Boekentips 2019: Pfeijffer, Bryson en Gombrich

Ik lees niet zoveel als Maarten ’t Hart, die las soms vijf boeken per dag, maar aan gemiddeld drie boeken per week kom ik wel. Dat zijn jaarlijks toch zo’n 150 boeken. Hieronder staan daarom in willekeurige volgorde elf boeken die dit jaar een blijvende indruk hebben achtergelaten.

20191Grand Hotel Europa (2018)
Ilja Leonard Pfeijffer (1968)
De Arbeiderspers
552 pagina’s

Wat mij betreft de roman van het afgelopen jaar, van het afgelopen decennium, van de afgelopen eeuw. (De eenentwintigste dan.) Ilja Leonard Pfeijffer heeft met Grand Hotel Europa een vuistdik meesterwerk geschreven over de belangrijkste thema’s van deze tijd. Ik moest na het lezen van dit boeken denken aan het gedicht Der Leser van Rainer Maria Rilke, over een jongen die een boek leest en daarna totaal anders naar de wereld kijkt waarin hij rondloopt. Dat gevoel herken ik. Opeens werd onder woorden gebracht wat ik eigenlijk al wist maar waar ik me nog niet bewust van was: Europa is het recreatiepark van de wereld. We verkopen onze ziel aan de toerist, maar voor hoe lang nog? Als we niet oppassen wordt het massatoerisme onze ondergang. (Kijk naar de zinkende spookstad Venetië.)
Dat gevaar zien we alleen nog niet. Het massatoerisme wordt overal gepropageerd, terwijl we aan de andere kant niet weten wat we met de vluchtelingen aan moeten. Pfeijffer heeft het over het verschil tussen ‘gewenste migranten’ en ‘niet-gewenste migranten.’ “Toerisme vormt een ongemakkelijk contrast met de andere vorm van migratie die het gevolg is van de globalisering en die we zonder reserve als problematisch beschouwen. Terwijl we onze grenzen zo gastvrij mogelijk openen voor buitenlanders die komen om hun geld uit te geven, willen we ze sluiten voor buitenlanders die komen om geld te verdienen.” (p. 115) Enfin, dit is slechts een van de dingen die me bij zijn gebleven. Het boek is zo rijk dat het niet te doen is om daar in een paar woorden iets zinnigs over te zeggen. Je moet het gewoon gaan lezen.

20192Het lichaam (2019)
Bill Bryson (1951)
Atlas Contact
448 pagina’s

Ik moet tot mijn schaamte bekennen dat mijn kennis over het menselijk lichaam niet bijster groot is. Wat doen lymfeklieren bijvoorbeeld, waarvoor dient de huig en hoe werken je hersenen? Bill Bryson legt het allemaal uit in zijn boek Het lichaam – een reisgids. Op lichtvoetige wijze behandelt hij elk aspect van het menselijk lichaam.
Ik viel van de ene verbazing in de andere. Wie wist bijvoorbeeld dat-ie zo’n 100.000 kilometer aan bloedvaten door zijn lijf heeft lopen? Ik niet. Of dat het menselijk lichaam zo’n zes miljard kilometer aan DNA-strengen bevat? Dat is bijna zeventig keer heen en terug naar de zon! Het lichaam is een wonder.

20193De som van misverstanden: over het lezen van boeken (1978)
Maarten ’t Hart (1944)
Singel Uitgevers
228 pagina’s

Maarten ’t Hart heeft een leesverslaving. Ik interviewde hem daar onlangs over voor HP/De Tijd. In het boek De som van misverstanden: over het lezen van boeken legde hij ruim veertig jaar geleden al uit dat hij het als kleuter al niet kon nalaten om andere kinderen zijn mening over door hem gelezen boeken op te dringen. Als ze daarna toch op hun eigen oordeel af wilden gaan, sloeg hij ze met een kinderboek waar hij niet van hield op hun kop. Dit boek bevat verder dertien essays over door hem geliefde schrijvers als J. van Oudshoorn, Henry Roth en William Faulkner.

20194White Fang (1906)
Jack London (1876 – 1916)
SC Active Business Development
216 pagina’s

Een klassieker uit de wereldliteratuur. White Fang is een wolfshond (half wolf, half hond) die wordt geboren in Yukon ten tijde van de Goudkoorts in Klondike. Het verhaal wordt grotendeels vanuit zijn perspectief verteld. White Fang heeft een zwaar leven, groeit op in een wrede omgeving waar honger en gevaar aan de orde van de dag zijn. Hij laat zich temmen, wordt gedomesticeerd door een indianenstam, die hem uiteindelijk voor enkele flessen drank verkopen aan een wrede man die hem inzet voor hondengevechten. Zijn leven lijkt uitzichtloos, tot hij wordt gered door een jonge goudzoeker.

