Vijftig jaar nadat hij haar in tranen achterliet in Mexico, zocht schrijver Ad ten Bosch (70) contact met zijn grote liefde Beatriz. Ze spraken af in Buenos Aires – haar huidige woonplaats – en kwamen samen tot de ontdekking dat iets in de mens niet door de tijd kan worden aangeraakt. Hij schreef erover in zijn nieuwe roman Schitterende dagen. “Ik zou nog wel twintig boeken over haar kunnen schrijven.”
“Er zijn maar weinig plekken in Amsterdam waar ik echt vaak kom”, zegt Ad ten Bosch, “maar dit is er een van.” We zitten op het terras van Café de Zwart aan het Spui in Amsterdam. Het is de laatste dinsdag voor de lockdown van kracht gaat. Het café speelt een kleine rol in zijn nieuwe boek Schitterende dagen, als hij beschrijft hoe aan dit zelfde tafeltje een fling begint met een zekere Fleur. Of het de dan 19-jarige studente lukt om de dan 69-jarige hoofdpersoon het bed in te praten, kunt u lezen in het boek.
Waarom is dit café zijn stamcafé? “De bediening is aardig en ze verstaan hun vak. Ze tikken je op de vingers als je een borrel teveel op hebt en dom loopt te brallen, om maar eens een voorbeeld te noemen. Dat is belangrijk.” Dat het terras uitzicht heeft op boekhandel Athenaeum is “ook leuk.” Ten Bosch is zelf boekhandelaar in Zutphen geweest en is enkele jaren eigenaar-uitgever geweest van Athenaeum, Polak & Van Gennep. De aanleiding voor onze ontmoeting is zijn autobiografische roman Schitterende dagen, een memoir over zijn zoektocht naar zijn grote liefde Beatriz, die hij bijna vijftig jaar uit het oog was verloren. Wat is er van dat mooie Mexicaanse meisje geworden? Dit voert hem naar Buenos Aires, waar zijn jeugdliefde al bijna een leven lang woont.
In 1994 debuteerde je met Vera Cruz voorbij, een roman over een jongen die zijn geluk beproeft in Canada en Mexico. Onlangs verscheen je laatste boek Schitterende dagen. Hoe verhouden die twee boeken zich tot elkaar?
“Je zou kunnen beweren dat je altijd hetzelfde boek schrijft. Als je naar Chopin luistert, weet je na de eerste noot: dat is Chopin. Dat geldt ook voor schrijvers. Na één pagina weet je meteen: dit is Salter of dit is Hemingway. Christiaan Weijts schreef in een bespreking van mijn boek op zijn Facebookpagina dat mijn stijl hem doet denken aan die van Salter en Hemingway. Een groter compliment kun je mij niet geven. Een grote overeenkomst tussen deze twee boeken, eigenlijk tussen al mijn werk, is dat ik een noodzaak moet voelen om een verhaal te schrijven. Er moet altijd iets in zitten wat ik heb meegemaakt of iemand heb horen vertellen. Zomaar een verhaaltje verzinnen inspireert me niet. Somerset Maugham schrijft hetzelfde in de inleiding bij zijn collected short stories: ‘I can’t make up a story.’“
In je eerste boek heet je Anton Traandijk, in je tweede boek Adriaan, maar Beatriz blijft Beatriz. Waarom heb je er destijds voor gekozen om fictie te schrijven en heb je er nu voor gekozen om er non-fictie van te maken?
“Anton Traandijk was al een schuilnaam van mij. Traandijk, daar zit iets tragisch in, dat vind ik mooi. Ik houd niet van vrolijke mensen. Ik heb er destijds voor gekozen om een pseudoniem te gebruiken omdat ik niet zo goed wist wat ik aan moest met mijn debuut, maar in wezen is er geen verschil met mijn laatste boek. Ook al schrijf je over je eigen leven, het is altijd fictie. Herinneringen zijn per definitie fictie. Ik herinner me een voorbeeld van de lagere school waaruit blijkt hoe verschillend een herinnering kan zijn, ook al heb je hetzelfde meegemaakt. In het klaslokaal kwam een man binnenstormen die zijn hand ophief tegen de onderwijzer, zonder dat er iets gebeurde. Daarna moesten we allemaal opschrijven wat we net hadden gezien. Heel veel kinderen schreven dat de man de leraar sloeg, maar dat was niet zo. Toen al die stukken werden voorgelezen, leerde ik dat iedereen zijn eigen herinnering heeft. In mijn boek kom ik er ook achter dat herinneringen subjectief zijn. Ik herinner me bijvoorbeeld een gesprek met de oma van Beatriz, ik weet zelfs nog dat ik met haar heb gelachen, maar Beatriz zei dat dat onmogelijk was. Haar oma was een volbloed Chichimeek en sprak geen woord Engels.”
