Sara Berkeljon, topinterviewster van de Volkskrant, bundelde twintig van haar beste interviews in het boek De man van nu. Omdat interviewers zelf doorgaans lastig te interviewen zijn, legden we haar zeven vragen voor die ze eerder stelde aan zelfverklaard meesterinterviewer Frénk van der Linden – een van de twintig interviews in het boek.
Tag: Interview.
Stefano Keizers: ‘Ik ben de best functionerende junk van Nederland’
Stefano Keizers (pseudoniem van Gover Meit, 1987) werd bekend door zijn spraakmakende verkleedpartijen in De Slimste Mens. Inmiddels heeft de cabaretier zijn eigen televisieprogramma en staat hij met zijn tweede voorstelling in het theater. Playboy spreekt hem over de druk van zo’n tweede voorstelling, zijn lavalampen van zelf gefabriceerd slijm en zijn drugsgebruik: ‘Ik ben de best functionerende junk van Nederland.’
Lees verder Stefano Keizers: ‘Ik ben de best functionerende junk van Nederland’
Jules Deelder: ‘Ik ben misschien wel de enige échte dichter in Nederland’
Jules Deelder viert dit weekend zijn vijfenzeventigste verjaardag. Onder het genot van een goed vaderlandse oester en een fles van zijn eigen autobiografische gin spraken we de dichter annex nachtburgemeester over dit heugelijke feit. ‘Ik voel me op geen enkele manier een bejaarde. Voor jezelf ben je nog steeds die teringaap met die grote muil.’
Verschenen op de website van HP/De Tijd. (22 november 2019)
Jules, je wordt vijfenzeventig. Wat vind je daarvan?
“Dat vind ik ongehoord. Vijfenzeventig! Dat was vroeger een grijsaard. Ik ben laatst nog met mijn bandje naar zo’n bejaardentehuis geweest en dat was léuk. Eèèèècht. Daar zaten allemaal mensen die jonger waren dan ik, maar die zie ik dan toch als oude mensen. Het begrip van leeftijd is relatief. Ik denk nog steeds in termen van ‘jongens’ en ‘meisjes’ en ik vind het nog steeds vreemd als mensen ‘meneer’ tegen me zeggen. Voor jezelf ben je nog steeds die teringaap met die grote muil.”
Je kunt wel denken dat je de eeuwige jeugd hebt, maar je had zelf ook in een bejaardentehuis kunnen zitten.
“Ja, in die zorgdingen denk ik… Godverdomme, dan voel ik dat ik daar zo weinig mee te maken heb, terwijl aan de andere kant, als je natuurlijk realistisch bent, je hebt de leeftijd van een bejaarde. Het is logisch dat mensen je dan ook zo zien. Voor mijzelf geldt dat helemaal niet. Ik voel me op geen enkele manier een bejaarde. Ik leef niet met het idee dat ik al vijfenzeventig jaar achter de rug heb. Je moet iedere dag opnieuw beginnen. Dat is het eigenlijk. Je bent nooit ouder dan een dag.”
Hoe oud hoop je te worden?
“Negenennegentig. Je moet altijd voor het uiterste gaan, nooit in het midden eindigen. Ik ben te oud om jong te sterven en te jong om oud dood te gaan. Ik zal het wel zien. Uiteindelijk komt Magere Hein, altijd onverwacht en je ken niet voor hem weglopen. Dat ben ik ook helemaal niet van plan. Als ze ergens een bobbeltje vinden… Hallo, ik ben vijfenzeventig, ik dien mijn tijd wel uit. Dan ga ik gewoon daaraan dood, weet je wel. Moet je dan nog aan behandelingen beginnen zodat je uiteindelijk nog een jaar langer in ellende door kunt leven? Pleurt lekker op. Ik heb altijd gedacht: dokters, goed dat ze er zijn, maar ik blijf er liever verre van.”
Zou je honderdvijftig willen worden?
“Als het net zo ongemerkt voorbij gaat als de eerste vijfenzeventig jaar dan wil ik dat best wagen. Maar als realist moet je ervan uitgaan dat je hooguit nog tien jaar hebt.”
Uiteindelijk komt Magere Hein, altijd onverwacht en je ken niet voor hem weglopen.
Heb je nog ambities?
Lachend: “Sparta kampioen zien worden. Dat zou ik nog wel een keer mee willen maken. En al die 1944 genummerde flessen Deelder Hard Gin verkopen, ha!”
Heb je je beste gedicht al geschreven?
“Nee, maar er zijn wel een aantal gedichten die bij gebrek aan beter als beste gedicht kunnen worden gekenschetst. Daar valt niet aan te twijfelen. Op een gegeven moment weet je: ik weet niet hoe ik er op gekomen ben, ik begrijp ook geen tering van wat er staat, maar een ding is zeker: dit is wel een goed gedicht. Wat ik bijvoorbeeld heel goed vind, is Aan de Maas:
Aan de Maas gezeten
turend in het zwerk
Het stadsgeraas geweken
ontstijgt men aan zichzelf
Op hoger plan gekomen
wiekend door de lucht
de zwaartekracht te boven
vindt men een ander terug
O vogel van verlangen
wiegend op de wind
verlos ons van elkander
en van elkaars gewicht
Je hebt nooit een grote literaire prijs ontvangen. Hoe komt dat?
“Nou, ja, omdat ik in sommige gedichten natuurlijk ook min of meer de draak steek met de hele literatureluur. Dat kunnen die gasten (uit de literaire jury’s – red.) niet hebben. Ik ben een echte dichter. Ik schreef mijn eerste gedicht al toen ik nog nooit een gedicht had gelezen. Er zijn een heleboel dichters die beweren dat ze dichter zijn maar die het niet echt zijn. Die pleuren een boekenkast omver, lezen al die boeken en dan gaan ze gedichten schrijven. Ik ben daarom misschien nog wel de enige échte dichter die nog tekenen van leven vertoond in Nederland.”
