Kamp zonder schaduw

Schrijver Jaap Scholten (Enschede, 1963) schreef een boek over zijn familiegeschiedenis: Horizon City. Collega en vriend Jan Cremer (Enschede, 1940) las het en bleef verbaasd achter: waarom werd het in Enschede beruchte Kamp Scholten – het interneringskamp waarin Cremer als kind drie weken op beestachtige manier gevangen werd gehouden – niet genoemd?

Verschenen in HP/De Tijd nummer 8, 2014. PDF-bestand vindt u hier.

Het Wilmink Theater in Enschede, 16 november 2012. Schrijver Jaap Scholten is uitgenodigd om acte de présence te geven op het Crossing Border Festival – het intussen wereldvermaarde muziek- en literatuurfestival dat in dat jaar voor het eerst ook in Enschede werd gehouden. In afwachting van zijn optreden vleit hij zich neer in de plastic kuipstoel van zijn kleedkamer en kijkt wat om zich heen. Het artiestenvertrek is sober maar degelijk ingericht, zoals het hoort. Er staat een tafel, een stoel en er hangt een enorme, met lampen omlijste spiegel. Onder die spiegel hangt een langgerekte plank waar normaliter make-up op wordt gestald. Maar nu niet. Nu staat er een koffertje op. Een versleten, donkerblauw stewardessenkoffertje.

Scholten hoorde bij binnenkomst al dat er eerder die dag een koffer voor hem was afgegeven. Van wie het afkomstig is of wat er in zit had niemand een idee – ze wisten alleen dat het voor Jaap Scholten was bestemd. Na een minuut of wat fantaseren (Wat zou er in zitten? Geld? Reisspullen? Niets?) kan hij zijn nieuwsgierigheid niet langer onderdrukken. Hij pakt het valies, dat veel zwaarder blijkt dan hij had gedacht, van de plank en legt het op tafel. Als hij zijn duimen zachtjes tegen de twee knipsloten drukt, schiet het deksel al open. De koffer blijkt tot de rand toe gevuld met papieren: foto’s, brieven, enveloppen met rode lakzegels. Voorzichtig spreidt hij de paperassen uit over tafel, schuift zijn stoel naar voren en gaat zitten. Een in slangenleer gebonden fotoalbum is het eerste wat zijn aandacht trekt. Op de voorkant staat in gouden letters: Schloss Goyen – de naam van het kasteel dat zijn overgrootvader bezat in Italië. In documenten herkent hij namen van familieleden, sommige personen op de foto’s herkent hij ook. Het koffertje blijkt boordevol materiaal van en over zijn familie.

De totstandkoming van Horizon City, het boek dat is gebaseerd op de familiearchivalia in deze koffer, is eigenlijk al te mooi om waar te zijn – maar dat geldt zeker ook voor het boek zelf. Want wie heeft er nu twee betovergrootouders die tijdens hun huwelijksreis schipbreuk leden en op een onbewoond eiland aanspoelden? Of een excentrieke oudoom – Chuck Stork genaamd – die in 1913 de eerste importeur van Harley Davidson in Europa werd, een vliegtuigwinkel bezat op Fifth Avenue, vijfmaal trouwde, tweemaal multimiljonair werd maar uiteindelijk zo arm als een kerkrat stierf in de woestijn van Texas? En dan hebben we de aangetrouwde tante Fanny nog, die ooit een paar ‘waardeloze’ doeken van de toen nog onbekende Vincent van Gogh verbrandde in haar achtertuin. Tante Anna, die besloot met haar dokter te trouwen zonder hem daarvan op de hoogte te stellen. En dan vergeten we het verhaal nog van het familiekasteel in het Italiaanse Merano, het kasteel van het slanglederen fotoboek, dat in de oorlog door nazi-architect Albert Speer werd gevorderd om er zijn vakantiehuis van te maken. Het donkerblauwe reiskoffertje blijkt niets minder dan een schatkist aan verhalen.

