“Vroeger dacht ik als er daklozen zag lopen: daar heb je weer een stelletje zwervers. Nu ben ik er zelf een.” Albert van der Wiel uit Zwolle leeft sinds 8 juni vorig jaar met zijn vrouw op straat. Een hard leven, zegt hij zelf. “Het is overleven, meer doen wij ook niet.”
De 45-jarige Albert van der Wiel zit in de gebedsruimte van de dagopvang van het Leger des Heils. Een rustige, bijna verlegen man die zijn geld dertig jaar heeft verdiend als stratenmaker. Na een bijna fatale hartaanval in 2008 kon hij dit werk niet meer doen. Hij kwam werkeloos thuis te zitten en werd afgekeurd. Al snel zat hij financieel aan de grond.
Kennissen vroegen hem zijn zolder te verhuren voor een wietplantage, in ruil voor een aanzienlijk geldbedrag. Hij stemde in. Drie dagen voor er werd geoogst werd hij door dertig agenten uit zijn huis getrokken en belandde uiteindelijk met zijn echtgenote op straat.
Hoe kijk je tegen het daklozenbestaan aan?
“Vroeger dacht je, als je daklozen zag lopen: daar heb je weer van die zwervers. Nu ben ik er zelf een. Ik schaam me daar voor. Dieper dan dit kun je niet zinken.”
Dan kan het alleen maar beter worden…
“Zo kijk ik er nu ook tegen aan, maar dat was een paar maanden geleden wel anders. Ik dronk heel regelmatig in die tijd. Dat krijg je als je tussen allemaal alcoholisten zit: dan ga je meedrinken. Toen dacht ik elke dag: ik maak er een eind aan. Het is zelfs zover gekomen dat ik naar de trein ben gelopen. Ik zei: “Jongens, ik maak er een eind aan.” Marinus (mede-dakloze en beste vriend, red.) is toen achter me aan gelopen. Kijk, je kunt het hardop uitspreken, en dan weet je dat je het niet doet. Maar zwijgende mensen, daar kun je geen pijl op trekken.”
Ben je er dan ook sterker door geworden, door je leven als dakloze?
“Ik voel me veel sterker dan mensen die in een huis wonen, die alles goed voor elkaar hebben. Hier moet je alles zelf regelen. Je krijgt niet automatisch geld op je rekening gestort. Je bedje wordt niet voor je gespreid, je kunt niet lekker een avond lui op de bank voor de tv hangen. Het is een hard leven. Daarom zijn we ook veel sterker dan andere mensen; we zijn op onszelf aangewezen.”
Slaap je vaak buiten?
“In de winter slapen we in een nachtopvang, bijvoorbeeld het Nel Banninkhuis van het Leger des Heils. Ik moet je eerlijk zeggen: ik slaap, als het even kan, liever buiten. Bij -2 of -3 is dat nog wel te doen, dat heb ik geleerd in het leger. Gewoon in een tentje in een weiland. Kijk, het grootste gedeelte van de daklozen bestaat uit psychopaten en alcoholisten. Probeer daar als nuchtere man maar eens mee om te gaan. Ik ben altijd op mijn hoede ’s nachts, ik doe amper een oog dicht. Het wil daar namelijk nog wel eens escaleren. Dan ontstaan er knokpartijen, of denken ze dat ze de duivel zijn. Je wordt er niet vrolijk van. Het is overleven, meer doen wij ook niet.”
Wat doe je overdag?
“Ik werk bij de dagbesteding. Op de maandag gaan we met computers aan de slag, dinsdag maken we fietsen, woensdag en donderdag prikken we papier en vrijdags zijn we vrij. Het is een fijne afleiding om de spanningen in de dagopvang te ontlopen. Ik heb het niet zo op de meeste anderen die daar zitten.”
Hoe ziet je toekomst er wat jou betreft uit?
“Ik hoop binnen vier tot zes maanden een woning te hebben. Begeleid wonen natuurlijk, om dit soort situaties in de toekomst te voorkomen. Verder wil ik knokken voor mijn eigen daklozenopvanghuis. Ik wil samen met mijn vrouw en beste vriend andere daklozen gaan helpen. Hier bij het Leger mag je bijvoorbeeld niet bij je vrouw slapen, je mag ’s middags niet even op bed gaan liggen, je mag geen huisdieren meenemen. Dat is wat ik uiteindelijk wil: een minder hard leven voor toekomstige daklozen. Iedereen kan door pech dakloos worden; voor je het weet ben je er zelf een.”