaardigs van proberen te maken. [-] Le premier homme [-] is het verhaal van een jongen uit een achterbuurt van Algiers, die het tot winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur schopt. From rags to riches. Het is een met veel liefde geschreven portret van een familie en een gemeenschap die door de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd in een precaire positie terechtkwam.”
Villa des Roses (1913)
Willem Elsschot (1882 – 1960)
A.L. Snijders: “Terwijl ik Villa des Roses herlees, legt een beoefenaar van de vergelijkende literatuurwetenschap me uit dat je een Engelse roman van honderd jaar geleden zonder problemen kunt lezen, spelling en stijl zijn niet veranderd. Vergelijk dat eens met onze literatuur uit die tijd, hopeloos verouderd. Ik kijk naar Villa des Roses, in Rotterdam geschreven in 1909, de taal is nieuw gebleven, het boek is gisteren geschreven.”
Bezoek van een knokploeg (2010)
Jennifer Egan (1962)
Hanna Bervoets: Veelgeprezen én gehypte verhalenbundel over de Amerikaanse muziekscene, vooral fantastisch vanwege de stijl. Ieder hoofdstuk wordt verteld vanuit een ander perspectief, en volgens sommige recensenten slaat Egan steeds een compleet andere toon aan. Maar eigenlijk is dat niet zo. Je blijft Egan – als auteur – door de zogenaamd zo verschillende stijlen heen lezen; zoals je iemand nog steeds herkent wanneer hij zijn gezicht heeft geschminkt. Gelukkig maar, Egan schrijft intelligent maar met compassie voor haar hoofdpersonages, schakelt moeiteloos van slapstick naar sentiment.
Tegen de keer (1884)
J.-K. Huysmans (1848 – 1907)
Jan Siebelink: “Ik las het voor het eerst als twintigjarige en mijn leven veranderde. Zo’n boek had ik niet eerder gelezen. Het voerde mij een wereld binnen die ik niet kende, die van het kwaad, de decadentie, het symbolisme. In deze roman wordt het kwaad geprezen, de mens tot op de bodem gepeild, worden de grenzen van de kennis verlegd, en dat alles in een werkelijk verblindende stijl die in Nederland min of meer aan Couperus doet denken.”
The Catcher in the Rye (1951)
J.D. Salinger (1919 – 2010)
Herman Brusselmans: “Salinger kan met een grote eenvoud de belangrijke thema’s des levens verwoorden, maar het is een bedrieglijke eenvoud: bijna niet na te doen. The Catcher In The Rye is het ultieme puberboek, maar overstijgt dat genre: eenieder kan er een les uit trekken. Deze les is dezelfde als die bij Reve: het leven is niks, maar we moeten erdoorheen.”