Tijd duurt een mens lang

Op de dag af zeventig jaar geleden gaf een jongen het boek In gesprek met de onzen van Menno ter Braak cadeau aan zijn moeder. Op het schutblad schreef hij: ‘Voor mam op haar 46ste verjaardag. Van Rem.’

Mam is inmiddels als twintig jaar dood, Menno ter Braak wordt niet meer gelezen maar Rem is nog steeds Rem. Vanavond wordt er in De Rode Hoed in Amsterdam zelfs een eerbetoon gebracht aan hem gebracht.

Aan wie? Aan Remco Campert, de inmiddels zevenentachtigjarige éminence grise van de Nederlandse literatuur.

Hij zal vanavond Lamento voor een laatste keer voordragen. Met zijn steeds brozer klinkende stem leest hij misschien ook wel deze onvergetelijke regels uit Poëzie is een daad:

Poëzie is een daad van bevestiging / ik bevestig dat ik leef.’

Aan alles is te merken dat het schrijverschap wordt afgerond. Zijn (naar eigen zeggen) laatste roman verscheen in 2013: Hôtel du Nord. En ook in zijn laatste dichtbundel is het afscheid overduidelijk aanwezig. In het laatste gedicht schrijft hij: ‘Wat zal ik zien / mijn laatste ogenblik op aarde?’ en: ‘Horen en zien zullen me vergaan / als de rukwind van de dood / me van mijn adem berooft.’

Het oeuvre is compleet. Vorig jaar verscheen de verzamelbundel Dichter: het beste uit zestig jaar dichterschap. Deze week verschenen zijn beste gedichten, columns en verhalen in dundruk bij uitgeverij Van Oorschot.

Een van zijn beroemdste gedichten eindigt met de zin: ‘Tijd duurt een mens lang.’

Wat zou ik die zeventienjarige jongen graag willen vertellen dat het presentje dat hij aan zijn moeder gaf zeventig jaar later in de boekenkast van een bewonderaar zou staan – pal naast de vuistdikke bundel ‘Dichter’ en de dundruk van Van Oorschot.

Misschien doe ik dat vanavond ook wel.

ctbdfoqxeaaqgzu