Jules Deelder: ‘Ik ben misschien wel de enige échte dichter in Nederland’

Jules Deelder viert dit weekend zijn vijfenzeventigste verjaardag. Onder het genot van een goed vaderlandse oester en een fles van zijn eigen autobiografische gin spraken we de dichter annex nachtburgemeester over dit heugelijke feit. ‘Ik voel me op geen enkele manier een bejaarde. Voor jezelf ben je nog steeds die teringaap met die grote muil.’

Verschenen op de website van HP/De Tijd. (22 november 2019)

 

Jules, je wordt vijfenzeventig. Wat vind je daarvan?
“Dat vind ik ongehoord. Vijfenzeventig! Dat was vroeger een grijsaard. Ik ben laatst nog met mijn bandje naar zo’n bejaardentehuis geweest en dat was léuk. Eèèèècht. Daar zaten allemaal mensen die jonger waren dan ik, maar die zie ik dan toch als oude mensen. Het begrip van leeftijd is relatief. Ik denk nog steeds in termen van ‘jongens’ en ‘meisjes’ en ik vind het nog steeds vreemd als mensen ‘meneer’ tegen me zeggen. Voor jezelf ben je nog steeds die teringaap met die grote muil.”

Je kunt wel denken dat je de eeuwige jeugd hebt, maar je had zelf ook in een bejaardentehuis kunnen zitten.
“Ja, in die zorgdingen denk ik… Godverdomme, dan voel ik dat ik daar zo weinig mee te maken heb, terwijl aan de andere kant, als je natuurlijk realistisch bent, je hebt de leeftijd van een bejaarde. Het is logisch dat mensen je dan ook zo zien. Voor mijzelf geldt dat helemaal niet. Ik voel me op geen enkele manier een bejaarde. Ik leef niet met het idee dat ik al vijfenzeventig jaar achter de rug heb. Je moet iedere dag opnieuw beginnen. Dat is het eigenlijk. Je bent nooit ouder dan een dag.”

Hoe oud hoop je te worden?
“Negenennegentig. Je moet altijd voor het uiterste gaan, nooit in het midden eindigen. Ik ben te oud om jong te sterven en te jong om oud dood te gaan. Ik zal het wel zien. Uiteindelijk komt Magere Hein, altijd onverwacht en je ken niet voor hem weglopen. Dat ben ik ook helemaal niet van plan. Als ze ergens een bobbeltje vinden… Hallo, ik ben vijfenzeventig, ik dien mijn tijd wel uit. Dan ga ik gewoon daaraan dood, weet je wel. Moet je dan nog aan behandelingen beginnen zodat je uiteindelijk nog een jaar langer in ellende door kunt leven? Pleurt lekker op. Ik heb altijd gedacht: dokters, goed dat ze er zijn, maar ik blijf er liever verre van.”

Zou je honderdvijftig willen worden?
“Als het net zo ongemerkt voorbij gaat als de eerste vijfenzeventig jaar dan wil ik dat best wagen. Maar als realist moet je ervan uitgaan dat je hooguit nog tien jaar hebt.”

Uiteindelijk komt Magere Hein, altijd onverwacht en je ken niet voor hem weglopen.

Heb je nog ambities?
Lachend: “Sparta kampioen zien worden. Dat zou ik nog wel een keer mee willen maken. En al die 1944 genummerde flessen Deelder Hard Gin verkopen, ha!”

Heb je je beste gedicht al geschreven?
“Nee, maar er zijn wel een aantal gedichten die bij gebrek aan beter als beste gedicht kunnen worden gekenschetst. Daar valt niet aan te twijfelen. Op een gegeven moment weet je: ik weet niet hoe ik er op gekomen ben, ik begrijp ook geen tering van wat er staat, maar een ding is zeker: dit is wel een goed gedicht. Wat ik bijvoorbeeld heel goed vind, is Aan de Maas:

Aan de Maas gezeten
turend in het zwerk
Het stadsgeraas geweken
ontstijgt men aan zichzelf
Op hoger plan gekomen
wiekend door de lucht
de zwaartekracht te boven
vindt men een ander terug
O vogel van verlangen
wiegend op de wind
verlos ons van elkander
en van elkaars gewicht

Je hebt nooit een grote literaire prijs ontvangen. Hoe komt dat?
“Nou, ja, omdat ik in sommige gedichten natuurlijk ook min of meer de draak steek met de hele literatureluur. Dat kunnen die gasten (uit de literaire jury’s – red.) niet hebben. Ik ben een echte dichter. Ik schreef mijn eerste gedicht al toen ik nog nooit een gedicht had gelezen. Er zijn een heleboel dichters die beweren dat ze dichter zijn maar die het niet echt zijn. Die pleuren een boekenkast omver, lezen al die boeken en dan gaan ze gedichten schrijven. Ik ben daarom misschien nog wel de enige échte dichter die nog tekenen van leven vertoond in Nederland.”

