Maarten Spanjer: ‘Ik voel me een buitenbeentje’

Maarten Spanjer viert deze maand zijn zeventigste verjaardag en komt met een nieuwe verhalenbundel: De kunst van het loslaten. Playboy spreekt hem over zijn jungleavontuur met Fabiënne de Vries, de liefdeslessen die getrokken kunnen worden uit B & B Vol Liefde en zijn bezoek aan de Playboy Mansion. ‘Ik bleef haast met m’n kloten aan dat hek hangen.’

Q1. Je nieuwe boek heet De kunst van het loslaten. Waar gaan de verhalen over?

Het zijn verhalen over ontmoetingen met BN’ers. Als een soort vlieg op de muur heb ik ze bestudeerd, dat zit nu eenmaal in mijn karakter, en daarvan doe ik verslag in dit boek. Over het gebroken vogeltje op de wc van Theo Hiddema, of mijn deelname aan de televisiequiz Waku Waku, waarbij ik Rob Fruithof bijna tot waanzin dreef door over de Oerang Brembrem te beginnen, een sambal etend rijstvogeltje dat achteruit vloog om haar kutje koel te houden. Het is in ieder geval een bundel vrolijke verhalen geworden.

Q2. Wat is je favoriete verhaal uit het boek?

Ik vind alle verhalen goed zeg ik in alle bescheidenheid, maar m’n favoriet is toch wel BN’ers in het bos. Op uitnodiging van het Wereld Natuur Fonds werd een groep van zeven BN’ers – waaronder ik, want ik had wel zin in een verzetje – naar Brazilië gestuurd om het oerwoud te redden. De onzin die daar werd uitgekraamd vond ik fascinerend. ‘De natuur mag hier nog gewoon zijn eigen natuurlijke gang gaan’ en meer van dat soort kletskoek. Ik heb daar met verbijstering tussen gezeten. Op een gegeven moment staan we in de tuin van ene Chico Mendes – een voormalig rubbertapper die in de strijd voor het behoud van het regenwoud door veeteeltboeren met enkele hagelschoten is vermoord. Fabiënne de Vries stond naast me te snotteren. ‘Wat is er?’,’ vroeg ik. ‘Precies op de plek waar wij nu staan is hij dus met hagelslag vermoord. Dat raakt me gewoon.’ ‘Was het melk of puur?’, vroeg ik. Dat werd me door de regisseur niet in dank afgenomen. Een even onvergetelijk als ontroerend televisiemoment was door mijn opmerking verpest.

Q3. Je bent zelf ook een BN’er. Voel je je onderdeel van die wereld van glans en goud?

Nee. Ik voel me een buitenbeentje. Ik heb er altijd moeite mee gehad mezelf ‘acteur’ te noemen. Je hebt van die mensen die twee keer in GTST hebben meegespeeld en het dan hebben over ‘een palet van kleuren en emoties aanboren’ of ‘jezelf laagje voor laagje afpellen’ of zoiets. Zolang er nog mensen als Robert DeNiro, Al Pacino en Jack Nicholson rondlopen, zal ik mezelf geen ‘acteur’ noemen. Als ik mezelf dan toch iets zou moeten toedichten dan kan ik met de betiteling ‘schrijver’ wel leven.

Q4. Het boek leest als een trein, maar de verhalen zijn wel allemaal verzonnen, toch? 

Laat ik het zo zeggen: ik wil de werkelijkheid nog wel eens een beetje uitvergroten, maar meer dan dat is het niet. Mijn fantasie is niet zo groot dat ik iets helemaal kan verzinnen. Ik heb het wel eens geprobeerd, een verhaal verzinnen of helemaal verdraaien, maar dat is m’n eer te na. Een verhaal moet in de kern wel kloppen.

Q5. Jeroen Krabbé is voor jou altijd een dankbaar onderwerp om over te schrijven, maar in dit boek heb je hem gespaard. Waarom?

Als ik nu weer wat over hem zou schrijven, zou ik hem daar haast een plezier mee doen, en dat is natuurlijk ook niet de bedoeling. Zijn zoektocht naar Frida Kahlo in ‘Krabbé zoekt’ doet hij overigens heel verdienstelijk heb ik me laten vertellen.

