Harold Hamersma (63) heeft meer dan dertig wijnboeken op zijn naam staan. Onlangs verscheen zijn eerste autobiografische boek: Onder de rook van de Heineken – Een jeugd in De Pijp.
Verschenen op de website van HP/De Tijd. (8 maart 2020)
Waar spreek je af met iemand die een boek heeft geschreven over zijn jeugd in De Pijp, de oude volksbuurt in Amsterdam? Juist, in De Pijp, op de plek waar een deel van het verhaal zich afspeelt, in de kookboekwinkel van zijn vrouw om precies te zijn. Vijf jaar geleden verloren ze hun hart aan dit pand in de Gerard Doustraat. Boven de heerlijk geurende winkel (Mevrouw Hamersma Kookboekwinkel is de enige kookboekwinkel waar dagelijks wordt gekookt) heeft wijnschrijver Harold Hamersma zijn werkplek. Hier worden jaarlijks zo’n achtduizend wijnen geproefd en beoordeeld.
Eerst toch maar even over die wijnen: in het boek schetst u ook de donkere kant van alcohol. Uw schoonvader was alcoholist en ook in uw eigen familie werd veel gedronken.
“Er werd bij ons thuis inderdaad veel gedronken, maar het waren geen alcoholisten. In het weekend werd er stevig bier en jenever gedronken – mijn opa en oma dronken altijd jenever met een citroentje erin – maar ze lagen niet in de goot. Het boek is ook niet doordesemd met drank.”
Is het dan toch niet verlokkelijk om elke dag twee of drie flessen soldaat te maken?
“Ik drink eerlijk gezegd niet zoveel. Ik ben geen monnik, maar ik leid een heel strikt eet- en drinkregime. Hoe meer ik aangeboden krijg van alles, hoe minder ik savoureer. Dat zit gewoon in me. Wij eten ook heel veel buiten de deur en de beste manier om niet zoveel te eten is om heel vaak buiten de deur te eten. We zijn heel kieskeurig; stokbrood met kruidenboter hoeven we niet, want we weten dat dat de stoppers zijn van de eerste honger, dus laat die maar zitten. In het soort restaurants waar wij komen zijn koolhydraten niet bon ton omdat dat heel erg vult, dus we eten veel groenten en vlees en vis. Nooit desserts of kaas. Ik mag heel graag wijn drinken, maar ik kan niet tegen dronken mensen, dus ik drink nooit meer dan een paar glazen. Ik ben een control freak. Ik wil altijd in controle blijven en alcohol helpt daar niet bij.”
Wat meteen opvalt in het boek: bij jullie thuis werd vroeger helemaal geen wijn gedronken.
“Bijna niemand dronk in die tijd wijn. Wijn was voor de artsen, de notarissen en de burgemeester. De popularisering van wijn is – als je naar de consumptiecijfers kijkt – begin jaren zeventig pas begonnen. Albert Heijn was de eerste supermarkt die wijn verkocht.”
Ik mag heel graag wijn drinken, maar ik kan niet tegen dronken mensen, dus ik drink nooit meer dan een paar glazen.
U heeft weleens gesuggereerd dat u zich in de wijn bent gaan verdiepen om u af te zetten tegen uw familie.
Met een knipoog: “Mijn vader dronk bier, mijn moeder dronk Coebergh-bessenjenever met ijs en bovendien was de hele wijk vergeven van de stank van de Heineken Brouwerij. Wat doen je dan als puber? Dan ga je iets anders doen. Dus ik ging wijn drinken. Ik vond, zo bleek later, het verhaal achter de wijn ook wel leuk. Ik hou van verhalen vertellen, of het nu over wijn is of over mijn jeugd in De Pijp.
Is er een bepaalde geur, een bepaalde geur of smaak van een wijn misschien wel, die u aan uw jeugd doet denken?
“Ik heb ooit een proefnotitie gemaakt over een Griekse rode wijn, de Gaia Estate Nótios, waarvan ik de geur heb omschreven als de adem van mijn moeder die op een feestje iets teveel Coebergh-bessenjenever heeft gedronken en mij als kleine jongen nog een nachtkus kwam geven. ‘Weltwusssten, jongen’. Daar deed het me aan herinneren.”
