Martijn Neggers (Eindhoven, 1987) is schrijver. Onlangs verscheen zijn nieuwste boek Leve de koning, een grappige maar beklemmende niet-heroïsche ridderroman over de slag bij Agincourt.
Wat is uw huidige gemoedstoestand?
Die is best wel stabiel, in die zin dat ik me heb neergelegd bij de totale zinloosheid van het bestaan. Ik vind daar een zekere rust en optimisme in – Sisyphus was een gelukkig mens, dat geloof ik echt.
Wie zijn uw helden?
Hermans, Bukowski en Annie Schmidt. Zij berusten in de ellende van het bestaan, maar beschrijven dat met een zekere lichtheid en humor. Dat maakt de ellende van het bestaan niet minder, maar het maakt het wel draaglijk.
Aan wie ergert u zich?
Ik erger me op het moment aan veel mensen. Ik erger me heel erg aan mensen die niet meer in staat zijn om op een normale manier in gesprek met elkaar te gaan. Ze zenden alleen maar, ze ontvangen niet meer. Ik zou het zo fijn vinden als we proberen om er weer iets van te maken met elkaar. Luister naar elkaar, probeer een middenweg te vinden en tot een oplossing te komen.
Lijkt u op uw vader?
Mijn vader is een eindeloos enthousiaste man met een onvermoeibaar optimisme en een onvermoeibaar arbeidsethos. Daarin lijk ik op hem. Het grote verschil tussen ons is dat hij in de basis het gevoel heeft dat alles goedkomt, terwijl ik dat niet heb. Om een voorbeeld te geven: we zijn allebei verzot op Star Wars. We hebben alle films samen gezien. Mijn vader kan naar zo’n film kijken en na afloop zeggen: zo, mooi, het goede heeft gewonnen, topfilm. Ik geloof dat gewoon niet zo. Ik geloof überhaupt niet zo heel erg in een heel duidelijk goed en kwaad.
Lijkt u op uw moeder?
Ik kom uit een gezin van harde werkers. Niet zeiken maar doorpezen. Daarin lijk ik op beide ouders. Mijn moeder is iemand voor wie de wereld iets minder statisch is dan mijn vader. Zij vindt het bijvoorbeeld leuk om een boek te lezen over een onderwerp of zienswijze waarvan ze nog niet zoveel afweet, terwijl mijn vader het fijn vindt om dingen te lezen die bevestigen wat hij al zoekt in een boek. Dat is allebei prima, maar in die zin lijk ik dan wel weer meer op mijn moeder dan op mijn vader, denk ik.
Lijkt u op uw vrienden?
Ik lijk meer op mijn vrienden dan op mijn ouders. Mijn smaak, mijn kijk op de wereld en mijn kijk op het leven is iets wat ik min-of-meer samen met mijn vrienden heb ontdekt.
Wat zijn uw dagdromen?
Ik heb best kinderlijke dagdromen: het is misschien stom om te zeggen, maar ik denk weleens: hoe zou het zijn om waanzinnig veel lezers te hebben? Leve de koning raakt inhoudelijk gezien op zekere punten aan Game of Thrones. Hoe zou het zijn om zóveel succes te hebben als George R. R. Martin? Hij kan zich, mede door zijn uitgesproken uiterlijk, nergens ter wereld vertonen zonder aangesproken te worden op zijn boeken. Al staat hij op een boerencamping op Tytsjerksteradiel: er zullen altijd mensen op hem aflopen om te vragen wanneer zijn nieuwe boek verschijnt.
Wat is uw grootste angst?
Grappig dat je dat vraagt, mijn psycholoog vroeg dat twee weken geleden ook, haha. Toen zijn we er al pratend achter gekomen dat mijn grootste angst is dat ik op een dag wakker word en dat iedereen besloten heeft: die Neggers, nee, die kan niks. Hij kan niet schrijven, hij is een ongelooflijke lul en hij stinkt ook uit z’n mond.
Bidt u weleens?
Nee. Bidden staat bij mij niet op de menukaart. Mijn oma gaat nog steeds elke zondag naar de kerk, maar toen haar kinderen het huis uit gingen is het geloof een beetje uit de rest van de familie geslopen.
Heeft u weleens een mystieke ervaring gehad?
Nee, maar ik heb wel een bijna-doodervaring gehad. Ik was een jaar of vijftien en ik woonde in Valkenswaard. Ons dorp is een sluiproute voor vrachtverkeer dat van Eindhoven naar Luik wil rijden. Ik zat op de fiets van school terug naar huis – ik was wat aan het nadenken, ik ben namelijk nogal snel afgeleid – wilde een weg oversteken en hoorde opeens een klasgenootje schreeuwen: ‘Neggers!’ In slowmotion zag ik een vrachtwagen vol op me af komen. Ik hoorde die jongen roepen: ‘Fietsen! Fietsen! Fietsen!’ Net op tijd trapte ik door en haalde ik de overkant. Je hoort weleens dat mensen op zo’n moment hun leven als een film aan zich voorbij zien trekken, maar die ervaring heb ik niet gehad. Ik ben op zich wel blij dat ik nog leef, natuurlijk.