20195Conversaties (2011)
Jan Siebelink (1938)
De Bezige Bij
282 pagina’s

Veel mensen kennen Jan Siebelink van zijn bestseller Knielen op een bed violen, maar wat minder bekend is, is dat hij in de jaren tachtig en negentig voor de Haagsche Post en later HP/De Tijd schreef over zijn literaire helden. Het zijn prachtige portretten over schrijvers als Milan Kundera, Julien Gracq en Stéphane Mallarmé. Het zal de kenners niet verbazen dat Tegen de keer van J.-K. Huysmans in zo ongeveer elk stuk terugkomt. Persoonlijk vind ik het stuk over de biografie die Jean-Paul Sartre over Gustave Flaubert schreef het sterkst. Siebelink weet het drieduizend pagina tellende boek treffend samen in de volgende zin: “Flauberts leven was een nederlaag, het oeuvre is zijn overwinning.”

20196De Bourgondiërs (2019)
Bart Van Loo (1973)
De Bezige Bij
560 pagina’s

Filips de Stoute, Jan zonder Vrees, Maria van Bourgondië: ik had er wel eens van gehoord, maar daar was dan ook alles mee gezegd. Bart van Loo vult met zijn boek dat gat in mijn kennis op. De titel en de ondertitel (De Bourgondiërs – Aartsvaders van de Lage Landen) verklaren eigenlijk al waarom dit boek zo interessant is om te lezen. Niet Willem van Oranje, maar Filips de Goede moet gezien worden als onze stamvader. Al in de veertiende eeuw legde hij de kiem voor het huidige Nederland. Bart van Loo weet met zijn gouden pen de al vele honderden jaren tot stof geworden hertogen en hertoginnen tot leven te wekken. Zo beschrijft hij ergens het verloop van het Banket van de Fazant. Filips de Goede had dit banket georganiseerd om in een plechtige eed zijn intentie kenbaar te maken om op kruistocht te gaan. Kosten noch moeite werden gespaard. Zo was er bijvoorbeeld een kasteel nagebouwd dat vanuit de torens drank spoot in een slotgracht. De ontelbare gangen bestonden elk uit bijna vijftig gerechten die door de gasten met de beste wijnen werden weggespoeld. Honderden herten, hazen, koeien, varkens, schapen, eenden, kippen en zwanen werden verorberd. Ze leefden kortom als echte Bourgondiërs.

201911A room of one’s own (1929)
Virginia Woolf (1882 – 1941)
Penguin Books
144 pagina’s

Negentig jaar geleden schreef Virginia Woolf een essay over de plaats van vrouwen in de literatuur. Waarom schrijven zo weinig vrouwen boeken? Het antwoord: omdat een vrouw geld en een eigen kamer voor zichzelf moet hebben om te kunnen schrijven. Woolf schreef dit klassieke essay in de nasleep van de eerste feministische golf. In die negentig jaar is er veel veranderd, maar nog steeds worden vrouwelijke auteurs stelselmatig lager gewaardeerd dan mannen. Corina Koolen promoveerde vorig jaar op de ongelijkheid tussen man en vrouw in het literaire veld. “Romans van vrouwen worden beschouwd als niet goed genoeg”, zegt Koolen daarover in Trouw. Ongeveer veertig procent van de literaire romans wordt geschreven door vrouwen, terwijl grofweg driekwart van de grote prijzen naar mannelijke auteurs gaan. We zijn er dus nog lang niet. Daarom is dit boek nog steeds actueel.

20197De meeste mensen deugen (2019)
Rutger Bregman (1988)
De Correspondent
528 pagina’s

Waarom gaan we altijd uit van het slechte van de mens? De mens handelt evolutionair gezien meestal vanuit het goede, bepleit historicus Rutger Bregman. Hij maakt korte metten met de vernistheorie: de theorie dat onze beschaving slechts een laagje vernis is. Ook de meest primitieve mensen waren al geneigd het goede te doen en in geval van nood laat de mens niet het slechtste – zoals vaak wordt gedacht – maar het beste van zichzelf zien. Met talloze voorbeelden en wetenschappelijke bewijzen toont hij dit aan. Precair wordt het als Auschwitz ter sprake komt. Als de mens van nature goed is, waarom is er dan zoiets als de Holocaust? Bregman beweert dat de slechteriken (de nazi’s bijvoorbeeld) ook vanuit het goede handelen. Ze willen hun eigen land en volk vooruithelpen. Door leugens, manipulatie en indoctrinatie wordt hen voorgehouden dat zij daarmee aan de goede kant van de geschiedenis staan. Dat vond ik een beetje kort door de bocht. Zo kun je alles wel in je eigen voordeel uitleggen. Verder vind ik het een heel overtuigend relaas – het geeft in ieder geval stof tot nadenken.