Als je naar Chopin luistert, weet je na de eerste noot: dat is Chopin. Dat geldt ook voor schrijvers. Na één pagina weet je meteen: dit is Salter of dit is Hemingway
Wat is het grootste verschil tussen de schrijver van 28 jaar geleden en de schrijver van nu?
“Ik schrijf makkelijker. Ik zit minder te tobben en ik weet sneller wanneer iets fout is. Ik kreeg van mijn eerste uitgever Maarten Asscher, met wie ik al jaren geen contact meer heb, een geweldige mail naar aanleiding van mijn laatste boek. Hij schreef dat hij het ontroerend vond, en hij schreef ook: ik begrijp helemaal waarom je dit verhaal hebt opgeschreven. Het maakt je oeuvre compleet. Dat vond ik ontzettend aardig. Zo slecht is het boek dus niet, ook al laten de critici het links liggen.”
Steekt dat? Waarom verschijnen er geen recensies of interviews over je boek?
“Omdat ik niet woke genoeg ben, of omdat ze me niet interessant genoeg vinden, of omdat ze een hekel aan me hebben… Ik ben natuurlijk ook helemaal niet interessant voor deze tijd. Misschien als ik me laat ombouwen.”
Aan het boek ligt het niet: dat is hartstikke goed geschreven.
“Dat hoor ik van meer mensen, maar je weet het niet. Misschien is het boek wel niet goed genoeg.”
Als je de twee boeken naast elkaar legt, zit er best veel overlap in. Ook in je memoires (De IJssel stroomt feller dan de Amstel) speelt je tijd in Canada – en dan met name de ontmoeting met Beatriz – een belangrijke rol. Kun je vijftig jaar later aangeven waarom dat moment zo levensbepalend voor je is geweest?
“Het is in de eerste plaats natuurlijk volstrekt toevallig dat ik Beatriz die avond tegenkwam in die stampvolle bar en dat ze naast me ging zitten. Ze was voor mij een paradijsvogel, de eerste grote liefde. Ik was ook haar eerste grote liefde. Ik ben altijd aan d’r blijven denken. Het is niet zo dat ik dagelijks aan haar dacht, maar wel dat er af en toe door mijn hoofd flitste: ‘Hoe zou het met haar gaan? Ik hoop dat het goed met haar gaat. God, wat een aardige meid was dat.’ Onze omgang was zo ontzettend aardig en spontaan… Zo’n vrouw ben ik nooit meer tegengekomen. Het gekke is dat we elkaar na vijftig jaar weer opzochten en dat alles binnen no time weer vertrouwd was. Natuurlijk, we zijn veranderd, de sterfelijkheid zit in ons gezicht gekrast, maar het gevoel was hetzelfde. Ik noem dat sensitieve herinnering. Dat kun je niet uitleggen aan iemand die dat niet zelf heeft ervaren. Ik denk dat de belangrijkste regel in het boek is: ‘Er is iets in de mens dat niet door de tijd wordt aangeraakt.’ Dat kun je niet zien, dat kun je alleen maar voelen, alleen maar ervaren, en dan alleen met iemand die je heel goed gekend hebt en over een hele lange tijd niet gezien hebt.”
Denk je weleens: wat als? Wat als het destijds anders was gelopen met Beatriz? Wat als ik de grote liefde had herkend en bij haar was gebleven? Waarschijnlijk was je daar door als je onrust en levensdrift doodongelukkig van geworden.
“Dat zou heel goed kunnen. Ik denk niet dat ik bij d’r was gebleven, omdat ik nooit bij een vrouw blijf. Waarom zegt iedereen dat je beter leeft als je samenleeft? Ik denk dat heel veel mensen beter leven als ze alleen leven. Ik kan het heel goed met iemand vinden, ik kan heel goed vriendschappen onderhouden, maar met iemand samenleven lukt me niet. Daar heb ik me bij neergelegd.”
De ultieme geliefde is de afwezige geliefde, omdat dat een zinnebeeld is van de liefde. Je denkt alleen aan de mooie eigenschappen van die persoon, omdat je je door haar afwezigheid niet kunt ergeren aan haar minder mooie eigenschappen. Er schuilt dus ook een zeker gevaar in het opzoeken van je jeugdliefde. Ben je daar bang voor geweest?
