Jean Pierre Rawie: ‘De enige poëzie die ik niet begrijp is die van eigentijdse Nederlanders’

Jean Pierre Rawie viert zijn zeventigste verjaardag met een nieuwe bundel (Een luchtbel in een vluchtige rivier) en de tentoonstelling Rawie en Pesapane – Poëzie in tekeningen in museum Huis van het boek in Den Haag. Wat leest, luistert en ziet deze flamboyante dichter in zijn vrije tijd?

Lees het gehele interview hier of in het aprilnummer van HP/De Tijd.

BOEKEN

“Dante is in mijn ogen de belangrijkste literaire figuur die er is. La Divina Commedia is zo rijk: kosmologie, geschiedenis, sterrenkunde, geografie, natuurkunde – alles komt aan de orde. Wat de geschiedenis betreft: door dat gedicht zijn volkomen onbenullige oorlogjes uit zijn tijd wereldgeschiedenis geworden. Stel je eens voor dat een beroemde dichter een oorlog tussen Wedde en Bellingwolde had beschreven, dan was dat ook wereldgeschiedenis geweest, terwijl de oorlog zelf niets voorstelt. Datzelfde geldt denk ik voor de Trojaanse Oorlog. Het enige wat ik nog nooit heb gelezen over Dante, en wat ik misschien wel zelf bedacht heb, is zijn relatie tot paus Bonifatius VIII. In elke beschouwing lees je dat Dante de grote tegenstrever was van Bonifatius VIII, maar vermoedelijk heeft de paus helemaal niet geweten dat Dante bestond. Dat vind ik grappig. La Divina Commedia speelt zich af in 1300; Bonifatius VIII overleed in 1303. Dante wilde de paus in de hel plaatsen omdat hij vond dat hij daarin thuishoorde, maar vond ook dat je niet iemand die op dat moment nog leefde in de hel kon zetten. Hoe loste hij dat op? Hij komt met zijn leidsman Vergilius in de achtste ring van de hel een simonistische paus tegen. De paus staat rechtop met zijn hoofd in de grond; op zijn voetzolen wordt een vuurtje gestookt. Dante was daarin heel inventief. De paus hoort met zijn kop in de grond iemand dichterbij komen, en vraagt: ‘Zijt gij daar reeds, Bonifatius?’ Kijk, dat is een goede oplossing.”

BEELDENDE KUNST

“Italië is een wonderschatkamer. Er is bijna geen kerk waar geen interessant schilderij hangt of dat op zichzelf al een interessant bouwwerk is. Rome is een stad waar je, al zou je je hele leven elke dag een galerie, kerk of bouwwerk bezoeken, nog maar tien procent van de schatten zou zien die er aanwezig zijn. Als ik er ben, kom ik graag in de Capitolijnse Musea en de Vaticaanse Musea. Spanje is ook zo’n land waar ontzettend veel te zien is. Ik was eens een dag in Madrid en wilde een bezoek brengen aan het Prado. Ik had het plan opgevat om het hele museum te bekijken, maar toen ik bij Goya was, merkte ik dat ik niets meer in me op kon nemen. Je zou eigenlijk heel rustig één zaal op je moeten laten inwerken en de keer erop de volgende zaal bezoeken. Ik kan niet zeggen dat ik een favoriete kunstenaar heb. Ik weet redelijk veel van Bernini en Caravaggio, waardoor je ook anders naar hun werk kijkt dan wanneer je niets van ze weet. Caravaggio was een moordenaar. Eigenlijk geldt voor alle grote kunstenaars dat ze zich weleens hebben misdragen. Ik ook, hoor. Jaren her was er een meisje dat haar carrière in het feminisme bespoedigde door rond te bazuinen dat ze door mij was verkracht. Dat hoorde ik pas jaren later. Ik dacht: ‘God, twee weken lang zette ze haar Mobyletje hier voor de deur en belde bij me aan om verkrácht te worden.’ Wat is dat voor onzin? Dat hele #MeToo-gedoe in de film- en toneelwereld gaat over stemgerechtigde volwassenen die geheel zelfstandig een bankrekening kunnen openen. Die kunnen ook ‘nee’ zeggen. Ik heb het natuurlijk niet over verkrachting, maar meestal is het dat niet. Ik vind het zo overtrokken. Er worden carrières kapotgemaakt zonder enig proces. Je hoort vanwege dat gezeur over de vleerpest weinig meer over andere dingen, maar laatst las ik dat de Amerikaanse porno-acteur Ron Jeremy een paar maanden geleden is gearresteerd op verdenking van verkrachting. Hij nam z’n werk kennelijk mee naar huis. In het artikel stond ook dat hij ruim tweeduizend films op zijn naam heeft staan. Knap dat hij dan ook nog tijd had voor verkrachtingen! En dat op die leeftijd. Ik las dat hij 67 jaar oud is en dat hem 60 jaar gevangenisstraf boven het hoofd hangt. Je moet het dus wel onwaarschijnlijk achten dat hij zijn werkzaamheden na het uitzitten van de straf nog hervat.”