Ik dacht vorig jaar: nu is de P.C. Hooftprijs voor Jules Deelder, maar het werd Nachoem M. Wijnberg.
“Ik dacht dat ze ‘m misschien zouden geven toen ik zeventig werd, maar toen hij ging naar een of andere truttebol. Ach, dat gedoe om die prijzen, dat is een beetje gehuppel hier beneden. Maar goed, je bent ook een mens, dus je vertoont ook menselijke zwakheden. Ik zou die prijs daarom best wel willen hebben, maar nu zijn ze te laat. Eens in de drie jaar, dat is ook weer zo royaal, eens in de drie jaar wordt die prijs vergeven aan een dichter. De andere jaren gaat hij naar proza of naar essay. Wie kreeg hem vorig jaar ook alweer?”
Bas Heijne.
“Oja. Bassie Heijne. Ik dacht al: waar blijven ze zolang. Dat is zo’n oliebol waar ik nog nooit een letter van heb gelezen en ik weet ook zeker dat ik daar niet aan moet beginnen. Dat wordt nog steeds serieus genomen, die essayisten. Heijne is een of andere lul waaraan het leven volkomen aan voorbij is gegaan en die dan ook wat opschrijft. Maar zijn collega’s, die al die boekenkasten doorspitten en er ook geen kloten van begrijpen, vinden dat natuurlijk prachtig en geven hem die prijs. Ik weet zeker dat ik hem de volgende keer ook niet krijg. Die baardaap, hoe heet-ie ook alweer, Ilja Leonard Pfeijffer, is ongetwijfeld de volgende dichter die hem krijgt. Dat staat voor mij zo vast als een huis.”
Ilja Leonard Pfeijffer is ook geen echte dichter?
“Die gozer is natuurlijk woordvaardig, dat valt niet te ontkennen, maar hij werd al een literair wonderkind genoemd voor hij ook maar een drol had geschreven. De meeste dichters schrijven niet voor het publiek, want ze begrijpen al: dat publiek weet er niets van, maar voor de recensenten. Ze schrijven voor de literaire critici want dat zijn de mensen die de prijzen vergeven. De literaire wereld is een ontzettend gesloten, marginaal wereldje.”
Word jij over vijftig jaar nog gelezen?
“Dat zal blijken. Ook al ben je er zelf niet meer, je zult het vast op de een of andere manier te weten komen.”
Hoe dan?
“Langs een andere weg dan de logische. Alles houdt verband met alles, nietwaar?”
Er is leven na de dood?
“Het eeuwige leven speelt zich overal af, zowel voor als na de dood. Als ik doodga dan gaat het leven gewoon door. Dat is leven na de dood. Ik geloof niet in een persoonlijk voortbestaan na de dood. Als je nu meneer Jansen bent en je gaat dood en je blijft meneer Jansen, dat zou toch lichtelijk teleurstellend zijn. Nee, ik geloof in een energie die blijft voortbestaan. Je lichaam pleuren ze in een kachel en wordt verbrand, maar er gaat geen atoom van verloren. Je lichaam gaat gewoon over in een andere toestand. De ziel is niet meetbaar, maar als je een dooie ziet, of je hem nu kent of niet, dan zie je dat hij geen kloten te maken heeft met de persoon die hij of zij was. De ziel is eruit. Zou dat dan wel verloren gaan? Dat maak je mij niet wijs. Die energie gaat ook over in een andere toestand.”
Een beetje dichter dicht zijn eigen grafschrift. Heb jij er al een?
“Daar heb ik nog niet over nagedacht, maar ‘Beter opgebrand dan uitgedoofd’ is wel een aardige.”
Jules Deelder viert zijn vijfenzeventigste verjaardag aanstaande zondag in De Doelen in Rotterdam. Ook verschijnt er een nieuwe dichtbundel en bracht hij 1944 genummerde flessen van zijn eigen autobiografische gin op de markt.
Annet Malherbe over haar museumfobie
Annet Malherbe (61) speelt in de voorstelling InVrede. Als tv-actrice werd ze bekend door onder meer Jiskefet en Gooische Vrouwen. Wat leest, luistert en ziet zij zoal in haar vrije tijd?
Verschenen in het aprilnummer van HP/De Tijd. (2019)
Lees het gehele interview hier.
Boeken
“Ik heb al een jaar een reader’s block. Ik heb wel een aantal boeken op mijn nachttafel liggen, maar die worden altijd vrijwel meteen weer neergelegd. Laatst begon ik in Mijn zusje, de seriemoordenaar, het debuut van de Nigeriaanse schrijfster Oyinkan Braithwaite. Het schijnt een goed boek te zijn, alleen ben ik niet verder gekomen dan de eerste drie bladzijden, die ik ook alweer vergeten ben. Ik zeg het je: het is echt een aandoening. Ik word wel graag voorgelezen. Mijn man (kunstenaar en regisseur Alex van Warmerdam – red.) leest mij nu voor het slapengaan voor uit Een huis vol – een geschiedenis van het dagelijks leven van Bill Bryson. Hij las gisteren bijvoorbeeld voor dat het helemaal niet vanzelfsprekend was dat mensen zich vroeger wasten. Ook vooraanstaande mensen wasten zich niet. Hij vertelde iets over een of andere koning die zich elfenhalf jaar niet had gewassen, maar ook zijn onderhemd niet had verwisseld of verschoond. Toen het uit moest, omdat er waarschijnlijk niet veel meer van over was, bleek dat hemd helemaal in zijn huid gegroeid te zijn. Hele repen vel werden meegetrokken. Ik ben dus echt dol op dat soort verhalen. Het kan mij niet goor genoeg.”