Het kamp dat niet heeft bestaan
Schrijver Jan Cremer, geboren in dezelfde stad als Jaap Scholten, las de familiekroniek met grote belangstelling. Hij was vooral benieuwd naar de passage over Kamp Scholten, het beruchte interneringskamp waar de Binnenlandse Strijdkrachten (de BS, ‘het naoorlogs verzet’) in de maanden na de oorlog tussen de 1300 en 1500 van landverraad verdachte personen gevangen hield. Het kamp, dat officieel Politieke Gevangenis Scholten heet maar volgens Cremer in de volksmond ‘Kamp Scholten’ wordt genoemd, was gevestigd op het terrein van textielfabrikant J. F. Scholten & Zonen aan de Haaksbergerstraat in Enschede – in het geconfisceerde pand van de grootouders van Jaap. De verwondering was dan ook groot toen bleek dat er in het boek geen enkel woord aan het kamp werd gewijd.

Cremer: “Kamp Scholten wordt al bijna zeventig jaar verzwegen. Het is een kamp dat nooit heeft bestaan. Een kamp zonder schaduw. In geen enkel archief is er ook maar iets over te vinden, behalve een paar ontwijkende regeltjes. De documenten die er waren, zijn kort na de oorlog op raadselachtige wijze verdwenen of letterlijk uit de dossiermappen gescheurd. De gemeente Enschede heeft het bestaan van het kamp zelfs jarenlang ontkend! Pas toen ik er in mijn boek De Hunnen over schreef, kwamen de verhalen los. Ik kreeg veel brieven en telefoontjes van mensen die er, net als ik, gevangen hebben gezeten en me vertelden dat ze het belangrijk vonden dat de waarheid eindelijk eens werd verteld. Dat had Jaap Scholten ook moeten doen, de waarheid vertellen. Of weet hij niets van de geschiedenis van Enschede? Blijkbaar ligt het kamp bij hem nog zo gevoelig, dat deze zwarte bladzijde uit zijn familiegeschiedenis wederom onder het vloerkleed wordt geschoven.”

De reden dat moeder en zoon Cremer enige tijd gevangen zaten in het pand van Scholten, is vermeende deutschfreundlichkeit. Mevrouw Cremer was van adellijke Hongaarse afkomst en sprak, opgevoed in Zwitserland, een aardig woordje Duits. Het gebeurde wel eens dat er een Duitse officier aan de deur kwam om haar de groeten over te brengen van haar broers, die allen officier waren en aan het Oostfront gestationeerd. Ook is er een paar weken voor de bevrijding een mand met voedsel voor de deur van het straatarm geworden gezin Cremer gezet. Cremer: “Tot onze grote verbazing en blijdschap stond die kist opeens op de binnenplaats. Maar het zorgde er ook voor dat onze buren ons direct na de bevrijding hebben aangegeven en we op 2 april 1945 werden opgepakt door dat rapalje van de BS. Schorem was dat. Hooligans in overalls en met stenguns. Iedereen met wie, om wat voor reden dan ook, nog een appeltje geschild moest worden werd zonder pardon opgepakt. Dat naoorlogse verzet terroriseerde de hele buurt.”

Zonder proces werden de twee opgesloten. Over de duur van hun gevangenschap lopen de meningen uiteen. Moeder Cremer sprak ooit in een interview met Vrij Nederland over één nacht, en liet zich tamelijk mild uit over de behandeling in het kamp: “De nachtwaker bracht dekens en drie sneden brood voor Jan. De volgende dag boden ze mij excuses aan: ik was geen vrouw van een N.S.B.’er geweest en mocht weer gaan.” Jan Cremer zegt op zijn beurt dat zijn moeder zich voor deze opsluiting schaamde, en daarom liet doen voorkomen dat ze er één nacht opgesloten zijn geweest. In werkelijkheid zouden ze er drie weken hebben gezeten. Cremer: “Ik heb er op 20 april zelfs mijn vijfde verjaardag gevierd. Kaalgeschoren, in een ijzeren kooi met stro op de vloer, op een donkere, door enkele zwakke lichtpeertjes verlichte zolder. Mijn verjaarscadeau was dat de buurvrouw, echtgenote van een arts, mij die dag haar bontmantel leende zodat ik eens één nacht niet op die harde houten vloer hoefde te slapen. Excuses dat we onterecht gevangen zijn gezet hebben we nooit gehad. Lees mijn boek De Hunnen er maar op na, paragraaf 660 tot en met 700. Daarin beschrijf ik onze tijd in het kamp precies.”