Het krijgen van een kind heeft bij mij heel veel onzekerheden, angsten en ook wel oud verdriet losgemaakt
Martijn Neggers
Bent u aantrekkelijk?
Ik zou mezelf geen posterboy noemen, maar ik denk het wel. Ik ben in ieder geval behoorlijk ijdel en hou van een leuk gesprek dat alle kant op gaat. Ik denk dat welbespraaktheid en openheid van geest iemand ook aantrekkelijk kunnen maken.
Wat is uw definitie van geluk?
Volgens mij is het een kortstondig moment waarop je beseft: ik voel me sterk en ik voel me geliefd en ik heb ook al een hele tijd niet meer in de put gezeten. Het gaat goed met me. Geluk is denk ik eerder een euforisch gevoel dat niet superlang aanhoudt. Het is te vergelijken met een orgasme: dat duurt ook geen weken.
Waar schaamt u zich voor?
M’n gebit. Ik heb een heel lelijk gebit. Heel scheef, veel verschillende groottes. Als ik niet praat, heb ik m’n mond liever dicht. Als ik lach, heb ik m’n mond liever dicht. Het is niet anders. Ik ben sowieso iemand die zich best veel schaamt. Als ik m’n leven zou laten bepalen door schaamte dan zou ik de deur niet meer uitkomen. Ik heb jarenlang bijvoorbeeld niet met een tasje van de Jumbo naar de Albert Heijn gedurfd, omdat ik bang was dat mensen zouden denken: o, hij gaat dus ook naar de concurrent.
Bent u monogaam?
Volgens mij zijn er best wat situaties waarin trouw en exclusiviteit niet onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Wanneer heeft u voor het laatst gehuild?
Eergisteren. Ik heb onlangs een dochter gekregen en het vaderschap triggert veel in mij. Het krijgen van een kind heeft bij mij heel veel onzekerheden, angsten en ook wel oud verdriet losgemaakt. Ik denk dat m’n partner me in de vijf jaar voor we een kind kregen ongeveer drie keer heeft zien huilen, en nu huil ik aan de lopende band. Elke zenuw lijkt open te liggen. Laten we zo zeggen: ik heb het nooit echt heel erg gevonden om klappen op te vangen, maar ik zou het wel heel erg vinden als mijn dochter klappen zou opvangen. Het vaderschap maakt me heel kwetsbaar.
Hoe moedig bent u?
Dat is een vraag die lang bezig heeft gehouden. Laat ik het zo zeggen: ik heb er best behoorlijk van langsgekregen op de dorpsmavo in Valkenswaard. Op een bepaald moment heb ik besloten om zo onzichtbaar mogelijk te worden voor de stoere jongens, misschien dat ze dan eens iemand anders zouden nemen – met wisselend succes. Ik herinner mij een schoolkamp op een kampeerboerderij. Ik zag daar vreselijk tegenop, want ik wilde helemaal niet een week met al die gasten op een slaapzaal liggen. Ik had me voorgenomen: ik zorg dat ik vooraan in de stoet fiets, dan ik als eerste m’n tas van m’n fiets pak en als eerste zo een slaapplaats uit kon zoeken – zo ver mogelijk bij iedereen vandaan en zo dicht mogelijk bij een deur. Ik heb zelfs thuis in de schuur geoefend: afstappen, tas pakken, fiets op slot zetten en lopen. Het hielp dat ik had geoefend, want ik was inderdaad de eerste. Het eerste succesje in mijn schoolcarrière. Een andere jongen, die net zo goed kanonnenvoer was als ik, had daar niet aan gedacht en lag in het midden van de zaal. Hij kreeg er meteen de eerste avond al flink van langs – slaan met schoenen in kussenslopen, dat soort werk. Ik heb daar niets tegen gedaan. Jarenlang heb ik gedacht: dat betekent dus ook automatisch dat als het oorlog wordt, ik een NSB’er zou zijn. Pas toen iemand tegen me zei: ‘Neggers, je was een kind, je was bang’, dacht ik: o ja, dat kan natuurlijk ook. Het korte antwoord: je weet het denk ik pas als het er echt op aan komt.
Van wie heeft u het meest geleerd?
Het zou mijn eindexamendocent Nederlands en Literatuur kunnen zijn: Henk Q. van Roozendaal. Hij heeft mij de liefde voor de literatuur bijgebracht. Het zou ook mijn afstudeerbegeleider en inmiddels goede vriend Bas Jongenelen kunnen zijn: hij heeft mijn liefde voor de literatuur verder aangewakkerd en gepolijst. Het zou mijn partner Rozemarijn Romeijn kunnen zijn, van wie ik heb geleerd opener te zijn en te luisteren naar emoties waarvan ik niet had verwacht dat ik ze zou hebben. Het zou m’n dochter kunnen zijn, die er pas een halfjaar is, maar via wie ik heb geleerd dat ik voorzichtig op kan vertrouwen dat er andere mensen zijn die van me houden. Het zouden ook gewoon m’n ouders kunnen zijn, omdat ze er altijd zijn geweest en ik zoveel van ze heb geleerd.
