Dit artikel is eerder verschenen op de website van HP/De Tijd.
Schrijvers lezen ook. Maar wat lezen ze eigenlijk? In navolging van Ernest Hemingway geven twintig vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse literatoren een klein college literatuur. Wat moeten we absoluut gelezen hebben, en waarom? Deze week: Jan Cremer.
Jan Cremer (1940) debuteerde op de kop af vijftig jaar geleden met Ik Jan Cremer. Enkele recensies van destijds:
> “Jan Cremer hoort in een kliniek thuis of in een tuchthuis. Dat een uitgeverij deze smeerlapperij laat zetten, drukken en in de handel brengen, is het erge.” J. van Doorne inTrouw.
> “Jan Cremer is de Douanier Rousseau van de schelmenroman. Zijn boek is een bandeloze ontploffing tussen autobiografie en mythomanie. Ik heb het in één ruk uitgelezen.” Willem Frederik Hermans in Haagse Post.
> “Ik Jan Cremer is de egoïstische titel van een egoïstisch boek dat op naam staat van de al even egoïstische Jan Cremer.” R. Boltendal in De Friese Koerier.
U ziet: de meningen over dit boek waren verdeeld. Maar intussen is Ik Jan Cremer wel een van de best verkochte Nederlandse boeken ooit: wereldwijd ging het boek bijna twaalf miljoen keer over de toonbank (of eronderdoor). Jan Cremer is, naast schrijver, ook beeldend kunstenaar met bij leven al een eigen museum. En olijfboer. Maar boven alles: Jan Cremer is Jan Cremer. Een fenomeen. Lees verder Jan Cremer leest: Curzio Malaparte