Toen ze uiteindelijk huiswaarts keerden, bleek hun toch al schamele bezit te zijn verdeeld onder de buurt. “Het huis was geplunderd. We konden er niet meer in terug. De buurjongens liepen in mijn kleren, in hun woonkamer stond onze mooie lampenkap. Maar mijn moeder durfde er niets van te zeggen, die was doodsbang dat ze ons weer zouden aangeven en erger: de grens over zouden worden gezet, zoals mee werd gedreigd.”

‘Cremer schrijft lariekoek’
Cremer vatte bovenstaand verhaal samen in een brief, die hij naar de uitgeverij van Jaap Scholten stuurde en vervolgens door de Twentsche Courant Tubantia werd gepubliceerd. Een stortvloed van lezersreacties was het gevolg – de oorlog leeft blijkbaar nog steeds. Jaap Scholten was verbaasd over de brief, temeer omdat het kamp in zijn familie nooit een grote rol heeft gespeeld. “Jan Cremer schrijft dat Kamp Scholten een zwarte bladzijde is in de geschiedenis van de familie Scholten. Dat is absolute nonsens. Het klopt dat er in onze familie niet over het kamp werd gesproken, maar dat was simpelweg omdat het geen rol speelde in ons leven. Het pand waarin de N.S.B-gevangenis gevestigd was, werd kort na de oorlog door de Binnenlandse Strijdkrachten gevorderd. Daar konden mijn grootouders niets aan doen. De synagoge in Enschede is in de oorlog ook gevorderd geweest, maar dan kun je toch niet zeggen dat het bestuur van de synagoge verantwoordelijk is voor de verschrikkingen die zich daar in de kelders hebben afgespeeld? Dat is te krankzinnig voor woorden.”

Ook het feit dat het kamp doelbewust onder het tapijt zou zijn geveegd en uit de archieven is verwijderd noemt Scholten ‘complete lariekoek.’ In het boek Stad en land van Twente van historicus L.A. Stroink, dat al aan het begin van de jaren zestig is uitgegeven, is namelijk een hele paragraaf aan het kamp gewijd. Verder vindt Scholten het heel onprettig dat zijn familienaam in verband wordt gebracht met hetgeen in het kamp is gebeurd. Scholten: “Een kennis van me hoorde laatst een onnauwkeurige lezer zelfs zeggen: ‘Die van Scholten, die hebben de moeder van Jan Cremer toch vermoord?’ Ik vind dat heel vervelend. De term ‘Kamp Scholten’ is ook in geen enkel archief te vinden. Dat is volgens mij gewoon door Jan Cremer zelf bedacht. En daar ben ik niet zo blij mee. Die naam roept iets heel onprettigs op. Het wekt de suggestie dat de familie Scholten verantwoordelijk is voor wat daar is gebeurd, maar dat is totaal niet waar. Mijn grootouders hadden er niets mee van doen.”