20198Dagboek van een gek (1835)
Nicolaj Gogol (1809 – 1852)
Astoria Uitgeverij
173 pagina’s

Dagboek van een gek is het verhaal van een onbeduidende ambtenaar die verteerd wordt door de onbeantwoorde liefde voor een vrouw en daardoor gek wordt. In zijn zogenaamde dagboek zien we dat hij langzaam de controle over de werkelijkheid verliest – hij denkt op een gegeven moment dat hij de koning is van Spanje – en belandt achter slot en grendel. Gogol beschrijft dit proces magistraal. Ik dacht tijdens het lezen: waarom moet iemand die denkt dat hij een koning is achter slot en grendel? Wie doet hij daarmee kwaad? Als je niet in een mal past dan lig je eruit – al was dat vroeger misschien nog wel minder het geval dan tegenwoordig. Laten we de paradijsvogels wat meer omarmen. Een gek is vaak zo gek nog niet.

201909Ik bestaat uit twee letters (2018)
A.H.J. Dautzenberg (1968)
De Arbeiderspers
720 pagina’s

Anton Dautzenberg hield in zijn vijftigste levensjaar een dagboek bij. Dat resulteerde in het ruim zevenhonderd pagina tellende Ik bestaat uit twee letters, deel 298 uit de Privédomein-reeks. Het was het eerste boek dat ik van hem las. Van de schrijver wist ik niet veel: ik wist dat hij een nier had gedoneerd aan een onbekende, dat hij lid was geweest van pedofielenvereniging Martijn en dat hij samenwerkte met ‘fraudeprofessor’ Diederik Stapel. In dit boek vecht hij tegen de karikatuur die altijd van hem wordt gemaakt. Hij komt op mij over als iemand die niet altijd met de stroom mee drijft, die soms keuzes maakt die je zelf misschien niet zou maken, maar dat altijd doet vanuit een diepe compassie met de medemens.
Het boek werkt verslavend: je hebt het idee dat je dingen leest die je eigenlijk niet mag lezen. Over de stroeve verhouding met zijn moeder, zijn tweelingbroer en diens kinderen, over intieme details tussen hem en zijn vriendin, bijvoorbeeld een remspoor in zijn onderbroek waar zij een opmerking over maakt, over de dood van oud-uitgever Theo Sontrop. Dautzenberg spaart daarbij niemand. Ik ben benieuwd hoe zijn vrieden en familie op dit boek hebben gereageerd.

201910Eeuwige schoonheid (1996)
E.H. Gombrich (1909 – 2001)
Van Holkema en Warendorf
688 pagina’s

E.H. Gombrich loodst ons in dit standaardwerk door de geschiedenis van de (voornamelijk westerse) kunst. Van de  grottekeningen in Lascaux (15.000 – 10.000 v. Chr.) tot een stilleven van Giorgio Morandi uit 1966 – en dat in nog geen zevenhonderd pagina’s. De kunst van na de jaren zestig wordt in mijn uitgave nog niet meegenomen. Het boek is rijk geïllustreerd en in heldere taal geschreven. Je leert niet alleen de bredere context van je favoriete kunstwerken kennen, maar krijgt er ook een hoop nieuwe favorieten bij. Een daarvan is voor mij Een jonge haas van Albrecht Dürer uit 1506. Het is de enige haas ter wereld die er na meer dan vijfhonderd jaar nog steeds jong uitziet, alsof-ie gisteren op papier is gezet.

Maarten ’t Hart over Multatuli, Charles Dickens en Theodor Fontane

Maarten ’t Hart (75) is de meest belezen man van Nederland. Door zijn leesverslaving heeft hij nooit tijd voor een bezoek aan een theater, een bioscoop of een concertzaal. In deze speciale editie van de maandelijkse rubriek ‘De culturele agenda van…’ vertelt de schrijver daarom welke boeken een blijvende indruk hebben achtergelaten en welke juist niet. “Ulysses van James Joyce wordt zwaar overschat.”

