Bart Van Loo over Simenon, Charles Aznavour en Emile Claus


De culturele agenda van schrijver en conferencier Bart Van Loo. Gepubliceerd in HP/De Tijd, 4 november 2015.

BOEKEN

“Ik lees altijd en overal. Zelfs op het toilet. Dichtbundels zijn perfect om bij een doorsnee toiletbezoek door te bladeren. Zit ik wat langer, dan pak ik de brieven van Gustave Flaubert erbij. Meerdere bundelingen van zijn brieven zijn in het Nederlands verschenen, maar de mooiste blijft Haat is een deugd. Flaubert kennen we vooral als de schrijver van het meesterwerk Madame Bovary. En dat is ook niet zo gek, want een veelschrijver was het niet. Het oeuvre van Flaubert bestaat uit zes romans. Zes! (Zin hier kan weg.) Flaubert was een perfectionist. Aan elke roman werkte hij vijf of zes jaar. Elke zin werd honderdduizend keer door de perfectioneringsmolen gedraaid. En dat is meteen hetgeen je hem eventueel zou kunnen verwijten: het is té perfect, dat proza. Daarom hou ik ook zo van die honderden brieven die hij heeft geschreven: die zijn niet gepolijst, de zinnen bruisen, zitten vol leven en maken onverwachte bochten.”
“Mijn hart ligt bij de negentiende-eeuwse literatuur. Dat zijn de schrijvers – denk aan Honoré de Balzac, Victor Hugo, Alexandre Dumas – die de blauwdruk van de hedendaagse roman hebben uitgevonden. Veel romaneske snufjes zijn er nadien niet echt bijgekomen, tenzij de pure experimenteerdrift. Denk aan de Franse surrealisten, denk aan de Vijftigers. Dat is natuurlijk boeiend vanuit literair-historisch perspectief, maar echt raken in mijn ziel doet het literair experiment me zelden of nooit. Het meest interessant zijn de schrijvers die beide combineren: schrijvers die met een voet in de vernieuwing staan, maar toch ook met een voet in de traditie, enfin, zij die dansen op de grens.”

Georges_Simenon_(1963)_by_Erling_Mandelmann
Georges Simenon

“Simenon is voor mij een van de grootste schrijvers van de twintigste eeuw, ook al wordt hij –geheel onterecht – nog altijd geweerd van literairwetenschappelijke opleidingen. Het eerste boek dat ik van hem las was L’ours en peluche, in het Nederlands vertaald: De pluchen beer. Meteen werd ik getroffen door accute Simenonitis, de heerlijkste tekstueel overdraagbare aandoening die er bestaat. Wat ik zo bijzonder vind aan zijn verhalen: die unieke sfeer die hij telkens weet op te roepen. In de eerste regel motregent het, die regen zwelt gedurende de bladzijde verder aan, er komt een man voorbij die langs de Seine loopt, en voor je aan het einde van de eerste pagina bent loop je zelf langs de Seine – je voelt de motregen bijna letterlijk op je gezicht druppelen. Dat is het empatisch realisme waar ik zo van houd. De Bezige Bij verdient alle lof om Simenon momenteel grootscheeps te vertalen.”
“Waar ik ook een grote voorliefde voor heb, is wat ze in Frankrijk ‘Le roman populaire’ noemen. Je zou het kunnen vergelijken met televisieseries als Breaking Bad of House of Cards: superieure feuilletoneske verhalen, maar dan van honderd jaar geleden. Het prototype daarvan zijn de boeken van Alexandre Dumas, schepper van onder meer De Drie Musketiers – de wereldberoemde roman die oorspronkelijk als feuilleton verscheen in de Franse krant Le Siècle. Dat soort boeken noem ik buikliteratuur: boeken waar je acuut verliefd op wordt. Bij Dumas gaat het zelfs zover dat je je hand op de rechterbladzijde moet leggen omdat je stiekem wilt lezen hoe het afloopt – je struikelt over je ogen. Aan de andere kant heb je hoofdliteratuur: literatuur die je leest met een potlood. Dat zijn niet misschien niet de boeken die je leven veranderen, maar wel de boeken die je anders naar de werkelijkheid doen kijken. Absolute topboeken zijn zowel buik- als hoofdliteratuur. Oorlog en Vrede van Leo Tolstoj is daar een mooie illustratie van: dat is een ontwikkelingsroman, een historische roman, een reflectie over de roman, een reflectie over de geschiedenis én er zit heel veel herkenbaarheid in. Goede literatuur gaat op een of andere manier over ‘mij’. De Ontdekking van de Hemel van Harry Mulisch is een geweldig boek, maar omdat ik me met niemand echt kan vereenzelvigen, blijft er een afstand bestaan. Misschien is dat het verschil tussen grote en heel grote romans.”