Beeldende kunst
“Ik heb een soort museumfobie. Ik vind het heel moeilijk om in een museum te zijn, omdat er gewoon te veel is om te zien. Een poos geleden waren we in het Prado in Madrid. Alex stond erop dat ik Las Meninas (de hofdames) zag van Velázquez. Ik heb in de enorme museumhal op een bankje gewacht terwijl hij het schilderij ging zoeken. Als acteur is het fantastisch om daar te zitten. Je ziet allemaal kleine dingen – bijvoorbeeld hoe iemand loopt of hoe iemand zijn jas uittrekt – die je later weer kunt gebruiken voor een rol. Na een tijdje kwam hij me halen en heeft hij me linea recta naar dat schilderij geleid. Het is inderdaad een prachtig schilderij. Ik heb het goed op me in laten werken en daarna zijn we weer vertrokken. Het Guggenheim in New York vind ik wel een prettig museum, omdat je in een krul omhooggaat. Je loopt niet van zaal naar zaal; je ziet waar je naartoe gaat. Je hebt ook maar één wand met schilderijen. De andere wand is open. Heel overzichtelijk.”
Theater
“Je vraagt wat ik vind van de #Metoobeschuldigingen aan het adres van Job Gosschalk en Ruut Weissman. Natuurlijk vind ik iedere ongewenste seksuele avance verwerpelijk. Ik weet dat er uiteindelijk maar één aanklacht is geweest tegen Job Gosschalk. Ruut Weissman is een ander verhaal. Een docent kan geen seksuele relatie hebben met een leerling. Dan is er altijd sprake van een machtsverhouding. Natuurlijk kan een docent verliefd worden op een leerling, dat mag van mij best, maar dan moet je wel stoppen met lesgegeven. Ik vind het trouwens verbazingwekkend hoe weinig aanklachten er zijn geweest in Nederland. Ik ken acteurs van wie ik in die periode dacht: jij zult wel zenuwachtig worden, maar ze zijn ermee weggekomen. Er zijn trouwens nog steeds mannen die hun handjes niet thuis kunnen houden. Ook nu nog worden er ongevraagd tongen naar binnen gestoken. De predatoren staan zichzelf vrijheden toe die nog steeds worden gedoogd. Even de hand langs de borst of tussen de benen. Jonge actrices durven daar misschien niet zo snel iets van te zeggen, omdat ze denken: heb ik dat wel goed gemerkt? Zolang mensen hun mond dichthouden, blijft dit doorgaan. Als ik nu getuige zou zijn, dan zou ik er ogenblikkelijk werk van maken. I don’t give a fuck. Zolang we er niets van zeggen, blijft dit doorgaan.”
Danny Vera heeft nooit een hit gehad, maar altijd volle zalen
Danny Vera (41) heeft een nieuwe plaat én een theatertour. Playboy sprak de best gekapte muzikant van het land over paddo’s, rock-’n’-roll en alles wat daarbij hoort: ‘Groupies zijn vaak niet de meest aantrekkelijke vrouwen.’
Lees verder Danny Vera heeft nooit een hit gehad, maar altijd volle zalen
Hedy d’Ancona: ‘Architectuur is de moeder aller kunsten’
Sociologe, feministe en voormalig politica Hedy d’Ancona (81) is gastcurator van de tentoonstelling Vrouwen van Museum Gouda. Wat leest, kijkt en luistert zij in haar vrije tijd?
Verschenen in het dubbeldikke winternummer van HP/De Tijd. (2018) Het interview was al gedrukt toen haar levensgezel, kunstenaar Aat Veldhoen, die bij het gesprek aanwezig was en er ook veelvuldig in voorkomt, onverwacht overleed op 9 december 2018. Het gehele interview is hier te lezen.
BOEKEN
“Ik ben net jarig geweest en heb een onthutsende hoeveelheid heel dikke boeken gekregen. Ik ben nu een beetje aan het snuffelen waar ik eens in zal gaan beginnen. Ik denk dat het De eeuw van Gisèle wordt van Annet Mooij – de biografie van Gisèle van Waterschoot van der Gracht. Ik ben vooral benieuwd naar het verhaal van die twee kunstenaars die in de oorlog bij haar ondergedoken zaten: Wolfgang Frommel en Percy Gothein. Die mannen blijken minder onschuldig dan gedacht. Ze gebruikten hun onderduikadres onder meer om jonge knapen te misbruiken die zich wilden aansluiten bij hun ‘mannengemeenschap’. Gisèle stond dat allemaal toe, hoewel ook zij door hen werd uitgebuit. Ik kan ook niet wachten om te beginnen in de biografie van Remco Campert. Dat is bijna voor de lekker. Mirjam van Hengel heeft eerder een prachtig boek geschreven over Leo en Tineke Vroman. Ik moest daarbij heel erg denken aan het gedicht ‘De tuinman en de dood’ van Van Eyck. Leo vlucht in de oorlog naar Indië om niet opgepakt, afgevoerd en weggerukt te worden, maar belandt dan dáár in verschillende kampen. Aan de dood valt niet te ontkomen. Des te mooier is het als ze elkaar na de oorlog weer vinden en uiteindelijk nog bijna zeventig jaar van elkaar mogen genieten.”