Lees verder Maarten ’t Hart over Multatuli, Charles Dickens en Theodor Fontane

Jules Deelder: ‘Ik ben misschien wel de enige échte dichter in Nederland’

Jules Deelder viert dit weekend zijn vijfenzeventigste verjaardag. Onder het genot van een goed vaderlandse oester en een fles van zijn eigen autobiografische gin spraken we de dichter annex nachtburgemeester over dit heugelijke feit. ‘Ik voel me op geen enkele manier een bejaarde. Voor jezelf ben je nog steeds die teringaap met die grote muil.’

Verschenen op de website van HP/De Tijd. (22 november 2019)

 

Jules, je wordt vijfenzeventig. Wat vind je daarvan?
“Dat vind ik ongehoord. Vijfenzeventig! Dat was vroeger een grijsaard. Ik ben laatst nog met mijn bandje naar zo’n bejaardentehuis geweest en dat was léuk. Eèèèècht. Daar zaten allemaal mensen die jonger waren dan ik, maar die zie ik dan toch als oude mensen. Het begrip van leeftijd is relatief. Ik denk nog steeds in termen van ‘jongens’ en ‘meisjes’ en ik vind het nog steeds vreemd als mensen ‘meneer’ tegen me zeggen. Voor jezelf ben je nog steeds die teringaap met die grote muil.”

Je kunt wel denken dat je de eeuwige jeugd hebt, maar je had zelf ook in een bejaardentehuis kunnen zitten.
“Ja, in die zorgdingen denk ik… Godverdomme, dan voel ik dat ik daar zo weinig mee te maken heb, terwijl aan de andere kant, als je natuurlijk realistisch bent, je hebt de leeftijd van een bejaarde. Het is logisch dat mensen je dan ook zo zien. Voor mijzelf geldt dat helemaal niet. Ik voel me op geen enkele manier een bejaarde. Ik leef niet met het idee dat ik al vijfenzeventig jaar achter de rug heb. Je moet iedere dag opnieuw beginnen. Dat is het eigenlijk. Je bent nooit ouder dan een dag.”

Hoe oud hoop je te worden?
“Negenennegentig. Je moet altijd voor het uiterste gaan, nooit in het midden eindigen. Ik ben te oud om jong te sterven en te jong om oud dood te gaan. Ik zal het wel zien. Uiteindelijk komt Magere Hein, altijd onverwacht en je ken niet voor hem weglopen. Dat ben ik ook helemaal niet van plan. Als ze ergens een bobbeltje vinden… Hallo, ik ben vijfenzeventig, ik dien mijn tijd wel uit. Dan ga ik gewoon daaraan dood, weet je wel. Moet je dan nog aan behandelingen beginnen zodat je uiteindelijk nog een jaar langer in ellende door kunt leven? Pleurt lekker op. Ik heb altijd gedacht: dokters, goed dat ze er zijn, maar ik blijf er liever verre van.”

Zou je honderdvijftig willen worden?
“Als het net zo ongemerkt voorbij gaat als de eerste vijfenzeventig jaar dan wil ik dat best wagen. Maar als realist moet je ervan uitgaan dat je hooguit nog tien jaar hebt.”

Uiteindelijk komt Magere Hein, altijd onverwacht en je ken niet voor hem weglopen.

Heb je nog ambities?
Lachend: “Sparta kampioen zien worden. Dat zou ik nog wel een keer mee willen maken. En al die 1944 genummerde flessen Deelder Hard Gin verkopen, ha!”

Heb je je beste gedicht al geschreven?
“Nee, maar er zijn wel een aantal gedichten die bij gebrek aan beter als beste gedicht kunnen worden gekenschetst. Daar valt niet aan te twijfelen. Op een gegeven moment weet je: ik weet niet hoe ik er op gekomen ben, ik begrijp ook geen tering van wat er staat, maar een ding is zeker: dit is wel een goed gedicht. Wat ik bijvoorbeeld heel goed vind, is Aan de Maas:

Aan de Maas gezeten
turend in het zwerk
Het stadsgeraas geweken
ontstijgt men aan zichzelf
Op hoger plan gekomen
wiekend door de lucht
de zwaartekracht te boven
vindt men een ander terug
O vogel van verlangen
wiegend op de wind
verlos ons van elkander
en van elkaars gewicht

Je hebt nooit een grote literaire prijs ontvangen. Hoe komt dat?
“Nou, ja, omdat ik in sommige gedichten natuurlijk ook min of meer de draak steek met de hele literatureluur. Dat kunnen die gasten (uit de literaire jury’s – red.) niet hebben. Ik ben een echte dichter. Ik schreef mijn eerste gedicht al toen ik nog nooit een gedicht had gelezen. Er zijn een heleboel dichters die beweren dat ze dichter zijn maar die het niet echt zijn. Die pleuren een boekenkast omver, lezen al die boeken en dan gaan ze gedichten schrijven. Ik ben daarom misschien nog wel de enige échte dichter die nog tekenen van leven vertoond in Nederland.”

