Ter gelegenheid van de eerste sterfdag van schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer (1940–2024) organiseert het Stedelijk Museum Amsterdam van 19 t/m 24 juni 2025 een kleine maar fijne hommage. In de ABN AMRO-zaal wordt een selectie van dertien werken uit de museumcollectie getoond, die zijn rebelse geest en experimentele beeldtaal weerspiegelen. HP/De Tijd belt met museumdirecteur Rein Wolfs.
Volgende week brengen jullie een hommage aan Jan Cremer. Wat valt er allemaal te zien?
“Er zijn zo’n dertien werken te zien uit de collectie van het Stedelijk. Er hangt één groot schilderij, een aantal schilderwerken op papier, een aantal gouaches en een paar affiches, bijvoorbeeld een reclamecampagne voor Melk moet.”
Wat vindt u zelf het meest sprekende werk?
“Ik vind persoonlijk die affiches heel sterk, omdat ze humoristisch zijn en de dingen op een interessante manier laten zien. Kijk, het beeldende werk van Jan Cremer gaat twee kanten op. Enerzijds is het expressionistisch, aansluitend bij de CoBrA-schilders en de Amerikaanse abstract-expressionisten. Anderzijds zie je ook pop-art-elementen terugkomen, met name ook in die affiches. Die zijn wat figuratiever dan zijn schilderijen en zijn daardoor ook wat meer in your face. Neem bijvoorbeeld Studio speelt Jan Cremer – een affiche voor een theatervoorstelling in de Brakke Grond. Ik vind dat een geweldig ontwerp.”
Jan Cremer, Studio speelt Jan Cremer, 1969. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.
Is er een werk dat nog ontbreekt in jullie collectie?
“We zijn met zoveel dingen bezig dat het altijd ingewikkeld is om daarnaar te kijken. We denken dat we de collectie die we van hem hebben behoorlijk rond is. We zijn een museum met werk van heel veel kunstenaars, heel veel ontwerpers. Onze prioriteiten liggen verder vooral bij het verzamelen van de kunst van dit moment. Cremers werk is natuurlijk iets historischer binnen onze collectie.”
Welk werk zou wat u betreft in de permanente collectie mogen?
“De permanente collectie is bij ons niet permanent: die wisselt voortdurend. Er zijn verschillende werken die best weleens in de permanente collectie terecht kunnen komen. Wat ik bijvoorbeeld een leuk en bijzonder werk vind, is Fidel Castro in de bosjes uit 1963. Dat geeft ook een heel mooi beeld van die tijd.”
Waar ligt de kracht van de schilder Cremer? Is dat de humor die ook in zijn boeken zit?
“Ik denk dat die humor in zijn boeken beter tot zijn recht komt. Dat hij ons, om het even plat te zeggen, met z’n allen in de zeik neemt, is in zijn boeken heel duidelijk. Daarin was hij een pionier in de jaren zestig, toen de jonge garde tegen alles en iedereen begon aan te schoppen in het naoorlogse Nederland. Cremer was in die tijd een van de belangrijkste stemmen. Zijn beeldende werk is natuurlijk veel abstracter dan zijn literaire werk, omdat er niets zo direct is als taal: alles staat zwart-op-wit op papier. Taal is heel direct: we weten meteen wat iemand bedoelt, terwijl dit in de schilderkunst natuurlijk veel meer omfloerst is.”
‘We zijn Cremer als Amsterdamse kunstenaar gaan beschouwen, maar hij kwam natuurlijk uit Twente.’
Rein Wolfs, directeur Stedelijk Museum
Jan Cremer heeft bij leven meer roem en erkenning vergaard als schrijver dan als schilder. Waarom juist nu postuum, op zijn eerste sterfdag, en dus eigenlijk te laat, een hommage aan de schilder?
“Omdat we vonden dat we toch iets moesten doen. We zijn als museum gebonden aan een strakke programmering. Het liefst hadden we het vorig jaar kort na zijn dood gedaan, maar dat kon niet vanwege onze planning, en ook dan waren we te laat geweest. Daarom hebben we zijn eerste sterfdag als aanleiding genomen. De hommage is een week te zien. Ik denk dat het interessant zou zijn om het culturele fenomeen Cremer, zowel de schrijver als de schilder, nog eens op een bredere manier neer te zetten. Daar ligt misschien een opgave voor een ander museum.”
Zou het Stedelijk Museum, de naam zegt het al, niet veel vaker zijn grote Amsterdamse hedendaagse kunstenaars moeten eren?
“Ik denk dat we dat doen en ook hebben gedaan de afgelopen jaren. Maar we zijn niet alleen een Amsterdams museum. Dat moeten we ons ook realiseren. We zijn een museum in Amsterdam met een internationale signatuur. Dat betekent dat we Amsterdamse kunstenaars ook binnen een bredere, internationale context laten zien.”
Jan Cremer, Melk moet. Melk doet je goed, 1976. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.
In 2014 had Jan Cremer een grote overzichtstentoonstelling in museum De Fundatie in Zwolle. Had hij die niet bij jullie moeten krijgen?
“Daar kan ik niet over oordelen, want ik was toen nog geen directeur van het Stedelijk. Ik heb de tentoonstelling helaas niet gezien, ik zat in die jaren in het buitenland en kwam zelden in Nederland, maar ik denk dat de tentoonstelling daar op zijn plaats was. De Fundatie is ook een museum met een belangrijke uitstraling binnen Nederland. We zijn Cremer als Amsterdamse kunstenaar gaan beschouwen, maar hij kwam natuurlijk uit Twente. Ook daarom is het niet gek dat de overzichtstentoonstelling in het oosten van het land te zien was.”
Zullen we hem over vijftig jaar vooral herinneren als schrijver of als schilder?
“Ik denk als schrijver, omdat hij als schrijver onderscheidender was dan als schilder. Dat heeft met de kracht van het woord te maken. Neem alleen al de titel van zijn beroemdste boek: Ik Jan Cremer. Iedereen weet daardoor wie Jan Cremer is. Dat zal over vijftig jaar niet anders zijn. In de schilderkunst is dat iets anders. Cremer was een belangrijke kunstenaar, maar er waren er meer in die tijd. Als schilder heeft hij kortom minder het verschil kunnen maken dan als schrijver, wat niet wegneemt dat het interessant blijft om zijn werk te laten zien in deze tentoonstelling.”