BEELDENDE KUNST
“Kijken vereist enige oefening. Kleine kinderen kunnen heel goed kijken. Die kunnen soms uren naar iets onbenulligs als een lege fles kijken. Een beeldend kunstenaar kan dat ook. Aatje zit soms uren te kijken naar de mensen en de machines die hier nu op straat aan het werk zijn en maakt daar dan tekeningen van in zijn schetsboekje. Hij heeft me dat echt geleerd. Je leert de schoonheid van die dingen zien. In de trein kijk ik veel vaker uit het raam dan vroeger. In de avond zijn er vaak prachtige zonsondergangen te zien, maar niemand die het ziet, iedereen kijkt op zijn telefoon of ligt te soezen. Dan roept de conducteur om welk station we binnenrijden en denk ik: waarom zegt die man ook niet even dat we naar buiten moeten kijken? Want de lucht is wonderschoon. “Architectuur is de moeder aller kunsten. Ik heb sociale geografie gestudeerd en heb me daarna gespecialiseerd in zowel stadsgeografie als de sociologie van het wonen. Daar is mijn belangstelling voor architectuur ontstaan. Als minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur vond ik het een kunstuiting die we moesten stimuleren. Een gebouw is niet alleen voor degenen die het gebruiken, maar ook voor degenen die erlangs lopen, fietsen en rijden. Het is van ons allemaal. Na mijn ministerschap zat ik in het College Bouw Zorginstellingen. Daarin richtte men zich heel erg op de functionaliteit van die gebouwen. Dat is natuurlijk ook het belangrijkste, maar daardoor hoeft het nog geen saai en onaantrekkelijk gebouw te zijn. Streel de ogen en laat mensen zich er behaaglijk voelen. Ze zitten er al niet voor hun plezier. Een mooi gebouw kan troost bieden. Om dat te bevorderen hebben ze vier keer de Hedy d’Ancona-prijs voor excellente zorgarchitectuur uitgereikt. De eerste winnaar was revalidatiecentrum Groot Klimmendaal in Arnhem. Dat gebouw is van een grote schoonheid. Het is functioneel, maar het is ook mooi en innemend, een gebouw dat je omarmt.”
FILM
“Ik vind het laf van mezelf dat ik liever geen oorlogsfilms wil zien, dus af en toe dwing ik mezelf om dat toch te doen. Ik wil geen wegkijker zijn. In de negen uur durende documentaire Shoah van Claude Lanzmann komen mensen aan het woord die rondom de concentratiekampen woonden en niets hebben gezegd. Ze wisten wat er gebeurde, maar hielden zich gedeisd. Ik kan me dat niet voorstellen. Als je vindt dat iets niet deugt, dan zég je er wat van. “Neem het niet!” Die lijfspreuk heb ik overgenomen van Stéphane Hessel, verzetsstrijder en Holocaustoverlevende, die een geweldig essay over verzet heeft geschreven. Alles begint volgens hem met verontwaardiging. Je kunt nooit zeggen: daar kan ik niets aan doen. Dat kun je namelijk wél. Hij roept de jongere generaties op om in opstand te komen tegen de toenemende ongelijkheid in de wereld. Indignez-vous! Hij eindigt het pamflet met zijn woede over wat de Israëlische regering doet met de Palestijnen. En dan te bedenken dat hij in de negentig was toen hij dit schreef. Ik ben iets jonger, maar ik ben ook nog steeds verontwaardigd over dingen. En zo hoort dat ook. Als dat ooit stopt, dan kunnen ze me net zo goed inkuilen.”
Maarten van Rossem: ‘Vincent van Gogh kon niet schilderen’
Op 22 november viert historicus en schrijver Maarten van Rossem zijn 75ste verjaardag groots in Tivolivredenburg, Utrecht. Wat leest, kijkt en luistert hij zoal in zijn vrije tijd?
Verschenen in het novembernummer van HP/De Tijd, 2018.
BOEKEN
“Ik werd aan het begin van deze eeuw door de universiteit gevraagd om een leesclub te beginnen en dat heb ik toen gedaan. Sindsdien lezen we met een man of tien elke maand een klassieker uit de wereldliteratuur. Fictie geeft vaak zo’n schitterend beeld van het verleden, veel beter dan historici kunnen beschrijven, want in fictie kun je de waarheid liegen. Het laatste boek dat we hebben gelezen is Het leven een gebruiksaanwijzing van George Perec. Een fantastisch boek. Het gaat over een groot appartementengebouw in Parijs en alle mensen die daar gewoond hebben sinds het werd gebouwd. Soms bestaat het uit spannende miniromans binnen de roman, maar het bestaat ook voor een groot gedeelte uit opsommingen. Dan beschrijft hij zes bladzijden lang allerhande huis-, tuin- en keukenapparatuur zonder dat het vervelend wordt. Over het boek dat we de maand daarvoor lazen, was ik minder te spreken. Ik vond De schoonheid van de nacht van Gabriele d’Annunzio een enorm kloteboek van een onbeschrijfelijke ijdeltuit – al was de rest wel wat milder over het boek en de schrijver. Deze maand lezen we Stilte van Shusaku Endo, maar daar ben ik net in begonnen, dus daar kan ik nog niets over zeggen.”
(…)
“Ik heb thuis een plankje met kinderlectuur. Als de r in de maand is, dan begin ik die boeken uit mijn jeugd weer te herlezen. Jules Verne, Nils Holgersson, Winnie-the- Pooh – allemaal boeken die ik praktisch uit mijn hoofd ken, maar dat is ook het fijne. Ik kan het op een willekeurige bladzijde openslaan en beginnen met lezen. Ik ben ook dol op The Lord of the Rings. Een fascistoide kaboutersprookje. Het is altijd fijn om tegen literatuurliefhebbers te zeggen dat je dat prachtboeken vindt. Ik heb destijds getwijfeld of ik de films moest gaan bekijken, omdat je altijd een beetje teleurgesteld bent als je beeld ziet van een boek waar je zelf al beeld bij hebt gemaakt. Ik heb uiteindelijk alleen de eerste film gezien en ben toen afgehaakt. Ik was teleurgesteld. Neem alleen al die molentjes in The Shire. Dan heb je een budget van driehonderd miljoen en dan zet je zulke prutmolentjes neer.”