Ik dacht vorig jaar: nu is de P.C. Hooftprijs voor Jules Deelder, maar het werd Nachoem M. Wijnberg.
“Ik dacht dat ze ‘m misschien zouden geven toen ik zeventig werd, maar toen hij ging naar een of andere truttebol. Ach, dat gedoe om die prijzen, dat is een beetje gehuppel hier beneden. Maar goed, je bent ook een mens, dus je vertoont ook menselijke zwakheden. Ik zou die prijs daarom best wel willen hebben, maar nu zijn ze te laat. Eens in de drie jaar, dat is ook weer zo royaal, eens in de drie jaar wordt die prijs vergeven aan een dichter. De andere jaren gaat hij naar proza of naar essay. Wie kreeg hem vorig jaar ook alweer?”

Bas Heijne.
“Oja. Bassie Heijne. Ik dacht al: waar blijven ze zolang. Dat is zo’n oliebol waar ik nog nooit een letter van heb gelezen en ik weet ook zeker dat ik daar niet aan moet beginnen. Dat wordt nog steeds serieus genomen, die essayisten. Heijne is een of andere lul waaraan het leven volkomen aan voorbij is gegaan en die dan ook wat opschrijft. Maar zijn collega’s, die al die boekenkasten doorspitten en er ook geen kloten van begrijpen, vinden dat natuurlijk prachtig en geven hem die prijs. Ik weet zeker dat ik hem de volgende keer ook niet krijg. Die baardaap, hoe heet-ie ook alweer, Ilja Leonard Pfeijffer, is ongetwijfeld de volgende dichter die hem krijgt. Dat staat voor mij zo vast als een huis.”

Ilja Leonard Pfeijffer is ook geen echte dichter?
“Die gozer is natuurlijk woordvaardig, dat valt niet te ontkennen, maar hij werd al een literair wonderkind genoemd voor hij ook maar een drol had geschreven. De meeste dichters schrijven niet voor het publiek, want ze begrijpen al: dat publiek weet er niets van, maar voor de recensenten. Ze schrijven voor de literaire critici want dat zijn de mensen die de prijzen vergeven. De literaire wereld is een ontzettend gesloten, marginaal wereldje.”

Word jij over vijftig jaar nog gelezen?
“Dat zal blijken. Ook al ben je er zelf niet meer, je zult het vast op de een of andere manier te weten komen.”

Hoe dan?
“Langs een andere weg dan de logische. Alles houdt verband met alles, nietwaar?”

Er is leven na de dood?
“Het eeuwige leven speelt zich overal af, zowel voor als na de dood. Als ik doodga dan gaat het leven gewoon door. Dat is leven na de dood. Ik geloof niet in een persoonlijk voortbestaan na de dood. Als je nu meneer Jansen bent en je gaat dood en je blijft meneer Jansen, dat zou toch lichtelijk teleurstellend zijn. Nee, ik geloof in een energie die blijft voortbestaan. Je lichaam pleuren ze in een kachel en wordt verbrand, maar er gaat geen atoom van verloren. Je lichaam gaat gewoon over in een andere toestand. De ziel is niet meetbaar, maar als je een dooie ziet, of je hem nu kent of niet, dan zie je dat hij geen kloten te maken heeft met de persoon die hij of zij was. De ziel is eruit. Zou dat dan wel verloren gaan? Dat maak je mij niet wijs. Die energie gaat ook over in een andere toestand.”

Een beetje dichter dicht zijn eigen grafschrift. Heb jij er al een?
“Daar heb ik nog niet over nagedacht, maar ‘Beter opgebrand dan uitgedoofd’ is wel een aardige.”

Jules Deelder viert zijn vijfenzeventigste verjaardag aanstaande zondag in De Doelen in Rotterdam. Ook verschijnt er een nieuwe dichtbundel en bracht hij 1944 genummerde flessen van zijn eigen autobiografische gin op de markt.

Herman Brusselmans: ‘Ilja Leonard Pfeijffer is een pretentieuze eikel’

Acht columns per week, twee boeken per jaar: Herman Brusselmans (1957) is een veelschrijver. Op 17 mei verschijnt zijn zeventigste boek: Zeik en het lijk op de dijk. Heeft hij tussen het schrijven door nog wel tijd om te lezen, muziek te luisteren en films te kijken?  Lees verder Herman Brusselmans: ‘Ilja Leonard Pfeijffer is een pretentieuze eikel’