Harold Hamersma werd op 9 augustus 1956 geboren in de Jacob van Campenstraat in Amsterdam. Op de eerste pagina van het boek over zijn jeugd beschrijft hij hoe zijn moeder op haar knieën de vloer aan het dweilen is als de vliezen breken. Ze wist wel dat ze zwanger was, maar ze had geen flauw benul hoe een bevalling in zijn werk ging. Dat had haar moeder, die liever met andere mannen in bed lag dan dat ze zich om haar kinderen bekommerde, haar nooit verteld. Hamersma schrijft: “De enige vorm van seksuele voorlichting die zij ooit van háár moeder had gehad, was nauwelijks onderdrukt gehijg, het grommende gelach van haar vele veroveringen en de ranzige geur die de hoek omkwam van het behangdunne wandje waarachter zij met haar oudere zusje Beppie sliep en die haar neus binnendrong.” Na een carrière als reclameman (hij bedacht slagzinnen als Nationale Nederlanden. Wat er ook gebeurt en Pearle, Pearle, Pearle) legde hij zich in 2003 toe op het schrijven over wijn. Hij is onder meer de vaste wijnschrijver van Het Parool en NRC Handelsblad en schreef inmiddels meer dan dertig boeken over wijn – waaronder de jaarlijkse wijngids De Grote Hamersma. Onder de rook van de Heineken – Een jeugd in De Pijp is zijn eerste autobiografische boek.
Beschrijf De Pijp eens?
“De Pijp is van oudsher een arbeiderswijk die gebouwd is rond 1900. Je kunt het naadloos neerleggen over het Spijkerkwartier in Arnhem, Katendrecht in Rotterdam en de Schilderswijk in Den Haag. Iedere stad heeft wel een wijk die ze een volkswijk noemen. Het is echt lawaaibouw; heel veel malversaties met goedkoop hout en korte heipalen om zo goedkoop mogelijke woningen te bouwen. Het was lange tijd ook een zelfverzorgende buurt: iedere straat had zijn eigen bakker, zijn eigen slager en zijn eigen groentemannetje. Heel langzaam heeft deze volkswijk zich ontwikkelt tot een hippe buurt in Amsterdam. De restaurants puilen uit, de terrassen zitten met mooi weer overvol en er wordt veel gewinkeld. Er wordt hier gelukkig ook nog heel erg gewoond. Dat dorpse van vroeger is er alleen niet meer, omdat alle oude bewoners door de hoge huurprijzen zijn vertrokken naar Purmerend, Zaandam of Almere. Daar is De Pijp opnieuw uitgevonden, alleen dan in Vinex-woningen.”
Is dat jammer?
“Ik weet niet of dat jammer is. In het boek zit misschien wel een zweem van melancholie omdat ik beschrijf hoe het hier vroeger was, maar dat wil niet zeggen dat ik naar die tijd terug verlang. Je moet ook niet vergeten dat het lange tijd een vieze wijk is geweest. In de jaren tachtig was dit een verwaarloosde buurt waar de junks over straat spoelden.”
Wat opvalt in uw boek is dat er zo ontzettend veel kan veranderen in een mensenleven. In uw jeugd ging de schillenboer nog van deur tot deur, terwijl we ons dat nu niet meer voor kunnen stellen.
“Weet je wat het grappige is: ik ruik hem ook weer meteen als je het over hem hebt. Mensen zeggen: wat schrijf je gedetailleerd, hoe herinner je je dat allemaal, heb je dat toen al opgetekend? Nee. Je focust je op het verleden en het komt allemaal weer terug. Natuurlijk romantiseer ik dat ook een beetje. Dat is een milde vorm van micro-chauvinisme waar je niet aan ontkomt. Je maakt alleen een fout door te zeggen dat de wijk is veranderd. De Pijp is niet veranderd, Amsterdam is veranderd. Bos en Lommer of Amsterdam-Oost zijn net zo veranderd als De Pijp. Amsterdam is in de afgelopen decennia echt een wereldstad geworden. Een kleine wereldstad, maar toch. Alles binnen de ring is Centrum. De straat waar we nu zitten, de Gerard Doustraat, wordt in toeristenfolder al aangeprezen als ‘de Negen Straatjes in één’. De restaurants, pop-up bars en concept stores schieten hier als paddenstoelen uit de grond. Maar de wijk an sich is niet zo erg veranderd. In mijn jeugd had je hier ook al Surinaamse toko’s, Chinese restaurants en Italiaanse ijsboeren. Het was een mengvorm van allerlei nationaliteiten en dat is het nog steeds.”
Heeft u enig idee hoe de wijk er over vijftig jaar uit zal zien?