Ik dacht vorig jaar: nu is de P.C. Hooftprijs voor Jules Deelder, maar het werd Nachoem M. Wijnberg.
“Ik dacht dat ze ‘m misschien zouden geven toen ik zeventig werd, maar toen hij ging naar een of andere truttebol. Ach, dat gedoe om die prijzen, dat is een beetje gehuppel hier beneden. Maar goed, je bent ook een mens, dus je vertoont ook menselijke zwakheden. Ik zou die prijs daarom best wel willen hebben, maar nu zijn ze te laat. Eens in de drie jaar, dat is ook weer zo royaal, eens in de drie jaar wordt die prijs vergeven aan een dichter. De andere jaren gaat hij naar proza of naar essay. Wie kreeg hem vorig jaar ook alweer?”

Bas Heijne.
“Oja. Bassie Heijne. Ik dacht al: waar blijven ze zolang. Dat is zo’n oliebol waar ik nog nooit een letter van heb gelezen en ik weet ook zeker dat ik daar niet aan moet beginnen. Dat wordt nog steeds serieus genomen, die essayisten. Heijne is een of andere lul waaraan het leven volkomen aan voorbij is gegaan en die dan ook wat opschrijft. Maar zijn collega’s, die al die boekenkasten doorspitten en er ook geen kloten van begrijpen, vinden dat natuurlijk prachtig en geven hem die prijs. Ik weet zeker dat ik hem de volgende keer ook niet krijg. Die baardaap, hoe heet-ie ook alweer, Ilja Leonard Pfeijffer, is ongetwijfeld de volgende dichter die hem krijgt. Dat staat voor mij zo vast als een huis.”

Ilja Leonard Pfeijffer is ook geen echte dichter?
“Die gozer is natuurlijk woordvaardig, dat valt niet te ontkennen, maar hij werd al een literair wonderkind genoemd voor hij ook maar een drol had geschreven. De meeste dichters schrijven niet voor het publiek, want ze begrijpen al: dat publiek weet er niets van, maar voor de recensenten. Ze schrijven voor de literaire critici want dat zijn de mensen die de prijzen vergeven. De literaire wereld is een ontzettend gesloten, marginaal wereldje.”

Word jij over vijftig jaar nog gelezen?
“Dat zal blijken. Ook al ben je er zelf niet meer, je zult het vast op de een of andere manier te weten komen.”

Hoe dan?
“Langs een andere weg dan de logische. Alles houdt verband met alles, nietwaar?”

Er is leven na de dood?
“Het eeuwige leven speelt zich overal af, zowel voor als na de dood. Als ik doodga dan gaat het leven gewoon door. Dat is leven na de dood. Ik geloof niet in een persoonlijk voortbestaan na de dood. Als je nu meneer Jansen bent en je gaat dood en je blijft meneer Jansen, dat zou toch lichtelijk teleurstellend zijn. Nee, ik geloof in een energie die blijft voortbestaan. Je lichaam pleuren ze in een kachel en wordt verbrand, maar er gaat geen atoom van verloren. Je lichaam gaat gewoon over in een andere toestand. De ziel is niet meetbaar, maar als je een dooie ziet, of je hem nu kent of niet, dan zie je dat hij geen kloten te maken heeft met de persoon die hij of zij was. De ziel is eruit. Zou dat dan wel verloren gaan? Dat maak je mij niet wijs. Die energie gaat ook over in een andere toestand.”

Een beetje dichter dicht zijn eigen grafschrift. Heb jij er al een?
“Daar heb ik nog niet over nagedacht, maar ‘Beter opgebrand dan uitgedoofd’ is wel een aardige.”

Jules Deelder viert zijn vijfenzeventigste verjaardag aanstaande zondag in De Doelen in Rotterdam. Ook verschijnt er een nieuwe dichtbundel en bracht hij 1944 genummerde flessen van zijn eigen autobiografische gin op de markt.

Inez Weski over Doctor Zhivago, Francisco Goya en Midnight Cowboy

Mr. Inez Weski is een van ’s lands bekendste strafrechtadvocaten en werkt zeven dagen per week. Wat leest, luistert en ziet ze op de spaarzame momenten dat ze niet aan het werk is?

Verschenen in het novembernummer van HP/De Tijd. (2019) Lees het gehele interview hier.