MUZIEK
“Ik ben vrij huilerig ingesteld. Ik hoef maar een film te zien waarin een padvinder een klein hondje uit een vijver redt en ik ben al weg. Er zijn ook films die ik geweldig vind zonder dat ik er een traan bij laat. Dr. Strangelove bijvoorbeeld, alhoewel die afsluit met We’ll Meet Again van Vera Lynn. Dat nummer moet ik nu ook niet opzetten, want dan gaat het ook fout. Dat is een altijd werkende tearjerker. Het lijkt me wel geinig om dit nummer op mijn begrafenis te draaien. Iedereen verwacht dan natuurlijk een sentimenteel klassiek stuk, maar dan zet ik de boel op het verkeerde been door heel ordinair We’ll Meet Again te draaien. Een prima laatste grap. Bij muziek is het echt verschrikkelijk: er zijn veel dingen die ik niet ga beluisteren waar andere mensen bij zijn. Het middenstuk van het Eerste pianoconcert van Chopin, om maar eens wat te noemen. Ik zat laatst in de auto toen het werd gedraaid op Radio 4. Ik was nog net op tijd, ik kon hem nog net op een andere zender zetten, anders was ik behuild op mijn lezing aangekomen. Niet zo lang geleden schreef een meneer in The New York Times, en dat is gevaarlijk om te vertellen want ik raak altijd licht ontroerd als ik het vertel, dat hij altijd moet huilen als hij Help Me, Rhonda van The Beach Boys luistert. Ik vond het typisch, want het is niet hun beste nummer, maar ik wilde het toch ook eens proberen. En verdomd – binnen een paar tellen was ik weg.”
BEELDENDE KUNST
“Het modernisme is even erg als een orthodoxe kerk. Barnett Newman, de vervaardiger van het fameuze kloteschilderij Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue, zei eens: als je mijn kunst mooi vindt, dan kun je nooit fascist worden. Waardoor ik al denk: die man is er zelf misschien wel een. Of neem bijvoorbeeld die pisbak van Marcel Duchamp. Ik geloof dat er nu zes pisbakken zijn waarvan ze beweren dat het de echte is, maar het is juist de bedoeling van de kunstenaar dat dat er niets toe doet! De mensen die daarover discussiëren hebben er werkelijk niets van begrepen. Daarbij is abstracte kunst een vergissing. Een onvermijdelijke vergissing, maar wel een vergissing. Joseph Beuys met zijn brokken vet en vilt. Allemaal pretentieuze lulkoek. Je moet er even doorheen als je het Hamburger Bahnhof in Berlijn bezoekt, wat overigens een ontzettend amusant museum is, maar de eindzaal maakt alles goed. Daar staat het loden vliegtuig van Anselm Kiefer. En dat is, hoe gek het ook klinkt, een ontroerend ding. Het kan dus wel!
(…)
“Ik was laatst alleen in het Van Gogh Museum, omdat ik voor RTV Utrecht een kleine documentaire maakte over de vriendschap tussen Vincent van Gogh en Anthon van Rappard. Ik was daar in het bijzonder voor het schilderij De aardappeleters. Iedereen die er enig verstand van heeft kan zien dat dit een ontzettend klunzig schilderij is. Het valt in het niet bij de meesterwerken die hij een paar jaar later maakte, zoals Het nachtcafé en De sterrennacht. Van Gogh was apetrots op De aardappeleters, maar toen hij het aan Van Rappard liet zien, een academisch geschoolde schilder, werd het door hem vernietigend besproken. Werkelijk niets deugde. Van Gogh werd razend en het betekende het einde van hun vriendschap. Van Gogh was natuurlijk een amateur, iemand die niet kon schilderen. Het wonderlijke is alleen dat hij wel het ene meesterwerk na het andere maakte. Misschien is hij enigszins te vergelijken met Edward Hopper. Die kon ook niet schilderen, anatomisch klopt er vaak geen reet van, maar hij schilderde wel wonderlijke iconische voorstellingen. Neem alleen al Nighthawks en Room in New York. Als je die schilderijen een keer hebt gezien, dan vergeet je ze nooit meer.”
Het gehele interview is hier te lezen op Blendle.
De nooddruftige schrijver
Atte Jongstra (62) schreef met zijn essaybundel De ontgroende mens een van de betere natuurboeken van het jaar, maar staat niet op de longlist van de Jan Wolkers Prijs. De schrijver zelf zit daar niet mee: geldzorgen zijn een groter probleem. HP/De Tijd belde met de schrijver, die net terug was van zijn tweede huis in Frankrijk.
(Verschenen in het septembernummer van HP/De Tijd – 2018.)
Wacht eens even, u klaagt dat u nauwelijks kunt rondkomen van uw schrijverij, maar u heeft een tweede huis in Frankrijk?
“Een tweede huis is een groot woord. Het is een vervallen optrekje. Heel luxe is het niet, om er maar eens een understatement op los te laten. Ik noem het zelf altijd een ruïne. Je kunt erin slapen en in eten, maar verder stelt het niet zoveel voor. Ik schrijf er ’s zomers en werk dan wat in de tuin, maar ’s winters is het er te koud.”
Hoe arm bent u?
“Ik leef op dit moment van een werkbeurs van het Letterenfonds, maar daar kun je nauwelijks van rondkomen, want de belasting gaat er ook nog eens een keer van af. Dus als je een werkbeurs krijgt van laten we zeggen dertig mille, dan houd je daar twintig mille van over waar je dan een jaar van moet schrijven. Het is schrapen. Ik klaag er niet over, want ik kan het geld goed gebruiken, maar ik heb het idee dat mensen soms denken dat schrijvers breed leven van subsidiegelden. Dat is absoluut niet het geval. Als ik een keer een lezing of iets dergelijks heb, waar ik ook nog een klein beetje mee verdien, dan heb ik nog moeite om die maand rond te komen. Ik kan het steeds allemaal net redden, maar veel slechter moet het niet worden.”