Welke eigenschap waardeert u in een vrouw?
Dezelfde eigenschap die ik zo ongeveer bij elk mens het allerhoogste heb staan: eigengereidheid. Wees autonoom, maak eigen keuzes en kom dan ergens toe.
Welke eigenschap waardeert u in een man?
Hetzelfde. Ik hou van mensen die compromisloos zijn.
Als u iets aan uzelf zou kunnen veranderen, wat zou dat dan zijn?
We hebben het al over m’n gebit gehad, maar daar kan ik een beugel voor nemen, en dat doe ik niet, dus dat is het niet. Ik heb vrede met mijn kale hoofd, dat is het dus ook niet. Ik zou iets minder hard voor mezelf willen zijn; ik zou willen dat ik net zo coulant voor mezelf was als ik voor andere mensen ben.
Hoe ontspant u zich?
Ik ben er een aantal jaren geleden achter gekomen dat ik skateboarden heel tof vindt, dus dat doe ik graag.
Als ik het gevoel heb dat ik aangevallen word, slijp ik de messen en kan ik iemand volledig fileren, zonder ook maar een klap uit te delen – want vechten kan ik niet
Martijn Neggers
Van wie houdt u het meest?
Van mijn dochter.
Gelooft u in God?
Nee. God had Auschwitz niet laten bestaan, God had de Ku Klux Klan niet laten bestaan, en Alzheimer niet. God had slavernij niet laten bestaan.
Waaraan bent u het meest gehecht?
Mijn taalvaardigheid. Als ik het gevoel heb dat ik aangevallen word, slijp ik de messen en kan ik iemand volledig fileren, zonder ook maar een klap uit te delen – want vechten kan ik niet. Het is mijn harnas. Altijd geweest.
Welk leed heeft u anderen berokkend?
Ik ben heel hard tegenover mezelf en wil weleens uit het oog verliezen dat ik de eisen die ik aan mezelf stel niet aan anderen moet stellen. Dan gebeurt het weleens dat de mensen die het dichtst bij me staan onterecht in de vuurlinie komen. Dat doe ik vrijwel altijd vanuit een verdedigingsmechanisme, maar ik doe het wel.
Wat beschouwt u als uw grootste mislukking?
Team Edgar. Met een paar vrienden hadden we een absurdistische website met fictieve voetbalverhalen over echte voetballers. Ik had gehoopt dat er in de voetballerij plaats was voor relativering en absurdisme, en in de literatuur voor voetbal. Dat was een koude kermis. We hebben de handdoek in de ring gegooid.
Wanneer was u het gelukkigst?
Geluk is altijd relatief. Ik heb twee jaar bij een goede vriend in huis gewoond, toen ben ik gelukkig geweest. In de jaren daarvoor was ik zeer ongelukkig, dus het contrast was groot. Nu woon ik al enige jaren samen met mijn partner en hebben we sinds een halfjaar een dochter. Ik ben misschien wel gelukkiger dan toen, maar het contrast van gelukkig naar heel gelukkig is minder groot dan van ongelukkig naar gelukkig.
Wat is de beste plek om te wonen?
Tilburg, de stad van het absurdisme. Er zijn nogal wat absurdistische kunstenaars die hier wonen. Er zijn ook absurdistische kunstenaars die hier zouden moeten wonen. Joubert Pignon had hier moeten wonen in plaats van in dat malle Haarlem.
Wie hoopt u nooit meer terug te zien?
Mijn basisschoolleraar van groep acht. Ik was een lief ventje dat volgens hem niet opgewassen was tegen de wereld. Hij vond dat ik sterker, harder en mannelijker moest worden. Mijn moeder heeft hem op een ouderavond nog één keer een veeg ut de pan gegeven en na dat jaar heb ik hem ook nooit meer gezien. Ik hoop dat mijn dochter dit soort docenten bespaard blijft.
Hoe is ongeluk te vermijden?
Niet. Ongeluk is inherent aan het leven. Annie Schmidt zei: ‘Alle verhalen eindigen gelukkig, als je maar op tijd stopt.’ Ik moet ook denken aan een scène uit Game of Thrones. Op een bepaald moment komt Davos Seaworth terug in een stad waar hij al jaren wordt gezocht. Iemand vraagt hem hoe hij het in godsnaam durft zich daar te vertonen. Seaworth antwoordt: ‘Omdat ze m’n oude gezicht hier toch niet meer herkennen.’ Daarna zegt hij: ‘Nothing fucks you harder than time.’ Zo is het. Om weer even terug te komen op de uitspraak van Schmidt: je kunt het ook andersom zien – als een verhaal maar lang genoeg doorgaat, eindigt het altijd kut.
Wat is uw devies?
Jezus, Proust, wat een armoedig einde van een verder zo sterke lijst. Ik heb geen devies. Een devies hebben is iets voor sukkels. Is dat ook een devies?