THEATER

“Op dit moment ga ik minder naar het theater dan ik ooit heb gedaan. Dat komt: ik ben niet zo lang geleden papa geworden, ben met de voorstelling Chanson. Une Belle Histoire op tournee in Nederland, denk na over een nieuwe voorstelling (over Napoleon deze keer) en ik ben begonnen aan een nieuw boek: over Bourgondië in de Middeleeuwen – en de grote invloed die deze streek heeft gehad op de Lage Landen. Een bezoek aan een theatervoorstelling schiet er dus weleens bij in.”3380926205
“Mijn laatst bezochte voorstelling is Missie van David Van Reybrouck. In dit toneelstuk, een monoloog geschreven voor de grote acteur Bruno Vanden Broecke, geeft een Nonkel Pater een twee uur durende lezing over zijn missie in Congo. Ontroering, humor, herkenbaarheid – veel menselijkheid. We hebben zoveel levenstijd, maar steeds minder tijd om gelukkig te zijn: dat hakt er wel in bij de mensen in de zaal. Momenteel speelt Bruno Vanden Broecke in Socrates, een monoloog geschreven door Stefaan van Brabandt. Dat zou ik ook heel graag gaan zien. Waar ik ook heel graag naar toe zou willen, is de nieuwe voorstelling van acteur Warre Borgmans. Hij heeft een soort verteltheater ontwikkelt waarbij hij – soms met eigen geschreven teksten, soms hebben anderen iets voor hem geschreven – als zichzelf op het podium staat en een verhaal vertelt. Dat spreekt mij zeer aan.”

MUZIEK

download (1)
Francis Cabrel

“Mijn liefde voor het Franse chanson is begonnen toen mijn leraar Frans op een blauwe maandagochtend een witte cassette uit een rode boekentas tevoorschijn toverde, en in het klaslokaal Je l’aime à mourir van Francis Cabrel liet klinken. Ik was direct verkocht. Onlangs heb ik het nieuwste album van Cabrel aangeschaft: In Extremis. Niet zijn beste plaat zeg ik eerlijk, maar het nummer Azincourt maakt veel goed. Azincourt gaat over de Slag bij Azincourt in 1415, een mythische veldslag waarbij de Fransen werden ingeblikt door de Engelsen – je zou het het Waterloo van de vijftiende eeuw kunnen noemen. De beste man heeft daar een prachtig poëtisch lied over geschreven, zeer pakkend ook – ook al gaat het over een nauwelijks voor te stellen veldslag van zeshonderd jaar geleden. Binnenkort treedt hij op in de mythische Olympia in Parijs, en daar ga ik met veel plezier heen. Naar Charles Aznavour, die eind november onder meer in de Heineken Music Hall staat, ga ik dit jaar niet. Ik heb hem nu twee keer live zien optreden en twee keer was het ontzettend goed, en ik wil de herinnering graag ook zo houden. Ik heb zelden dat ik moet huilen bij een concert, maar bij hem is het twee keer gebeurd. De eerste keer bij Non, je n’ai rien oublié, zijn allermooiste nummer. De tweede keer was toen hij met zijn breekbare stem Sa jeunesse zong – het liedje dat ik altijd voor mijn dochter zing.”
“Via Spotify ontdek ik veel nieuwe muziek. Onlangs kwam ik op het spoor van Jake Thackray, een soort Britse Brassens. Thackray zingt chanson-achtige liedjes met een heel zwaar Yorkshire accent. Zoek maar eens op: Lah-Di-Dah. Heerlijke luistermuziek. En wat luister ik nog meer… De muziek van Stephan Eicher, een Zwitser die in het Frans zingt, vind ik heel mooi. En oh! Liz Van Deuq. Een onbekende zangeres uit Frankrijk die een heel mooi, intiem plaatje heeft gemaakt. De nog altijd te weinig gekende Sammy Decoster, zijn naam klinkt Vlaams maar hij komt uit het noorden van Frankrijk, schat ik ook heel hoog in. Zoek hun muziek maar eens op. Stanton, een hedendaags bandje uit Vlaanderen maakt ook heel toffe muziek of de Franse zanger Bernard Lavilliers – die het chanson vermengd met reggae, samba en andere Zuid-Amerikaanse muziek. Ach, het is maar een greep… muziek is eindeloos.”
Mark_Knopfler_-1979.jpg“Billy Joël en Dire Straits zijn mijn guilty pleasures. Ik ben onlangs zelfs op bedevaart naar The Royal Albert Hall in Londen geweest om Mark Knopfler weer eens live te zien spelen, maar het viel helaas erg tegen. Ik voelde de energie niet meer. Hoe goed hij ook gitaar speelde: ik voelde de urgentie en de noodzaak niet. En dat was jammer. Ik was teleurgesteld in een oude held. Als je in literaire of muzikale milieus zegt dat je van Mark Knopfler en Billy Joël houdt, wordt er meewarig gekeken. Je m’en fous. Ach, mensen die van zichzelf vinden dat ze een gouden muzieksmaak hebben… Ja, ik luister graag naar Gainsbourg, Brel en Aznavour, maar Dire Straits en Billy Joel schreven de soundtrack van mijn jeugdjaren. Je ontsnapt nu eenmaal niet aan je verleden. De 91-jarige Aznavour zingt het al zijn hele leven lang.”