Q6. Je wordt deze maand zeventig. Wat doe jij om je jeugdige uiterlijk te behouden?

Niet veel. Ik heb een kunstheup die een beetje mislukt is. Ze hebben op mij een nieuwe methode uitgeprobeerd: de Birmingham Hip. Daar hoor je niemand meer over, en dat snap ik ook wel. Ik deed veel aan sport en met die heup zou ik al die sporten nog kunnen blijven doen. Tijdens de operatie raakten mijn zenuwen echter beschadigd, waardoor ik nu niet eens meer kan tennissen. Fietsen lukt nog wel, wandelen ook, maar dat doe ik te weinig. Voor de rest is het een beetje de schijn van jeugdigheid ophouden.

Q7. Kun je je karakter in één zin beschrijven?
Ik ben een zwartkijker met een onverwoestbaar humeur.

Q8. Je bent sinds kort weer vrijgezel. Ben jij gemaakt voor het single bestaan of ben je op zoek naar een nieuwe vriendin?

Ik kan gelukkig heel goed alleen zijn. Het is ook wel fijn, even geen gedoe, dus ik ben ook niet op zoek naar een nieuwe vriendin. Ik kijk wel eens naar B & B Vol Liefde en daarin zie je heel goed waar het tussen man en vrouw vaak mis gaat. De kern van de mislukking is dat mannen eerst kijken hoe een vrouw eruit ziet. Dat zullen ze nooit durven zeggen, dat ze bijvoorbeeld op grote tieten vallen, maar dat is wel waar ze het eerst op letten. Vrouwen letten op hele andere dingen. Die kijken naar zo’n man en zeggen dan dat er geen ‘vonk’ overspringt. Zij zijn veel meer op zoek naar een klik, of als die er niet is: een materiële klik. Een mooi huis wil nog wel eens helpen om zo’n vonk over te laten springen. Een man is bij een vrouw echt niet geïnteresseerd hoe ze woont. Mannen en vrouwen letten dus op andere dingen en daar gaat het dus altijd mis.

Q9. Krijg je nog wel aandacht van vrouwen?

Ik ben een onschadelijke oude man geworden. Vroeger wilde ik nog wel eens een vrouw mee naar binnen trekken. Dan zat zo’n meisje  de hele avond op de bank naar je te kijken met zo’n blik van: jij wilt maar één ding, en daar hadden ze toen ook wel gelijk in. Tegenwoordig zit er ook wel eens een vrouw op de bank, maar die belt dan de volgende dag dat ze zo leuk met me heeft gepraat. Dat is een nieuwe fase in je leven.

Q10. Wanneer heb je voor het laatst een blauwtje gelopen?

Dat is wel een voordeel van ouder worden: je kunt beter inschatten wanneer je een blauwtje gaat lopen en kunt dat dus uit de weg gaan. Ik heb vroeger genoeg blauwtjes gelopen, maar toen was ik ook veel brutaler. Ik weet nog dat ik een hele mooie dame met de neus tegen de ruit van een juwelier zag staan. Ik ging naast haar staan en zei: ‘zoek maar iets moois uit.’ Ik vond dat zelf wel een leuke openingszin, maar ze keek me misprijzend aan en zei: ‘heb ik iets van je aan soms?’ Dat soort risico’s neem ik niet meer.

Q11. Vrees jij de juicechannels?
Sinds er op de voorpagina van de Story heeft gestaan: ‘Maarten Spanjer doet het nog steeds met mannen’, ben ik nergens bang meer voor. Meteen daarna belde een ander roddelblad om te vragen of het waar was wat ze hadden gelezen. Toen zei ik: ‘Ze hadden net zo goed op de voorpagina kunnen zetten dat Hitler in het verzet  is gegaan.’ Daarna ben ik nooit meer door ze lastiggevallen.