“Hij zal in architectuur niet veel wijzigen. Dat is wat het is. De invulling van de gebouwen zal alleen veranderen. Voordat dit een kookboekwinkel was, dat is-ie nu zeventien jaar, was het achtereenvolgens de kappert van mijn vader, de eerste schaatsfabriek van Viking en een zeefdrukkerijtje voor textiel. De gebouwen bewegen dus mee met de tijd en herbergen wat de consument dan verlangt. Nu zijn dat concept stores met eenzame kleerhangers en een vetplantje en een meisje dat de hele dag op haar mobiele telefoon zit, maar over vijftig jaar zal dat weer iets anders zijn.”
Behalve over de wijk gaat het boek ook heel erg over uw ouders. Uw vader overleed in 2015, maar uw moeder komt hier nog twee keer per week koffiedrinken in de zaak. Heeft zij het boek al gelezen?
“Ik heb het expres niet aan haar laten lezen omdat ik het haar wilde laten lezen als het klaar was. Kijk, mijn moeder begint langzaam geestelijk te rafelen, maar ze was er wel bij op de boekpresentatie. Na afloop van de presentatie vroeg ze me: ‘Mag ik zo’n boek bij je kopen?’ Ik antwoordde: ‘Natuurlijk, heb je je pinpas bij je?’ Daar moest ik wel een beetje om lachen, die pinpas heb ik namelijk, omdat ze niet weet hoe ze hem moet gebruiken. In het boek ben ik af en toe best streng voor haar. Ze heeft nooit voor zichzelf hoeven zorgen. Eerst was het haar oudere zus die voor haar zorgde, toen mijn vader en nu dus haar oudste zoon, haar jongste zoon en haar dochter. Dat vindt ze allemaal vanzelfsprekend. Ze wacht ook gewoon tot dingen vanzelf overgaan. Het koffiezetapparaat is stuk? Dan wacht ze tot-ie het vanzelf weer doet. Ik schrijf bijvoorbeeld ook dat er vroeger weinig genegenheid was. Mijn moeder sloeg ons niet, maar een knuffel of zoiets was er nooit bij. We waren blij met de slag voor je harses die we af en toe van onze vader kregen omdat dat het enige fysieke contact was dat we met onze ouders hadden.”
U schrijft ook heel openhartig over de jeugd van uw moeder. Het was een moeilijke jeugd, om het zacht uit te drukken, met een moeder (háár moeder) die met jan en alleman het bed in dook en niet voor haar kinderen kon zorgen.
“Precies, het was bepaald geen rooskleurige jeugd. De oorsprong van dit boek ligt bij een verzoek dat ik twee jaar geleden kreeg van Manon Duintjer. Zij vroeg mij om een bijdrage te schrijven aan de door haar samen te stellen bundel Wat ik van mijn moeder leerde. Op het moment dat ze belde had ik meteen een idee waarover ik wilde schrijven. Ik wilde vertellen dat ik het koken in ieder geval niet van haar heb geleerd; mijn moeder laat een pan met water nog aanbranden. Mijn moeder heeft de Hongerwinter overleefd, maar ik ben blij dat ik mijn eigen Hongerwinter heb overleefd. Haar kookkunsten waren echt verschrikkelijk. Aan de andere kant heb ik mijn opgewekte karakter toch wel heel erg van haar meegekregen. Op basis van dat verhaal, waar ik ontzettend veel reacties op heb gehad, ben ik dit boek gaan schrijven.”
Mijn moeder heeft de Hongerwinter overleefd, maar ik ben blij dat ik mijn eigen Hongerwinter heb overleefd. Haar kookkunsten waren echt verschrikkelijk.
Heeft u de smaak nu te pakken? Zit er nog een autobiografisch boek in de pen?
“Dit boek heeft me zoveel goede energie gegeven dat ik sta te popelen om met een boek over mijn jongere broer te beginnen. Hij zat in de jaren tachtig in de wereld van de horeca, maar ook in de wereld van de softdrugs. Dat is een interessante omgeving. Mijn broer heeft nu een wijnzaak op Ibiza. Hij kan dus heel goed ruiken en proeven. Dat heeft hij geleerd met wiet en hasjiesj. Hij rook aan hasj en zei dan bijvoorbeeld: ‘Dit is gesmokkeld in een dieseltank’, ‘Dit is in het lichaam geweest’, ‘Dit komt van de noordkant van het Rifgebergte maar uit die en die oogst want toen hebben de planten minder zon gehad.’ Heel fascinerend. Ik moet nu alleen nog de tijd gaan vinden om al die puzzelstukjes in elkaar te leggen. De randen van de legpuzzel liggen inmiddels al. Daarbij vind ik het ook nog veel te leuk om over wijn te schrijven, dus de volgende partij wijnen die beoordeeld moet worden staat ook alweer klaar.”
Onder de rook van de Heineken
Harold Hamersma
Ambo|Anthos
€21,99