Raquel van Haver: ‘Een goede kunstenaar is een verhalenverteller’

Raquel van Haver (1989) is een van ’s lands toonaangevende kunstenaars van dit moment. Welke boeken, theatermakers en films inspireren haar zoal?

Verschenen in het oktobernummer van HP/De Tijd (2022). Lees het gehele interview hier.

Boeken

“Een nieuw project begint bij mij altijd met tekst. Ik ga op het internet op zoek naar boeken over een bepaald onderwerp of een bepaalde techniek en koop die dan. Als ik die stapels boeken heb doorgewerkt, ga ik de praktijk opzoeken. Ik ben op dit moment veel boeken aan het lezen voor een project over zeventiende-eeuwse schilderkunst in Amsterdam. Boeken zoals Decolonizing Museums – Representing Native America in National and Tribal Museums van Amy Lonetree en Theater, Garden, Bestiary – A Materialist History of Exhibitions van Tristan Garcia en Vincent Normand. De portretten uit de zeventiende eeuw zijn statussymbolen: de geportretteerden wilden laten zien hoe rijk en beroemd ze waren. Je kunt het vergelijken met hiphopfoto’s van nu. Ik ben voor Amsterdam 750 jaar een grote show aan het opzetten die zich toelegt op individuen en collectieven die niet altijd op de voorgrond staan, maar die zich wel op een bijzondere manier hebben ingezet voor de stad. Door de gehele stad, waaronder in het Amsterdam Museum en het Stadsarchief, zal over drie jaar een grote expositie komen om die mensen voor het voetlicht te brengen.”

Beeldende kunst

“De kwaliteit van het kunstonderwijs is vrij laag in Nederland, waardoor je kennis niet zo groot is als je van de academie af komt. De blik op de internationale kunstwereld is vrij nauw, waardoor je alles zelf moet ontdekken. Nog tijdens mijn studietijd kwam ik op het spoor van Ebony G. Patterson en Chris Ofili, twee grote internationale kunstenaars van kleur, van wie de docenten op de academie nog nooit hadden gehoord. Hun werk was zo anders dan het werk dat ik kende, ze gingen zo anders met hun beeldtaal om dan de kunstenaars waarin wij werden onderwezen… Ik heb geen voorbeelden in de kunstwereld, maar die twee hebben me een bepaalde richting op geduwd waar ik nooit meer van ben afgeweken. Nederland zou veel meer moeten investeren in cultuuronderwijs. Niet alleen op de kunstacademies, maar ook op de basisscholen en de middelbare scholen. Jongeren moeten vaker meegenomen worden naar een museum. Het bezoeken van een museum moet genormaliseerd worden. Ik denk dat veel mensen vinden dat een museum niet voor hen is weggelegd. In de meeste gevallen klopt dat ook wel: de tentoonstellingen spelen vaak in op een interesse van een kleine groep. Kunst is te veel voor de elite – althans, zo wordt het vaak wel gezien. Sommige mensen gaan naar een museum, lezen de bordjes naast een schilderij en denken: ik begrijp het niet. Wat ze niet weten, is dat er genoeg musea zijn waar ze zich wél welkom kunnen voelen. Het Kröller-Müller Museum is prachtig, maar niet voor iedereen even toegankelijk. Iemand die niets heeft met dat museum, houdt bijvoorbeeld wel van het Spoorwegmuseum, maar dan moet je wel weten dat dat museum er ook is.”

Theater

“Wanneer ik voor het laatst naar het theater ben geweest? Dat is wel een tijd geleden. Het zijn meestal kunstperformances die ik zie. Een van de indrukwekkendste dingen die ik wel in het theater heb gezien is The Sacrifice van de Zuid-Afrikaanse choreografe Dada Masilo. Ik zag de uitvoering op het gala ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van de Prins Claus Prijs. Masilo is een van de weinige choreografen die me echt tot tranen toe kunnen ontroeren. De dansers weten door middel van hun lichaam en hun bewegingen een verhaal over te brengen, wat op zichzelf al knap is, omdat dans natuurlijk een hele abstracte kunstvorm is. Door hun achtergrond – de dansers komen allemaal uit Zuid-Afrika – dansen ze met veel gevoel, waardoor je de pijn, maar ook de liefde die uit het stuk spreekt, op de achterste rij nog voelt. In de choreografie zitten veel verwijzingen naar de koloniale geschiedenis van het land, wat het stuk nog scherper maakt. Aan de ene kant is het daardoor heel rauw, maar ook heel poëtisch, omdat de bewegingen zo absurd strak worden uitgevoerd en de beeldtaal zo perfect is. Het is daardoor heel uitgebalanceerd.”