Q12. Je bent naast acteur en schrijver ook televisiemaker: de meeste mensen zullen je kennen van Taxi. Kijk jij als vakman nog veel naar de televisie?
Ja, maar met vrolijke ergernis, het is een soort van leedvermaak. Neem nu die talkshows: alles moet een itempje zijn. Een gesprek over het ongeluk in Oud-Beijerland, dan een gesprek over de asielcrisis en dan – vanuit het niets – zitten opeens Nick en Simon met z’n tweeën aan tafel om een half uur over hun breuk te praten. Nick en Simon lijken me twee aardige ventjes die de afgelopen jaren hun zakken flink hebben gevuld, maar het lijkt me logisch dat je na zeventien jaar ook wel eens iets anders wilt doen. Het gesprek gaat werkelijk nergens over: er werd zelfs aangestipt dat Nick niet lang genoeg naar Simon kijkt of andersom. Daarna komt Shownieuws, waarin nog eens wordt besproken wat een half uur eerder in Jinek is gebeurd met Nick en Simon. Zo gaat dat maar door. Ze zijn allemaal onderdeel van een grote poppenkast en blijkbaar vinden wij dat allemaal heel normaal. Ik kan daar met verbazing naar kijken.

Q13. Is een vaste rol bij VI Vandaag niet wat voor jou?

Dat weet ik niet. Ik ben nog niet gevraagd om daar te gaan zitten, maar misschien met m’n boek… Maar dat zijn van die mechanismen. René van der Gijp ken ik natuurlijk goed, maar ik heb het idee dat de gasten vooral bepaald worden door Johan Derksen. Ik heb geen idee wat hij van mij vindt. Wat mij een beetje irriteert aan dat programma is dat de gasten op de bank er het merendeel van de tijd voor lul zitten. Soms mogen ze een zinnetje zeggen, maar als je tegen Johan in gaat krijg je meteen op je bordje van ‘eh, hé, als jij zo doorgaat dan nodigen we je niet meer uit.’ Dat gebeurt allemaal in een pseudo-grappige sfeer, maar het gebeurt onderhand zo vaak dat ik me er aan begin te storen. Derksen doet alsof de gast blij mag zijn dat hij daar mag zitten. Wie ik wel echt een ontdekking vind is Roxane Knetemann. Wat een leuk mens is dat. Ze is niet bang om wat te zeggen, ze heeft verstand van zaken en die betoverende lach… Dat vind ik echt een revelatie. 

Q14. Je acteercarrière lijkt op een laag pitje te staan. Hoe komt dat? 

Ik word niet meer gevraagd. Ik ambieer helemaal geen hoofdrollen meer, liever een kleine rol, maar ik denk dat ik als acteur niet bekend genoeg ben waardoor je op oudere leeftijd niet meer wordt gevraagd. Ik trek me dan maar een beetje op aan Michiel Romeyn, die ik een groot acteur vind, maar die ook nog maar heel weinig gevraagd wordt.

Q15. Ben jij, toen je begon met acteren, wel eens in #MeToo-situaties belandt?

Castingdirector Hans Kemna had een paar weken geleden een afscheidsinterview in Het Parool. Een van de vragen was of hij ooit misbruik heeft gemaakt van zijn positie. Nee, antwoordde hij, hij was altijd ontzettend zuiver in zijn vak geweest, hij heeft zijn seksuele voorkeuren nooit een rol laten spelen. ‘Maarten Spanjer zegt soms lullige dingen over me’, zei hij aan het eind, ‘maar ja, Maarten Spanjer, who cares.’ Toen heb ik een ingezonden brief gestuurd die niet geplaatst is. Ik schreef: “Het is niet mijn gewoonte om ingezonden brieven te schrijven, maar omdat mijn naam werd genoemd in het interview met Hans Kemna voel ik me nu toch geroepen. Nog ruik ik, toen ik hem weigerde op zijn mond te zoenen, de zure adem van goedkope wijn die uit zijn mond walmde en hoor ik zijn lispelende stem in mijn oor fluisteren: ‘o maar popje, als je zo eenkennig bent, word je nooit een groot acteur.’” Dat is de kern van #MeToo. Niet meteen het seksuele betasten, maar misbruik van macht. Er zijn acteurs die nu bekend zijn, ik noem geen namen, die vroeger als lijfeigenen met z’n polstasje achter hem aan liepen.