 


FILM
“Mijn lief overtuigt me keer op keer om oude zwartwit-films te zien. Laatst zagen we een van de beste films die ik in tijden heb gezien: de jaren veertig-filmkomedie To Be or Not to Be van Ernst Lubitsch. In een van de eerste shots zie je Adolf Hitler door de straten van Warschau lopen. Je denkt: ‘Adolf Hitler? In een winkelstraat in Polen? Dat kan toch helemaal niet?’ Zeker omdat destijds Hitler op het punt stond om Polen binnen te vallen. De film staat bol van grappige dubbelzinnigheden, maar is  een moedige aanklacht van nazi-Duitsland in real time. Een fantastische filmervaring, even indrukwekkend als toen ik Citizen Kane voor het eerst zag.”
“De kortfilms van Buster Keaton zijn ook bijzonder. We zijn nu de reeks van The Fatty aan het kijken. Roscoe ‘The Fatty’ Arbuckle was een van de bekendste acteurs van de jaren twintig. Die man heeft, hoewel hij in de vergetelheid is geraakt, veel betekend voor de filmgeschiedenis. Laurel & Hardy haalden hun mosterd bij hem, Buster Keaton en Bob Hope werden door hem ontdekt en Charlie Chaplin zag hem als zijn mentor. Sommige beroemde sketches van Chaplin zijn duidelijk geïnspireerd op die van The Fatty. Neem bijvoorbeeld ‘The bread roll ballet’ uit de film The Gold Rush, waarin Chaplin twee broodjes aan een vork prikt en ze op tafel laat dansen. Precies dezelfde scène zat vijftien jaar daarvoor al in een van de kortfilms van Arbuckle – terwijl het stukje van Chaplin filmgeschiedenis is geworden.”

Le Tout Nouveau Testament van Jaco van Dormael is een slimme feelgood-movie die op dit moment in België en Frankrijk hoge ogen gooit. De film gaat over God – een kwade man die met zijn slonzige vrouw en opstandige dochter in een appartement in Brussel woont – en de vraag hoe de wereld eruit zou hebben gezien als-ie door deze man was geschapen. De hoofdrol wordt gespeeld door een van mijn fetisjacteurs, Benoît Poelvoorde, wat mij betreft de hedendaagse Louis de Funès. Over Louis de Funès gesproken: daar zou ik nog wel eens een college over willen geven in De Wereld Draait Door. De Funès heeft in ontzettend veel films gespeeld – waarvan La Grande Vadrouille en Rabbi Jacob mijn favorieten zijn, want er zitten ook wel slechte films tussen –  en is nog altijd erg populair in Frankrijk. De man die meer dan zestig grimassen per minuut kon trekken, de irritantste driftkikker uit de filmgeschiedenis. In Nederland kennen te weinig mensen hem. Net als de films van Jacques Tati. Tati weet als geen ander humor en poëzie te combineren. Het bijna zeventig jaar oude Jour de fête is een mijlpaal in de filmgeschiedenis.”

