Mensje van Keulen: ‘Het kan mij niet droevig genoeg zijn’

Mensje van Keulen (73) is schrijfster. Onlangs verscheen haar nieuwe verhalenbundel Ik moet u echt iets zeggen. Wat leest, luistert en ziet zij in haar vrije tijd?

Verschenen in het aprilnummer van HP/De Tijd. (2020) Lees het gehele interview hier.

BOEKEN
“Literatuur, opera en film: het kan mij niet droevig genoeg zijn. Edgar Allen Poe en Emily Brontë zijn dan ook niet toevallig twee van mijn favoriete schrijvers. Hun boeken overrompelden me meteen. Ik was een jaar of twaalf toen ik voor het eerst kennismaakte met Poes verhalen, waaronder The Tell-Tale Heart. Hoe iemand met zo weinig woorden een gek neer kan zetten die ook nog eens geloofwaardig is. Je gaat erin mee dat de verteller het bleekblauwe oog van een oude man zo ondraaglijk vindt dat hij de man doodt en vervolgens diens steeds luider kloppende hart hoort. Poe beschrijft dat zo zintuiglijk… Hij overleed op veertigjarige leeftijd. De algemene consensus is dat hij zichzelf heeft doodgedronken. Johannes van Dam, die ook het een en ander over hem had gelezen, dacht aan een combinatie van diabetes en drank. Johannes was zelf ook diabeet en ik herinner me hoe hij, toen ik een keer naast hem zat, zichzelf een injectie gaf, dwars door zijn bruine broek heen. Emily Brontë stierf een paar maanden eerder dan Poe – op 19 december 1848. Zij werd slechts dertig jaar oud. Naast gedichten schreef ze maar één roman: Wuthering Heights, een van de beste boeken ooit geschreven. Ik heb haar huis drie keer bezocht. Ze woonde in de pastorie naast de kerk waar haar vader dominee was. Haar kamertje keek uit op het kerkhof. Elke dag was er wel een begrafenis; de dood was nooit ver weg. Wuthering Heights is een wreed boek, een cynisch boek ook. De romantiek is eerder luguber dan lieflijk. Poe heeft dat ook: er kan altijd iets van buiten komen wat invloed heeft en je weet niet wat het is. Wat hun werk met elkaar gemeen heeft? Het is gothic.”

THEATER
“Ik ga al vanaf mijn tweeëntwintigste naar de opera. Mijn toenmalige geliefde nam me mee naar La cambiale di matrimonio van Rossini. Als ik thuis de muziek hoorde, dacht ik: wat is dat voor gekweel, maar toen ik de opera zag, veranderde dat. Ik ging nog eens naar een opera en nog eens en was verkocht. Opera is totaaltheater. Ik denk dat iemand die uit het diepst van zijn ziel zingt en daarbij ook nog een rol weet te spelen dieper doordringt in een personage dan iemand die alleen acteert. Tegenwoordig ga ik ook naar Tuschinski en de FilmHallen, waar respectievelijk opera’s uit de Metropolitan Opera in New York en de Royal Opera House in Londen worden gelivestreamd. In april vertonen ze onder meer Tosca (Tuschinski) en Het zwanenmeer (FilmHallen). Ik herinner me wel dat ik in mijn jeugd onder de indruk was van de Gijsbreght en Cyrano de Bergerac en later ook van De kersentuin en Wie is er bang voor Virginia Woolf?, maar ik ben er nooit zo door gegrepen als door opera. Dansvoorstellingen zie ik ook te weinig, al was ik laatst wel met mijn kleinzoon naar Notenkraker & Muizenkoning van Het Nationaal Ballet. Ik was onder de indruk van het decor en de kostuums van die vijfenzeventig dansers. Ze sprongen met grote muizensnuiten over het podium, en dan die muziek van Tsjaikovski! Niets is heerlijker dan met bewondering naar een voorstelling kijken of met bewondering een boek lezen of een film kijken.

“Poulenc maakt me aan het huilen. Salve regina, het slot van Dialogues des Carmélites, is zo verpletterend mooi. De opera vertelt over zestien nonnen die in de laatste dagen van de Franse revolutie onder de guillotine ter dood worden gebracht. Zestien keer hoor je het vreselijke geluid van de valbijl en dat gaat door merg en been. Die geschiedenis heeft sinds vorig jaar nog meer betekenis voor me gekregen. Ik was in Parijs en ik had in het brievenboek Willem Brakman & Simon Vestdijk – Gaven, giften en vergiften gelezen dat Brakman daar een vrij onbekende particuliere begraafplaats had ontdekt. Ik zei tegen mijn man: ‘Ik wil weten of die begraafplaats nog bestaat, we gaan erheen.’ Hij bleek nog te bestaan en we mochten voor twee euro naar binnen. Achter een hek was een grasveldje waaronder honderden doden van de guillotine liggen. Op het bordje naast het hek las ik dat er ook zestien nonnen begraven liggen, iets wat niet in het brievenboek stond vermeld. Ik kreeg het er koud van. Het zou toch niet waar zijn? Het bleken inderdaad de nonnen te zijn uit de opera van Poulenc. Wat een toeval. Afgelopen najaar zag ik de opera weer en ik zat met hartkloppingen in de zaal. Ik moest almaar denken aan die kleine grasmat en aan die zestien onthoofde nonnen die daar nu al meer dan tweehonderd jaar liggen.”

FILM
“De twee beste films van het afgelopen jaar zijn wat mij betreft Joker van Todd Phillips en Sorry We Missed You van Ken Loach. Het zijn twee totaal verschillende films, maar ze gaan allebei over een underdog. Joker gaat over een man die optreedt als clown maar wil doorbreken als stand-upcomedian. Het lijkt alleen of iedereen hem tegenwerkt: hij wordt in elkaar geslagen op straat, raakt door een stomme fout zijn baan kwijt en de sociale dienst die hem behandelt voor zijn psychische aandoening wordt opgeheven. Uiteindelijk verwordt hij tot de superschurk die we kennen uit Batman, maar in Joker heb je begrip voor hem. Joaquin Phoenix maakt het nog meer een lust voor het oog. Ik heb de film twee keer gezien: één keer met mijn man en één keer met mijn damesfilmclubje. De laatsten staan over het algemeen wat behoudend tegenover films met geweld, maar ik zei: als jullie het niets vinden, betaal ik het eten. Na afloop waren ze net zo lyrisch als ik.”

Sorry We Missed You is veel kleiner opgezet dan Joker en gaat over ogenschijnlijk gewone mensen in een gewone omgeving, een working class-gezin dat in betrekkelijke armoede leeft. De vader verkoopt de auto van zijn vrouw, die als verzorgster nu met de bus naar haar werk moet, en koopt van het geld een bestelbusje waarmee hij aan de slag kan als pakketbezorger. De film laat zien hoe hard deze mensen moeten werken om het hoofd boven water te houden en wat voor wissel dat trekt op het gezin. Ik hou van de films van Ken Loach. Hij wordt wel steeds somberder. Zijn voorlaatste, I, Daniel Blake, was ook somber, maar daar zat nog enige humor in. Dat ontbreekt in deze film. Loach is inmiddels over de tachtig en het is het of hij het opgeeft en het geloof in de maatschappij verliest.”