Q16. Voel jij je nog thuis in deze tijd?

Ja, maar ik verbaas me wel steeds meer over alles wat ik om me heen zie. Als je een jongedame tegenkomt en vraagt wat ze doet, is het antwoord heel vaak: ik doe communicatie. Dat is ook zo’n signaal uit deze tijd: iedereen studeert communicatie, maar de communicatie tussen mensen wordt steeds slechter.

Q17. Wat zijn de drie beste kroegen van Amsterdam?

Een goede kroeg moet een ronde tafel hebben en de eigenaar moet langzaam dronken worden aan die ronde tafel, maar ondanks dat hij dronken wordt, moet hij bepalen wie er wel en niet aan die tafel mag zitten. Café ‘t Papeneiland van de onlangs overleden Tiel Netel is zo’n café. Café Kalkhoven aan de Prinsengracht is ook een prachtige kroeg. Het wordt gerund door Leo de Leeuw, een vriend van me, een van de aardigste mannen die ik ken. In de Jordaan heb je een aantal kroegen die in stand worden gehouden als zogenaamde echte Jordanese kroegen, maar dit is er echt een. Een goede kroeg moet ook oud zijn, en een beetje vies het liefst ook. Café André Lacroix was eigenlijk té vies, maar het was net te doen. André zat ook vaak met zijn handen in zijn broek en ging dan leverworst snijden. Als je daar door de gang naar de wc ging, dan rook je middeleeuwse luchten. Luchten die nergens anders hingen. Ik snoof ze graag op.

Q18. Caroline van der Plas of Geert Wilders?

Doe dan maar Caroline, dat vind ik wel een leuk mens, als is Geert Wilders in de omgang ook wel een beminnelijke man. Ik heb hem wel eens de hand geschud en zelfs een rondleiding gekregen door dat zwaar beveiligde kamertje van hem aan het Binnenhof. Johnny Rep en ik waren door hem uitgenodigd omdat hij fan van ons was en toen kregen we ook een lunch aangeboden namens de PVV. Johnny zat daar helemaal niet mee, maar ik keek af en toe toch wat schichtig om me heen of niemand me zag. Na afloop kwamen we de trappen afgedaald met Dion Graus, en toen kwam onmiddellijk Rutger Castricum op ons af en zei: ‘Heren, zijn we lid van de PVV geworden?’ Ik zei: ‘Wat bedoel je, ik dacht dat dat een voetbalclub was! PVV! En nu hoor ik van jou dat het een politieke partij is?’ Johnny beaamde dat en toen ging Castricum er weer vandoor.

Q19. Heb jij nog een mooie anekdote over Playboy?

Ik was eens met mijn ex, die stewardess was, in Los Angeles. We liepen over Beverly Hills Avenue en ik zag een enorm huis met een hoog hekwerk eromheen staan. Mijn vriendin wees naar dat huis en zei: kijk, daar woont Hugh Hefner. Mijn nieuwsgierigheid werd geprikkeld dus ik ben in een opwelling en met gevaar voor eigen leven over dat hek geklommen in de hoop een paar bunnies te zien, die halfnaakt door zijn mansion zouden rennen. Ik bleef nog haast met m’n kloten aan die ijzeren pinnen hangen, maar toen ik eenmaal  de juiste positie had ingenomen, kon ik geen bunnie bekennen. Ik zag helemaal niets. M’n vriendin bleef ondertussen maar schreeuwen dat  het levensgevaarlijk was wat ik aan het doen was. ‘s Avonds zaten we in een restaurant en vertelden we dit verhaal aan een local. Hugh Hefner bleek aan de andere kant van de stad te wonen, dus ik had het toch goed gezien: geen bunnies te bekennen in dat huis.

Q20. Een beetje schrijver schrijft zijn eigen grafschrift. Wat zou die van jou zijn?

Voor op de zerk? ‘Lacht u maar, ik had ook liever aan het strand gelegen.’ Ik stelde deze vraag trouwens ook eens aan Rijk. Hij antwoordde toen: ‘Hier ligt De Gooyer, hij kan niet dooier.’