BOEKEN
“Ik mag graag leesadvies geven. Drie boeken die ik vaak aanraad zijn
Dagboek van een gek van Nicolaj Gogol, Doctor Zhivago van Boris Pasternak en White Fang van Jack London. Dagboek van een gek is het verslag van een ambtenaar die door vreselijk liefdesverdriet opgenomen wordt in een psychiatrische inrichting. Door een dagboek bij te houden wil hij bewijzen dat hij niet krankzinnig is, maar omdat hij schrijft over allerlei waanvoorstellingen die hij heeft, bereikt hij juist het tegenovergestelde. Het boek gaat over leven in de wanen. Dat zie je misschien ook bij Het proces van Franz Kafka. Het verhaal is bekend: een man wordt zonder reden gearresteerd en raakt verwikkeld in een bizar juridisch proces. Er zijn verschillende interpretaties van dit verhaal mogelijk, maar mijn interpretatie is dat het proces helemaal in his mind speelt, het is een waanproces. Er zijn allerlei aanwijzingen die daarop wijzen.”
“Ik hou van verhalen over het harde leven, over de wisselwerking tussen mensheid en natuur, over onderlinge strijd en survival of the fittest. Doctor Zhivago verhaalt over de diepe tegenstellingen en sociale tragiek in Rusland in de periode tussen de Russische Revolutie en de Tweede Wereldoorlog. Ook de film vind ik prachtig. Omar Sharif, met die grote vochtige ogen en besneeuwde wimpers, brengt de diepe droefenis van dat verhaal fantastisch tot uiting. White Fang gaat ook over het harde leven. Het boek gaat over het ruwe leven van goudzoekers tijdens de Goudkoorts van Klondike. Honderdduizend mannen reisden in 1896 af naar Canada; van die meute kwamen zeventigduizend op de heenweg al om. Ik heb dit boek eens aangehaald in een strafzaak om aan te geven hoe zo’n bewustzijnsvernauwende goudkoorts de labiliteit van de mens in de hand werkt. Ik haalde de passage aan waarin de schrijver vertelt hoe de mannen hun paarden behandelden: ‘Men shot them, worked them to death and when they were gone, went back to the beach and bought more … Their hearts turned to stone—those which did not break—and they became beasts, the men on the Dead Horse Trail.’ De goudkoorts brandde kortom hun laatste restje geweten weg.”

BEELDENDE KUNST
“Mijn favoriete kunstenaar is Goya. Zijn werk heeft een enorme impact op mij gehad. Zijn schilderijen laten de systematische gewetenloosheid van de mensen zien. Binnenplaats met krankzinnigen blijft me daarom raken. Ik ben ook een groot bewonderaar van de surrealisten. De liefde voor het surrealisme begon denk ik rond mijn tiende. Ik herinner mij uit die tijd ook het zien van een grote Dalí-tentoonstelling in Rotterdam. Zijn zachte horloges staan me daar het meest van bij. In ons eigen land hebben we natuurlijk Carel Willink. Het surrealisme is in feite een escape uit de werkelijkheid, maar tegelijkertijd een sublimatie van het realisme. Daarom voel ik me er misschien wel zo door aangetrokken, maar ook de schoonheid van de werken spreekt me aan. Dat geldt ook voor de werken van M.C. Escher. Als je die werken van hem bekijkt dan is dat wel meer dan alleen een grafisch wonderstukje. Vorig jaar ben ik me voor een project in zijn leven gaan verdiepen en opeens snapte ik zijn werk veel beter. Escher en zijn familie waren namelijk voortdurend op de vlucht voor het gevaar. Dat zie je terug aan zijn werk: door middel van die systematische tekeningen leek hij orde te willen brengen in de chaos van zijn leven.”

FILM
Of Mice and Men en Midnight Cowboy vind ik twee icoon-achtige films. Of Mice and Men, naar het boek van John Steinbeck, zag ik als kind. De film gaat over twee seizoenarbeiders – twee broers – die rondreizen in de hoop op een beter leven. Onderweg vertellen ze elkaar wat ze allemaal gaan doen als ze eenmaal een eigen boerderij hebben gevonden. Het noodlot reist helaas met hen mee, want Lennie, de minst snuggere van de twee, vermoordt in al zijn domme kracht en liefde per ongeluk een vrouw en vindt daardoor zelf ook de dood. Midnight Cowboy gaat ook over twee losers die op zoek zijn naar een beter leven. Het betreft een cowboy (Jon Voight) die naar de grote stad trekt en als het ware wordt opgeslokt door het consumentisme van New York. Dan komt hij in aanraking met een sjaggeraar met een moeilijke voet (Dustin Hoffman). Ze dromen allebei van een beter leven en vertrekken met een bus naar het warme zuiden. En dan komt het Lennie-moment. In de laatste scène zitten ze in de bus. Jon Voight is aan het vertellen wat ze allemaal in het zuiden gaan doen. Als hij op een gegeven moment naar rechts kijkt, ziet hij dat Dustin Hoffman dood naast hem zit. Dat beeld en die boodschap vergeet je nooit meer. Eigenlijk geldt dat voor alle kunstvormen: de beelden en de boodschappen zetten zich in je hersenen en sturen je de rest van je leven in je emoties. Als je kinderen dat ontzegt, dan ontneem je ze eigenlijk een basis voor het denken.”

