Lale Gül: ‘Multatuli wakkerde mijn liefde voor lezen en schrijven aan’

Lale Gül (23) debuteerde onlangs met de autobiografische roman Ik ga leven, waarin ze beschrijft hoe ze opgroeide in een streng-islamitisch gezin in Amsterdam-West. Wat leest, luistert en ziet de jonge schrijfster zoal in haar 
vrije tijd?

Verschenen in het dubbeldikke zomernummer van HP/De Tijd. (2021) Lees het gehele interview hier.

Boeken

“Ik kom uit een conservatief-islamitisch gezin, dus daar hoorde een heel eigen cultuur bij, met eigen muziek en films en series. Mijn ouders keken bijvoorbeeld vaak naar een Turkse zender waarop religieuze series worden vertoond met een heel hoog moralistisch gehalte. Die series waren een soort zedenpreken: zo moet je je gedragen. Zo voorspelbaar en dom. Op de basisschool ontdekte ik hoe leuk ik het vond om te lezen. Ik verslond de boeken van Carry Slee, Francine Oomen en Mirjam Oldenhave. Dat had er misschien ook mee te maken dat we thuis geen computer hadden. Ik moest dus kiezen: buitenspelen of boeken lezen. Ik hield helemaal niet van buitenspelen, ik was nogal een introvert kind dat het liefst op haar kamer zat, dus die keuze was simpel. De mogelijkheden die we nu hebben zijn veel groter. Mijn zusje, dat een paar jaar jonger is dan ik, zit de hele dag op Netflix. Dat had ik misschien ook wel gedaan als ik nu haar leeftijd had.

“In de brugklas van het vwo moesten we boekverslagen maken. Ik heb van alles gelezen: Hersenschimmen van Bernlef, De passievrucht van Karel Glastra van Loon – je kent de klassiekers wel. Ik kwam erachter dat ik het leuk vond om literatuur te lezen en begon dat ook in mijn vrije tijd te doen. Mijn medeleerlingen kozen altijd de dunste boekjes om een verslag over te schrijven: Kaas van Willem Elsschot en Het gouden ei van Tim Krabbé. Ze vonden het gestoord dat ik juist de dikke boeken ging lezen. In deze periode ontdekte ik ook voor het eerst de migrantenliteratuur: De belofte van Pisa van Mano Bouzamour, Eus van Özcan Akyol en Het gym van Karin Amatmoekrim. Voor mij was dat een openbaring: voor het eerst kon ik mezelf herkennen in een boek. Niet helemaal, want ik ben een meisje en kom uit een veel strenger gezin dan zij beschreven, maar in hoofdlijnen kwam het verhaal wel overeen.

“Ik denk niet dat er een specifiek boek is dat me aan het schrijven heeft gezet. Dat is iets wat zich gaandeweg heeft ontwikkeld. Multatuli heeft daar wel een grote rol in gespeeld. Hij heeft mijn liefde voor lezen en schrijven echt aangewakkerd. Ik werd gegrepen door zijn boeken, en dan in het bijzonder Ideeën en Max Havelaar. Multatuli schrijft heel puntig. Ik ben heel jaloers op zijn taalgevoel. Bijna bij elke zin die ik van hem lees, denk ik: wauw, wat zegt hij dat mooi, wat vat hij dat goed in taal. In mijn eigen boek heb ik een aantal motto’s van hem opgenomen. Een ervan is dit: ‘Wat maakt gy van onze dochters, o zeden! Gy dwingt ze tot liegen en huichelen. Ze mogen niet weten wat zij weten, niet voelen wat ze voelen, niet begeren wat zy begeren, niet wezen wat ze zyn.’ Heel feministisch voor een negentiende-eeuwse schrijver. In elk opzicht was hij zijn tijd ver vooruit.

“Thuis werd geen Nederlands gesproken, dus ik ben geen native speaker. Ik heb de taal geleerd vanuit kranten, tijdschriften en boeken; dat zie je misschien ook wel terug in mijn schrijfstijl. Het liefst lees ik literatuur van schrijvers die onverbloemd schrijven wat ze denken. Op dit moment ben ik bezig in Onderworpen van Michel Houellebecq. Ik bewonder hem vanwege zijn onverbiddelijkheid; ik hou van mensen die niet bij iedereen geliefd willen zijn. Hij wil de mensen shockeren en doet dat ook. Ik herinner me een scène uit Serotonine waarin seks met honden wordt beschreven. Ik ben niet snel geschokt, maar daarvan dacht ik wel: oei, haha. Jan Wolkers is een andere favoriet. Hem wordt, net als Houellebecq, weleens verweten vrouwonvriendelijk te zijn. Wat maakt dat uit? Schrijf dan als vrouw een tegenboek waarin je manonvriendelijk bent. Dat kan toch naast elkaar bestaan? Hoezo zou iedereen dezelfde opvattingen moeten hebben? Ik vind dat je alles moet kunnen zeggen en schrijven. De grens ligt bij het aanzetten tot geweld. Zolang je dat niet doet, is alles geoorloofd.”