‘Dan maar een fatsoenlijke muts’- interview met Lenette van Dongen

Groot interview met cabaretière Lenette van Dongen (1958) in HP/De Tijd 02, 2017. Hieronder staat een fragment. Lees het gehele interview in de papieren editie of op Blendle.

FRAGMENT

Over vrouwelijke cabaretiers bestaan – met
name onder mannen – nogal wat vooroordelen. Heb je daar in het begin van je solocarrière last van gehad?
“Nog steeds! Telkens wordt de vraag maar weer gesteld: waarom zijn vrouwen niet leuk? Terwijl ik avond aan avond voor volle zalen speel en mensen – ook heel veel mannen – bijna uit hun broek scheuren van het lachen. Ik antwoord op die vraag meestal: jij vindt blijkbaar vrouwen niet leuk. Ik vind veel mannelijke cabaretiers ook niet leuk. Dan denk ik: dat praatje kennen we nu wel. Bedenk eens wat nieuws. Ik kom elke voorstelling met een nieuwe vorm, maar bij mij blijft het volgens sommige mannelijke recensenten huis­tuin­en­keukencabaret. Best. Dan mis je blijkbaar waar het werkelijk om gaat. Ook in de cabaretwereld heerst veel seksisme.”

Waar blijkt dat nog meer uit?

“Ik zal je een voorbeeld geven. Mannelijke cabaretiers mogen vrouwen aan alle kanten vernietigen, maar als ik drie grappen over mannen zou maken op het niveau waarop zij grappen maken over vrouwen, zijn de rapen gaar. Dan ben ik die feminist die een beurt nodig heeft. En eerlijk is eerlijk: de vinnik in mijn voorstelling is natuurlijk ook een vrouw. Maar het is wel een archetype van mezelf.”


Welke cabaretier gaat daarin het verst?

“Ik vind het niet leuk om namen te noe­ men. Maar mannen die grappen maken over nonnen die in hun bek worden gescheten, vrouwen die verbaal worden verkracht…”


Hans Teeuwen.

Ze peinst. “Ik ga gelijk op de rem, merk ik.”

Waarom?

“Omdat ik het stom vind om over collega’s te praten. Maar oké. Neem Hans Teeuwen. Ik ben lang geleden afgehaakt, ik ken zijn nieuwe werk dan ook niet, maar het werk dat ik van hem ken is grof. Hij gaat onvoorwaardelijk overal dwars tegenin. Daar lachen mensen ongelooflijk hard om. Mensen die niet gevoelig zijn voor de context van die grappen, zullen denken: blijkbaar is asociaal gedrag normaal. En dat zie je dan weer terug op Twitter. En in de opkomst van het populisme. Als je dat soort normen en waarden ondersteboven ragt, denk ik: ja, unleash the beast. Ga je gang. Maar dan? Dan ben ik maar die muts die het liever wel netjes en fatsoenlijk houdt.”

Ze gaat door: “Vroeger had je gezag. Iedereen had respect voor de leraar, de agent en de overheid. In de jaren zestig is dat gezag aangetast. We mochten opeens jij en jou zeggen tegen die mensen. De jongeren in de jaren zestig hadden het aura van geweldige bevrijders, maar was het achteraf wel zo verstandig om dat gezag te ondermijnen? Ik snap dat het gevoel van bevrijding enorm groot geweest moet zijn, maar we hebben er ook een enorm groot goed mee verloren, namelijk het respect voor gezag.

En juist daar hebben we nu last van. Ik zou weleens iemand willen spreken die in de jaren zestig op de barricaden heeft gestaan. Of hij daar nog steeds zo trots op is, of dat hij denkt: misschien hebben we de gevolgen daarvan onderschat.

“Hans Teeuwen is razend populair. Hij gebruikt het breken van fatsoen als stijlelement. Als mensen zich kapotlachen om verbale verkrachtingen en nonnen die in hun bek worden gescheten, denk ik: ontwrichten en dan weer weg is natuurlijk wel heel makkelijk. Neem eens verantwoordelijkheid. Het is extreem onvolwassen allemaal. En daarmee ben ik dan ook meteen de ouwe lul van het verhaal. Fatsoen is op een gegeven moment een heel vies woord geworden. Ik heb het nooit een vies woord gevonden. Ik voel me altijd erg veilig in fatsoen.”