“Plato zegt het al: je kunt alleen naar iets verlangen wat je niet bezit. Natuurlijk heb je het gevaar dat iemand is veranderd in een persoon die je niet meer kent of wilt kennen, maar zelfs dan komt er nog iets van dat oude gevoel terug, als het tenminste echt is geweest. Voor mij was onze hernieuwde kennismaking een bevestiging dat ik mijn emoties kan vertrouwen. Mijn herinneringen vertrouw ik niet, maar mijn emoties vanaf nu wel. Een andere reden waarom ik haar opzocht in Argentinië: ik was nergens op uit. Ik hoefde geen bevestiging te hebben of een nieuwe relatie met haar opbouwen, ik wilde alleen maar weten wat er is geworden van dat meisje dat ik vijftig jaar geleden in tranen achterliet in Mexico. Ik heb twee andere vrienden uit die tijd ook al eens op willen zoeken, maar daar kwam het telkens niet van, tot ik het bericht kreeg van hun overlijden. Ik dacht: wie wil ik nu nog ontmoeten voor het te laat is, en dat was alleen Beatriz.”
Beatriz lijkt een motor te zijn achter je schrijverschap. Ik moest denken aan een zin van Lord Byron: ‘Think you, if Laura had been Petrarch’s wife, He would have written sonnets all his life?’ Was jij gaan schrijven zonder Beatriz?
“Het klinkt misschien aanmatigend wat ik nu zeg, maar schrijven is een raison d’être voor mij – ook voordat ik haar leerde kennen. Ik heb altijd dagboeken bijgehouden. Door te schrijven treed je in verbinding met andere mensen, ook al ben je altijd alleen. Droeve momenten wil je het liefst alleen verwerken, maar grote momenten wil je delen. Herinneringen zijn altijd een combinatie van die factoren. In eerste instantie schrijf ik altijd alleen voor mezelf. Pas als ik denk: hier kunnen andere mensen ook wat aan hebben, publiceer ik het. Beatriz is in die zin een dankbaar onderwerp. Ik zou bij wijze van spreken nog wel twintig boeken over haar kunnen schrijven.”
Heeft ze het boek inmiddels gelezen?
“Ze heeft het boek thuis liggen, maar ze kan het niet lezen, omdat ze geen goede vertaler kan vinden. Daarom heb ik de tekst een aantal weken geleden in een Word-document naar haar toegestuurd, zodat ze het via de computer automatisch kan vertalen. Sindsdien heb ik niets meer van haar gehoord. (Lacht) Nee, ze is het aan het lezen. Ik ben benieuwd wat ze ervan vindt. Volgens mij komt ze er wel goed vanaf. Ik kan ook alleen maar goed over haar schrijven. Het is een ontzettend kritisch kind, een hartstikke goed wijf. Ze is onafhankelijk, ze heeft een geweldig karakter, is fel, emotioneel, en enorm temperamentvol. Maar ze was geslagen, ze heeft een slecht huwelijk gehad, haar tweede partner was net overleden, daar was ze nog droevig over en dat kon je zien.”
Bij mijn werk is geen haast geboden, niemand zit op mij te wachten. Voor mijn gevoel heb ik mijn beste boek net geschreven, maar er is godverdomme niemand die er iets over zegt of schrijft
Hoe het tussen jullie afloopt, moeten de mensen maar lezen in het boek. Je schrijft inmiddels aan een verhalenbundel. Wanneer is die af?
“Ik werk heel rustig aan dat boek. Bij mijn werk is geen haast geboden, niemand zit op mij te wachten. Voor mijn gevoel heb ik mijn beste boek net geschreven, maar er is godverdomme niemand die er iets over zegt of schrijft. Dat moet ik eerst even verwerken. Een andere vraag waarop ik nog geen antwoord heb: wil mijn uitgever mij nog wel uitgeven? Mijn vorige boek heeft heel goed verkocht, dus ik heb misschien nog een of twee boeken in het verschiet, maar als je boeken niets doen dan houdt het een keer op. Jan Siebelink brak ook pas diep in de zestig door met Knielen op een bed violen. Je weet het niet. Er kan van alles gebeuren, maar het moet je ook gegund worden.”
Heb jij die gunfactor?
“Ik denk het niet. Ik word omringd door veel mensen die op een bepaalde manier afgunstig zijn. Zo ook mijn broer, op alles eigenlijk, behalve op mijn schoolprestaties. Ik voel jaloezie op een kilometer afstand. Er is altijd wel een reden om iemand wel of niet te bespreken, en dat heeft niet altijd met het boek te maken. Als het je niet wordt gegund, heb je pech gehad.”