THEATER

“Mijn moeder was een enthousiast amateurtoneelspeelster bij het Winschoter Liefdadigheidstoneel, maar ze heeft dat enthousiasme voor toneel niet op mij kunnen overbrengen. Ik ben vroeger weleens naar toneel geweest, bijvoorbeeld naar de Spaanschen Brabander van Bredero. Ik herinner me daar de zin uit: ‘Ik kus den vlo die op uw hond gezeten het.’ Nederlands toneel moet altijd ‘origineel’ zijn. Ik herinner me een tekening van Peter van Straaten waarop je een aantal types bij elkaar ziet staan en dan staat eronder: ‘Ja, we kunnen De drie zusters natuurlijk ook door vrouwen laten spelen.’ Een tijd geleden ben ik ter gelegenheid van mijn verjaardag door vrienden meegenomen naar een opvoering van een eigentijds Nederlands toneelstuk. Binnen tien minuten stonden alle mannen in hun blote pielemuis op het toneel. Nee, dan ga ik liever naar een operavoorstelling. Een poos geleden zag ik in de Stopera een voorstelling van Die Zauberflöte, maar daar was ik ook niet erg over te spreken. De drie jongetjes die in het stuk voorkomen, werden opeens als drie oude mannetjes opgevoerd. Wat daar het nut van was, is me volstrekt onduidelijk. Gelukkig was er geen blote pielemuis, ofschoon die natuurlijk niet zou misstaan in Die Zauberflöte.”

“Voorstellingen beginnen hier altijd om acht uur ’s avonds. Dat is mijn etenstijd. In Italië beginnen ze een paar uur eerder, en ga je na afloop – rond een uur of acht – pas aan tafel. Dat is veel leuker. Ik herinner me een opvoering van Il barbiere di Siviglia in Venetië. Dat was echt zoals het hoort: in zeventiende-eeuwse pakjes en ook weer op een prettig tijdstip. Italiaans toneel is veel klassieker dan Nederlands toneel: niet dat streven naar originaliteit coûte que coûte, wat volgens mij ook een illusie is en de dood voor een heleboel dingen. Die Wagner-stukken die opeens door mensen in overalls gespeeld moeten worden – nee. Dat zie je ook in de literatuur. Er wordt enorm veel wartaal geschreven. Men denkt: als je wartaal schrijft in de poëzie, dan is de kans dat je origineel bent veel groter. Dat is helemaal niet waar. Ik heb behoorlijk veel poëzie gelezen, ik heb me moeilijke talen eigen gemaakt om gedichten in de oorspronkelijke vorm te lezen, maar de enige poëzie die ik niet begrijp is die van eigentijdse Nederlanders. Als ik die mensen weleens ontmoet, heb ik niet de indruk dat ze intellectueel mijn meerdere zijn, dus dan krijg ik toch het vermoeden dat ik belazerd word. Daarom lees ik dus heel weinig eigentijdse poëzie.”