U verkocht van een roman vroeger gemiddeld zo’n tweeduizend exemplaren, maar dat is de laatste jaren gehalveerd. Politici als Eric Wiebes zeggen dan: kunst moet zichzelf kunnen bedruipen, als er geen markt is voor die schrijver, dan hoeft hij ook geen subsidie te krijgen.
“Maar als er wel een markt is voor een schrijver, hoeft hij ook geen subsidie. Geen geld voor de kunst dus. Het is een oude discussie. Multatuli heeft zich al tegen die visie verzet. Thorbecke zei: ‘Kunst is geen regeringszaak.’ Multatuli zei op zijn beurt: ‘Kunst is wel degelijk een regeringszaak. Want kunst is goed voor het volk, en het volk is wel degelijk een regeringszaak.’ Daar ben ik het mee eens. Je moet een gezond cultureel klimaat hebben en daar moet je als regering ook in investeren. Als ik ophoud met schrijven, dan is dat niet zo erg voor de letteren, maar als alle schrijvers die afhankelijk zijn van een werkbeurs ophouden met schrijven, dan wordt het aanbod wel heel erg schraal.”
Hoe nu verder? Moeten we een actie opzetten om u de winter door te helpen?
“Ha, nee, ik ben niet de enige. Als je dat gaat doen, dan kun je wel bezig blijven.” Ironisch: “Als ik mijn rekeningen niet meer kan betalen, moet ik iets anders gaan verzinnen. Misschien maar tramconducteur worden. Ik spreek weleens iemand die dat is en die is daar aardig tevreden over. Hij heeft wel onregelmatige diensten, maar die draait een schrijver altijd al.”
Op 21 oktober vindt de uitreiking van de Jan Wolkers Prijs plaats. De ontgroende mens ligt in de boekhandels.
Nielson: ‘Natuurlijk is het verleidelijk om je door succes te laten leiden’
Op 12 oktober verschijnt Diamant, het nieuwe album van Nielson, en op 9 november start zijn clubtour. Playboy spreekt de hitmachine onder meer over zijn liefde voor chick flicks, topless vrouwen in het publiek en zijn ambities: ‘Als eerste artiest in de nieuwe Kuip zou wel echt te gek zijn.’
Interview in het septembernummer van Playboy, 2018. Lees het gehele interview hier.
1. Op 12 oktober verschijnt je nieuwe album: Diamant. Wat is het grootste verschil met je vorige album?
Het grootste verschil is dat ik mezelf opnieuw heb uitgevonden. Nadat ik in 2012 had meegedaan aan het eerste seizoen van De Beste Singer-Songwriter van Nederland stond mijn wereld op zijn kop. Iedereen wilde ineens iets van me. De trein waarin ik terecht was gekomen denderde vijf jaar door, waardoor ik een beetje uit het oog was verloren waarom ik muziek ben gaan maken. Ik wil namelijk mijn persoonlijke verhaal kwijt in mijn liedjes. Daarom heb ik een jaar lang geen nieuwe muziek gemaakt, ben getrouwd, heb een huis gekocht, heb mijn neus weer eens op verjaardagen laten zien en ben toen pas aan de slag gegaan voor dit nieuwe album.
2. Hoe kijk je terug op die jaren voor je creatieve sabbatical?
Dat was een leuke, maar ook een heel stressvolle periode. Mijn team probeerde mij wel te beschermen zodat ik niet te veel hooi op m’n vork zou nemen, maar we wilden ook stappen maken. Die balans is uiteindelijk toch een beetje doorgeslagen. Ik had soms zes of zeven optredens per weekend. Hoe the fuck houdt iemand dat vol? Dat lukt niet. Als ik er nu op terugkijk herinner ik me ook bijna niets meer van die jaren. Het is een grote roes. Daarom ben ik er even tussenuit geweest. Niet alleen om inspiratie op te doen, maar ook om weer even opnieuw te beginnen. Ik deed iets waarvan ik mijn hele leven had gedroomd, maar ik genoot er nog niet van. Dat doe ik nu wel.
3. Je hebt grote hits gehad met Beauty & de brains, Sexy als ik dans en Hoe. Is het dan niet heel verleidelijk om op de oude weg door te gaan?
Natuurlijk is het heel makkelijk om je te laten leiden door het succes en te proberen om een tweede Sexy als ik dans te maken – om het maar even heel zwart-wit te zeggen. Dat gebeurt veel in de muziekindustrie. Ik wil alleen over tien jaar kunnen zien dat ik niet het succes, maar mijn muzikale route heb gevolgd. Daarbij wilde ik de muziek wat meer laten matchen met de persoon die ik nu ben. Ik ben niet meer de naïeve en bleue jongen die Beauty & de brains speelde op een krukje in de hoop dat het wat zou worden. Ik ben nu een getrouwde man van 28 en heb een groot bedrijf met mensen die voor me werken. Daar hoort andere muziek bij.
15. Krijg je weleens slipjes naar je hoofd geslingerd?
Alle clichés zijn waar. Ook dat gebeurt. Het gekste wat ik op dat gebied ooit heb meegemaakt is een optreden voor een vrouwenstudentenvereniging in Utrecht. Ik moest daar om zes uur ’s avonds optreden en iedereen was al stomdronken. Ik stond te spelen en opeens trokken ze allemaal hun topjes en hun beha’s uit. Blijf dan maar eens zingen.
