Tim Oliehoek: ‘Er is bijna geen filmindustrie in Nederland’

Tim Oliehoek (40) maakte een serie over het leven van de beruchte crimineel Stanley Hillis. Playboy spreekt de gelauwerde regisseur over zijn eigen favoriete series, zijn Hollywood-plannen en het dorre filmlandschap in Nederland. “Ik zou willen dat mensen eens wat vaker naar een onbekende film gaan.”

Verschenen in het oktobernummer van Playboy. Lees het gehele interview hier.

Q1. Je bent de regisseur van Stanley H. – een serie over de beruchte crimineel Stanley Hillis. Wat fascineert je zo aan hem?
Als filmmaker vind ik het contrast in zijn persoonlijkheid heel interessant. Hij kan bij mensen langsgaan om ze af te persen en zich op hetzelfde moment ergeren aan een deur die niet goed sluit. Dan vraagt hij om een schroevendraaier en gaat hij die deur repareren. Dat vind ik een bizar gegeven. Eigenlijk kende ik hem voordat ik met deze serie begon alleen van naam. Ik wist dat hij in hetzelfde rijtje hoort als Willem Holleeder en Dino Soerel, maar het verhaal erachter kende ik niet. Dat gaan we in de serie vertellen: hoe hij zichzelf van kleine boef opwerkte tot een van de grootste criminelen van het land. Ik ben van mening dat iedereen stiekem een slechte kant heeft, alleen houden onze normen en waarden ons tegen om die kant te laten zien. Criminelen bepalen hun eigen regels. Ergens is dat romantisch, maar het loopt natuurlijk altijd fout af.

Q3. De twee series die je hiervoor maakte, De Zaak Menten en Het geheime dagboek van Hendrik Groen, werden overladen met prijzen. Ga je naast je schoenen lopen van al dat succes?
Nee, gelukkig niet. Ik ben wel blij dat het nu gebeurt en niet vijftien jaar geleden. Ik heb nu wat klappen meegemaakt waardoor je dat succes ook weer gaat relativeren. Ik ben ook niet zo heel vatbaar meer voor de glamour die er zogenaamd zou zijn in Nederland. Regisseurs komen hier niet met de limousine voorrijden op hun première: je gaat op de fiets naar de bioscoop en hoopt dat je smoking onderweg niet natregent.

Q5. Nederland is niet echt een filmland. Gaat dat nog veranderen?
Er is bijna geen filmindustrie in Nederland. Daar is het land misschien ook te klein voor. Romantische komedies doen het over het algemeen goed, maar de andere genres hebben het veel moeilijker, terwijl die vaak juist de moeite waard zijn. Ik vind dat een moeilijke ontwikkeling. Vroeger gingen mensen naar mijn idee vaker naar een onbekende film: ik denk bijvoorbeeld aan All Stars en Van God Los, die allebei heel erg goed werden bezocht. Niemand in de stad van Michiel van Erp vond ik een onwijs mooie film en wint veel prijzen, maar was geen kaskraker. Ik zou willen dat mensen eens wat vaker zouden laten verrassen. Het filmlandschap wordt anders wel erg schraal.

Q8. Kun je door je werk nog wel onbevangen van films genieten?
Ja, al raak ik wel steeds sneller verzadigd. In de jaren negentig verliet ik soms totaal in de war een bioscoopzaal. Dan ging ik naar True Lies en dan zag ik een effect en dan dacht ik: jee, hoe hebben ze dat in godsnaam gedaan? Nu wordt alles geanimeerd. Ik ging laatst naar de nieuwe The Lion King en dacht: leuke film, hartstikke knap gedaan, maar ik weet hoe ze het hebben gedaan. Ik word een beetje murw van alle effecten, terwijl ik onwijs veel van effecten houd, dat is zelfs de reden waarom ik ooit films ben gaan maken. Ik denk dat films de komende tijd weer intiemer gaan worden. Dat zie je nu al bij de series: die leunen meer op het verhaal dan op de effecten.

Q10. Met welke acteur zou je graag nog willen werken?
Zo moet je als filmmaker helemaal niet denken. Je leest een script en denkt: bij de rol past die acteur en niet andersom. Daar ging het bijvoorbeeld mis bij Spion van Oranje – afgezien nog van het scenario dat echt afschuwelijk was en het gewoon geen goede film is geworden. Ik wilde heel graag een keer samenwerken met Paul de Leeuw. Ik had daarbij een anti-James Bond-film à la Austin Powers voor ogen en wilde hem per se voor de hoofdrol. Paul de Leeuw is iemand die goed kan reageren op publiek. Dan is hij op zijn allerbest. Maar als hij op een filmset staat en de regisseur zegt: ga eens op die marker staan en kijk eens zo in de camera, dan beperk je hem eigenlijk in zijn talent. In die film kwam hij niet tot zijn recht.