G.J.I. Kokhuis, schrijver van het boek Twente in de Tweede Wereldoorlog, beaamt dat. “De familie Scholten staat hier volledig buiten. Zij konden er niets aan doen dat hun pand werd gevorderd. En wat betreft de term ‘Kamp Scholten’: ook ik ben het, behalve in het werk van Jan Cremer, nog nooit ergens tegengekomen. Hetzelfde geldt voor de archiefstukken: ik geloof niet dat er ooit documenten over het kamp moedwillig kwijt zijn gemaakt of zelfs vernietigd zijn. Laat hem dat eerst maar eens bewijzen voor hij zoiets zegt.” De bewering van Cremer dat alles wat hij schrijft waar is, maakt Kokhuis aan het lachen. “Ik heb zijn epos De Hunnen uiteraard wel gelezen, maar ik was er historisch gezien niet kapot van. Elke cent die ik ervoor had betaald vond ik er een teveel. De passages over de Tweede Wereldoorlog in Twente zijn bijvoorbeeld een aaneenrijging van fantasie. Ik ken de geschiedschrijving van Twente best goed al zeg ik het zelf, maar het was net alsof die passages zich op een andere planeet hebben afgespeeld. De Hunnen kan ik dan ook niet rijmen met een gedegen historisch overzicht. Ik ben zelf docent geschiedenis geweest, maar als-ie dit bij mij had ingeleverd, had ik ‘m een dikke vette onvoldoende gegeven.”

Vuur dat nog steeds smeult
Toch begrijpt Scholten de verontwaardiging van Cremer wel. “Voor Jan is het kamp een regelrecht jeugdtrauma. Wat in onze familie altijd een onbeduidende zaak is geweest, is voor hem iets ongelooflijk groots. Het zou mij niet verbazen dat daar, in dat kamp op het terrein van mijn voorouders, het vuur is ontbrandt waar al zijn werk uit is voortgekomen.”
Dat het boek in de tweede druk wordt aangevuld met een paragraaf over Kamp Scholten geeft Cremer een goed gevoel. De weg naar meer erkenning voor het kamp lijkt nu geplaveid. “Kamp Scholten hoort bij de historie van Enschede”, zegt Cremer. “Dat kun je niet zomaar passeren. We moeten na zeventig jaar eindelijk eens open kaart spelen. De NSB heeft bijvoorbeeld, en dat weten heel weinig mensen, zijn wortels in Twente liggen. Dat is ooit ten huize van een van de textielfabrikanten opgericht. De uniformen voor de Wehrmacht werden hier gemaakt. De machines voor de Duitse onderzeeboten: Stork. De apparatuur voor de Luftwaffe werd gemaakt bij Holland Signaal. Jodensterren – ook die zijn allemaal in Enschede gemaakt: 500.000 stuks bij de Nijverheid. De fabrikanten uit Twente hebben hier voor en na de wiedergutmachung schijnbaar miljoenen aan verdiend, en nooit is er ook maar één voor veroordeeld. Dat steekt de Twentse bevolking – want de fabrieksarbeiders zijn wél gestraft. De hoge heren kwamen weg met ‘economische collaboratie.’ Mijn vader, Jan Cremer sr., was journalist voor onder meer Tubantia en een felle anti-nazi. Hij had al snel door welke dubieuze rol de textielfabrikanten destijds innamen. Maar toen hij erover wilde schrijven werd hij kalltgestellt en mocht zijn beroep niet meer uitoefenen. In 1942 overleed hij, onder politiebegeleiding, want hij stond op een lijst van gijzelaars. Kijk, ik heb er geen belang bij dat de lijsten die bewaard zijn gebleven van Kamp Scholten openbaar worden gemaakt. Maar het maakt me als journalist wel nieuwsgierig: waarom moeten ze tachtig jaar, tot het jaar 2020, achter slot en grendel blijven liggen? Iemand zei me een keer: ‘Als die lijsten ooit openbaar gemaakt worden, dan gaan er koppen rollen in Enschede.’ Maak die lijsten gewoon openbaar. Dan kan ik ook eindelijk eens zien wie ons precies heeft aangegeven, en waarom. En wat dachten die buren toen ze ons huis leegroofden? Wat wisten die? Dat wij nooit meer terug zouden keren? Want die vraag, waarom juist mijn moeder en ik naar het kamp moesten, houdt me nog steeds bezig.”

Het kamp zonder schaduw blijkt wel degelijk een schaduw te hebben. Een schaduw die al bijna zeventig jaar over het leven en werk van Jan Cremer hangt – zichtbaar geworden nadat een andere schrijver uit Enschede ín Enschede een versleten, donkerblauw stewardessenkoffertje opende.

Eén gedachte over “Kamp zonder schaduw”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s