16. Heb je weleens iets gezegd waar je later spijt van had?
Ik was een keer te gast bij Frank Dane in zijn Frank en Vrijdag Show op 538 en op een gegeven moment betrapte ik mezelf erop dat ik zat te vertellen, en nu ga ik het weer vertellen dus het is niet zo slim dat ik dit zeg, dat mijn vrouw de enige vrouw is met wie ik ooit sex heb gehad. Op de weg terug dacht ik: waarom the fuck vertel je dit soort dingen? Dit hoeft niemand te weten.
17. Zou je meedoen aan een talentenjacht als The Voice?
Nee. The Voice is echt een talentenjacht voor mensen die kunnen zingen. Ik houd me niet alleen bezig met zingen, maar ook met alles eromheen. Ik creëer en ontwikkel ideeën. Voor mensen die heel goed kunnen zingen, maar voor de rest niet weten wat ze ermee willen doen is The Voice een uitkomst. Ik wilde eigenlijk ook niet meedoen aan De Beste Singer-Songwriter. Ik vond dat ik het op eigen houtje moest doen. Wat mij uiteindelijk over de streep heeft getrokken is dat het het eerste seizoen was. Een eerste seizoen van iets is altijd het beste. Dan is het nog nooit gedaan en komen de grootste talenten erop af. Alles was nieuw, dus ook de makers van het programma waren flexibel. In het tweede jaar wordt het toch een soort concept. Dat trekt me minder. Daar zou ik ook niet aan hebben meegedaan.
18. Ben je bang om uit de mode te raken? Dat je niet meer gedraaid wordt?
Urban is nu de mode. Ronnie Flex, Lil Kleine, noem ze maar op. Ik ben dat niet. Dat hoeft ook niet. Ik zie wel dat andere artiesten soms proberen daar een beetje op mee te gaan, maar daar geloof ik niet in. Dus ik blijf gewoon bij wat ik maak en probeer me daarin te ontwikkelen.
19. Wat hoop je binnen nu en vijf jaar in ieder geval nog te hebben bereikt?
Laat ik vooropstellen: ik heb al meer gedaan dan waar ik ooit op had gehoopt, maar van daaruit mag je best nog wel ambitieus zijn. Ik wil in ieder geval de muziek blijven maken die ik zelf leuk vind om te horen. Ik geloof heilig in wat ik doe en werk er keihard voor. Ik wil iets maken in het Nederlands wat nooit eerder is neergezet en ik hoop daar op een dag mee in een stadion te mogen spelen. Dat zou een grote droom zijn die uitkomt. En zo zijn er genoeg doelen. Mijn grootste ambitie is op dit moment om een eigen evenement te maken. Misschien een soort winters festival, het liefst hier in Dordrecht. Want deze stad is fantastisch, maar het mag wel iets meer bruisen. Ik wil daar graag een steentje aan bijdragen.
20. En dat stadion? Heb je al een idee?
De nieuwe Kuip zou wel echt te gek zijn. De oude Kuip is natuurlijk legendarisch, maar hoe tof zou het zijn om als eerste artiest in een nog onaangeraakte nieuwe Kuip te staan. Dat is toch classic? Al zou het me geld kósten, dan nog zou ik het doen.
Freek en Hella de Jonge: ‘Als het ons niet bevalt, dan zijn we weg’
Freek (74) en Hella de Jonge (69) wonen zes weken in het Groninger Museum voor de expositie Het Volle Leven. Aan de hand van hun kunstcollectie vertellen ze over hun decennialange samenwerking. Hoe heeft hun culturele smaak zich door de jaren heen ontwikkeld?
Lees het gehele interview in het septembernummer van HP/De Tijd. (2018)
BOEKEN
Hella: “Freek leest bijna nooit een boek helemaal uit. De boeken die ik lees, vat ik voor hem samen, zodat hij ze niet meer hoeft te lezen. En de boeken waarin hij niet verder leest, maar die wel goed zijn, lees ik uit en vat ik ook voor hem samen.”
Freek: “Jij leest dus eigenlijk ook voor mij. Het belangrijkste boek van de laatste tijd is Leerschool van Tara Westover. Het gaat over een meisje dat opgroeit in een mormoons milieu waarin allerlei sektarische regels gelden. Een daarvan is dat ze niet naar school mogen. Alles wat van de staat komt, deugt volgens haar ouders namelijk niet.”
Hella: “Ze leven ook heel sterk met het idee dat de wereld ten onder gaat en dat zij zullen overleven.”
Freek: “Ja. Zij vinden dat ze zuiver leven. Ik zei meteen tegen jou: dit moet je lezen. Jij bent in gelijke mate, zij het op een andere manier, ook getraumatiseerd in je jeugd. Dat zeg ik goed, toch?”
Hella: “Ja. Daarom vond ik het ook zo goed. Ik zag veel van mijn eigen jeugd terugkomen in dat boek. Jij hebt ooit eens gezegd dat Brief aan mijn moeder van Ischa Meijer je geleerd heeft hoe ik in elkaar steek. Het boek van Tara Westover had datzelfde effect op mij. Ik zag opeens hoe mijn vader macht op mij uitoefent, want hij leeft nog steeds, en dat het heel moeilijk is om je daaraan te ontworstelen.”
Freek: “Brief aan mijn moeder gaat heel erg over de worsteling van de overlevenden van de Holocaust en dan vervolgens…”
Hella: “De hardheid van de overlevenden.”