Loes Luca over Hugo Borst, De Warme Winkel en Goran Bregovic

Loes Luca (1953) staat avond aan avond op de planken met het filmische toneelstuk Pilp Fuction, maar tussen de bedrijven door gaat ze graag naar de bioscoop, bezoekt ze een museum of draait ze plaatjes in haar eigen woonkamer, waar eigenlijk altijd wel mensen zijn.

Het gehele interview is te lezen op Blendle. Verschenen in het meinummer (2017) van HP/De Tijd.

BOEKEN
(…) “Mijn favoriete verhaal is De honderdjarige van Godfried Bomans. Als kind heb ik het eens helemaal uit mijn hoofd geleerd: ‘”’Is vader thuis?’, vroeg ik aan het oude mannetje, dat open deed. Hij knikte, en liet mij in een kamertje waar een nóg ouder mannetje zat, dat al bijna dood was. Haastig rukte ik een spreekhoorn van den wand en schreeuwde in zijn oor: ‘Wel gefeliciteerd!’” Ik heb het verhaal ook nog eens overgeschreven in een poëzieschriftje, dat ik als veertienjarige bijhield. Gedichten en verhalen die ik mooi vond schreef ik daarin op. Ik heb dat schriftje nog steeds. Er staan gedichten in van K. Schippers, Jules Deelder en Remco Campert, in een net meisjeshandschrift overgeschreven of met de typemachine overgetypt. Wat lees ik verder? Het dagboek van Hendrik Groen heb ik gelezen. Dat lees je zo weg. Een heerlijke mopperkont is dat. O! En Ma van Hugo Borst natuurlijk. Dat heb ik ook gelezen omdat ze me gevraagd hebben om zijn moeder te spelen in de op handen zijnde verfilming van het boek. Ik heb zelf een moeder van in de tachtig die er qua geheugen op achteruit gaat, dus ik heb wel feeling met de doelgroep. Of de film er ook daadwerkelijk komt, is nog even afwachten. Maar hoe langer ze wachten, hoe beter het is – er steeds minder schmink aan te pas te komen.”

THEATER
“Wat ik de laatste tijd allemaal heb gezien in het theater? Dan moet ik even mijn agenda pakken. Meestal ga ik kijken wat bevriende collega’s hebben gemaakt. De Warme Winkel speelt De Warme Winkel heb ik bijvoorbeeld gezien omdat Sofie Porro daarin meedanst, die ik in mijn hart heb gesloten nadat ik met haar heb samengewerkt. Het is een voorstelling over Pina Bausch. De dansers kunnen natuurlijk nooit wat de dansers van Pina Bausch kunnen, maar ze gaan wel zo tekeer dat ze – die keer dat ik kwam kijken – Sofie een arm uit de kom hebben gegooid. Dus die voorstelling moest toen even gestaakt worden. Ik ben ook naar De Marathon – de musical geweest. John Buijsman is daarin echt om op te vreten. Zo ontroerend. En ik ben ook naar Snorro, de gemaskerde held van het RO Theater geweest. Ik kende het verhaal al, ik heb in de versie gespeeld die zeven jaar geleden draaide, maar ik vond het toch weer heel leuk om te zien. Op sommige punten was de voorstelling beter, op sommige punten wat minder – maar dat doet er niet toe. Pieter Kramer heeft het geweldig geregisseerd.”

MUZIEK
“Ik vind het leuk om voor disc jockey te spelen als hier visite is. Ouderwets plaatjes draaien. Ik heb een hele kast vol muziek, allemaal op alfabetische volgorde, waarmee ik ze altijd aan het dansen weet te krijgen. Van Wilson Pickett tot The Ramblers en van Tino Rossi tot Roy Orbinson.”
“Mijn laatst aangeschafte plaat is er een van Wim Sonneveld. Die zie ik dan in een kringloopwinkel liggen en denk: die moet ik hebben. En wat heb ik nog meer gekocht? Eens even kijken. Yves Montand. The Beach Boys. Harry Belafonte, ha! Leuk voor mijn moeder. Bette Midler. Claude Nougaro. James Brown. O, Dr. John the Night Tripper! Die moeten mensen in huis hebben. En o! Goran Bregovic! Mijn lievelingsnummer is nummer vier op de cd Tales And Songs From Weddings And Funerals: Sex. Een soort moderne balkanmuziek is het. Daar kan ik niet stil bij blijven staan. En verder vind ik Ry Cooder zo geweldig omdat hij uit allerlei landen muzikanten heeft vergaard en daarmee nieuwe bandjes heeft geformeerd.”