BEELDENDE KUNST
“Laat me een keer zwijgen over Parijs en de lof van Antwerpen zingen. Om een indruk te geven van de rijkdom van de stad, anders blijf ik er een uur over vertellen: vier schilderijen van wereldniveau die er op loopafstand van elkaar te bezichtigen zijn. Allereerst ga je naar de kathedraal, waar de drieluiken Kruisoprichting en Kruisafneming van Peter Paul Rubens hangen. Die hangen waar ze horen te hangen: niet in een museum, maar in een kathedraal. Barok van de bovenste plank. Dan loop je naar het Rockoxhuis, het zeventiende-eeuwse huis van Nicolaas Rockox – burgemeester van Antwerpen en vriend van Rubens. Daar hangt het schilderij Vlaamse spreekwoorden van Pieter Bruegel de Jonge, waarop oude en vaak nog bestaande zegswijzen worden uitgebeeld. Als je dat hebt gezien ga je te voet verder naar Museum Mayer van den Bergh, dat in de schaduw van de kathedraal ligt, waar je het even schilderij Dulle Griet van Pieter Bruegel de Oude kunt aanschouwen – verwarrend en gruwelijk, de tegenpool van zijn rustgevende Jagers in de Sneeuw (maar daarvoor moet je wel naar Wenen). En dan heb je, binnen een straal van een paar honderd meter, vier schilderijen van wereldklasse gezien. Als je dán nog tijd over hebt ga je te voet naar het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, waar een van de mooiste schilderijen uit de geschiedenis hangt: de Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen van Jean Fouquet. Een vijftiende-eeuwse Maria, omgeven door engelen, die devoot een monumentale borst ontbloot, geschilderd in blauw-wit-rood – de kleuren van Frankrijk. (Zin weg.)”

1836.001.jpg_1626281275
Zomer – Emile Claus

“Een van mijn favoriete kunstenaars is Emile Claus. Zijn schilderijen raken bij een mij een soort voorvaderlijke snaar. Het schilderij Zomer, waarop een oude boerin met een koe staat afgebeeld, ontroert me elke keer weer. Die boerin had mijn grootmoeder kunnen zijn – en jawel, het schilderij hangt in Antwerpen. Claus schildert vooroorlogse taferelen met een zowel moderne als naïeve toets. Die combinatie van het oude en het moderne, daar heb ik iets mee. Kom, op de valreep toch één keertje Parijs. Het Musée Carnavalet, gelegen in de Marais in het onvermijdelijke Parijs, heeft een speciaal plekje in mijn hart veroverd. In dat relatief onbekende museum wordt de geweldige geschiedenis van Parijs vertelt aan de hand van allerhande gebruiksvoorwerpen, meubels, schilderijen… kortom, tastbare geschiedenis. En je kunt er gerust meerdere keren naartoe gaan: het museum is zo groot dat je aan een dag te weinig hebt.”
“Vaak heb je het over bekende kunstenaars als je het over kunst hebt, maar er is ook zoveel onbekende kunst die je kan raken. Laatst was ik met mijn verloofde in een klein romaans kerkje in Béard waar we een fototentoonstelling van een lokale fotograaf bezochten. Wij waren zo gegrepen door een foto waarop de Loire in het ochtendgloren samenvloeit met de rivier de Allier, in een zeer Simenoniaanse sfeer, dat we de foto hebben gekocht en op onze slaapkamer hebben gehangen. En zo kan het dat we ’s morgens bij het ontwaken een foto zien hangen van een onbekende fotograaf, die een plek die we zo goed kennen heeft vastgelegd op een manier die ons aan het universum van de door ons zo geliefde romancier doet denken.”

 

Van Loo in het kort
Bart Van Loo (1973) is een Vlaams schrijver en conferencier. In Nederland geniet hij, als kenner van het Franse chanson en de Franse literatuur, bekendheid door zijn optredens in De Wereld Draait Door. Van zijn hand verschenen onder meer de vuistdikke Frankrijktrilogie (over literatuur, gastronomie en erotiek). Na zijn chanson-boek verscheen vorig jaar Napoleon. De schaduw van de revolutie. Tot en met het eind van dit jaar trekt hij met de band Eddy et les Vedettes door het land met de voorstelling Chanson. Une Belle Histoire. Een complete speellijst vindt u op http://www.bartvanloo.info.