Freek: “Die hardheid inderdaad, en hoe ze met zo’n verleden hun kinderen probeerden op te voeden en daar zowel bij Ischa als bij jou niet in zijn geslaagd. Dat is natuurlijk op allerlei manieren wel te billijken, maar voor de kinderen is dat heel hard geweest. Ischa is niet veel ouder dan vijftig geworden. Hij is ook echt aan die moeilijke jeugd ten onder gegaan. Jij bent bijna zeventig en worstelt ook nog steeds met je vader (de inmiddels 95-jarige Eli Asser, red.) en de rest van de familie. Omgekeerd heb jij mij denk ik wel beter leren begrijpen door Knielen op een bed violen van Jan Siebelink.”
Hella: “Hmmm, nee. Ik vond dat wel een geweldig boek maar ik betrok dat verhaal nu niet per se op jou. Boeken zijn voor mij wel het belangrijkste hulpmiddel om het leven te leren begrijpen. Op mijn 24ste, kort na de dood van onze zoon, las ik het dagboek van Etty Hillesum. Dat gaf me toen heel veel troost. Ik verkeerde in die tijd in redelijk erbarmelijke omstandigheden. Als je dan zo’n boek in handen krijgt en ziet dat er mensen zijn die in veel erbarmelijker omstandigheden het hoofd boven water hebben gehouden, dan is het veel makkelijker om te denken: ik moet niet klagen, ik moet door.”
THEATER
Hella: “Naar opera moet je wel leren kijken. Twintig jaar geleden had ik niet zo opgetild kunnen worden door de muziek en het acteren als nu. Jij ook niet.”
Freek: “Er zit zoveel meer in opera dan in een gewoon toneelstuk. Maar je hebt gelijk. Je smaak ontwikkelt zich natuurlijk ook. Ik luister nu bijvoorbeeld ook veel meer naar klassieke muziek dan vroeger.”
Hella: “Dat heeft misschien met onze leeftijd te maken. We willen steeds minder rotzooi en zijn steeds meer op zoek naar het abstracte. Klassieke muziek is veel abstracter dan popmuziek. Ballet is veel abstracter dan toneel.”
Freek: “Dat klopt, terwijl opera nu juist natuurlijk niet erg sterk is met het weglaten van dingen.”
Hella: “Dat is waar.”
Freek: “Ik weet niet of het komt omdat je het vak zelf beoefent, maar over het algemeen moet een toneelstuk wel aan hele hoge eisen voldoen om ons te verrassen. Geheel in de geest van de tijd zitten we een beetje zapperig op de stoel. Als het ons niet bevalt, dan zijn we weg. En dat gebeurt redelijk vaak moet ik zeggen. Ook bij cabaret. Dat komt toch door de strengheid van de normen waaraan ik zelf wens te beantwoorden…”
Hella: “En die je bij anderen niet terugziet.”
Freek: “Nee. Ik heb ze nog niet gezien die de normen hoger hebben liggen dan ik. De meeste cabaretiers vinden het al een hele prestatie om zeventig minuten op het toneel te staan.”
Hella: “Ik ga niet zo graag naar cabaret. André van Duin is wel iemand waar ik vreselijk om kan lachen. Hij ís gewoon leuk. Net als jij.”
Freek: “Kees van Kooten noemt dat ‘natuurleuk’. Herman Finkers heeft dat, Jochem Myjer heeft dat, Brigitte Kaandorp heeft dat…”
Hella: “Je wordt ermee geboren of niet. Mijn vader vind ik bijvoorbeeld niet leuk. Die probeert leuk te zijn. Jij maakt cabaret omdat het je roeping is. Cabaret waarin allerlei ordinaire grapjes worden gemaakt, dat doorspekt is met flauwiteiten en vrouwonvriendelijke humor heeft niets met een roeping te maken. Dat heeft ook niets met cabaret te maken. Ik vind dat soort cabaretiers altijd heel pijnlijk om te zien.”
Freek: “Nu hebben we er wel weer genoeg over gezegd.”
MUZIEK
Hella: “Buiten Het Concertgebouw gaan we ook wel naar popconcerten. We zijn laatst naar Kensington in de Johan Cruijff Arena geweest, maar dat was te massaal.”
Freek: “Bij Jay Z en Beyoncé zijn we weggelopen. De muziek was veel te hard en de artiesten veel te onzichtbaar. Dat is natuurlijk het toppunt van marketing: de mensen komen naar buiten en zeggen dat ze een geweldige avond hebben gehad, terwijl ze in wezen twee uur zijn gemarteld.”
Hella: “Ed Sheeran hebben we niet eens gehaald. We dachten: we blijven lekker thuis.”
Freek: “Het samenzijn is de kick. De muziek is bijzaak. Bij die grote stadionconcerten worden bij voorbaat al oordoppen uitgedeeld. Dat is natuurlijk waanzin. Zet gewoon het geluid twintig decibel zachter.”
Hella: “Laatst zagen we Lavinia Meijer en Remy van Kesteren in Paradiso. Dan word je gewoon naar de hemel getrokken.”
Freek: “Er waren vijftig kaarten verkocht voor die avond.”
Hella: “Ik hou ook heel erg van Natalie Merchant. Als ik dood ben mogen ze Motherland wel draaien.”
Freek: “Jij wilt dan toch ook Bridge over Troubled Water van Simon & Garfunkel gedraaid hebben?”
Hella: “Ja, die ook. Graag veel tearjerkers. En jij? We moeten die nummers eigenlijk even opschrijven en aan elkaar geven.”
Freek: “What’ll I Do van Kate en Anna Mcgarrigle. En die ene van Procol Harum.”
Hella: “We moeten onze euthanasieverklaring ook nog regelen.”
Freek: “A Salty Dog. En ik wil ook graag een video maken waarin ik de nummers zelf aankondig. Daar moeten we maar eens even een keer voor gaan zitten.”
Freek en Hella de Jonge ontvangen Nick Muller op dinsdag 18 september om met hem verder te praten over kunst. Plaats: Groninger Museum. Aanvang: 13.00 uur.