Johnny de Mol: ‘Ik weet niet of het medium televisie over tien jaar nog bestaat’

Het leven van Johnny de Mol (40) is de afgelopen jaren drastisch veranderd. Hij verliet de stad, trouwde met zijn grote liefde en werd vader van een zoon. In de voorstelling Hier is De Mol vertelt hij over dit kantelpunt in zijn leven. Playboy spreekt hem onder meer over zijn rock-‘n’-roll-verleden, de band met zijn vader en zijn avontuur met een shemale in Thailand.

Dit is slechts een deel van het interview. Lees het gehele stuk hier of in het augustusnummer van Playboy. (2019)

Q1. Je gaat vanaf september de theaters in met Hier is De Mol. Waarom wil je op een podium over je leven te vertellen?
Het is veel breder dan dat. Ik vertel inderdaad over mijn eigen leven, maar ook over mijn werkzaamheden voor Het Vergeten Kind en Stichting Movement on the Ground op Lesbos. Ik deed daar al best veel lezingen over en deze voorstelling is daar een uitvergroting van. De voorstelling is eigenlijk een pleidooi voor wat meer medemenselijkheid, zonder daarbij een belerende toon aan te slaan, want daar heb ik zelf ook een hekel aan. Alles gebeurt met een gezonde dosis humor en zelfspot. Na afloop van zo’n lezing hoorde ik vaak dat ik mensen aan het denken had gezet over de onverschilligheid waarmee ze bijvoorbeeld naar de vluchtelingenproblematiek keken. Daardoor kreeg ik het idee om een voorstelling te maken waarin ik nog meer tijd heb om bepaalde dingen uit te leggen, aangekleed met een waanzinnig vette band onder leiding van mijn neefje Julian Vahle en wat verhalen uit mijn rock-‘n’-roll-verleden, waarvan ik me trouwens nog steeds afvraag of ik ze wel moet vertellen.

Q2. Wat is het meest beschamende verhaal dat je in de voorstelling vertelt?
Het verhaal over mijn trip naar Thailand met Ben Saunders voor Waar is De Mol?  Voor de eerste draaidag gingen we nog even op stap met z’n tweeën en het enige wat ik me daarvan herinner is dat ik de volgende ochtend wakker werd en er iets in mijn rug prikte. Ik dacht dat het Ben’s ochtendlul was, maar het was Ben niet. Het was een dame. Bij dat verhaal hoort ook een tattoo en een verkeerd gezette tepelpiercing en nog wel meer dan dat. The Hangover is niets vergeleken bij wat wij hebben meegemaakt.

Q4. Je leven is de afgelopen jaren drastisch veranderd: je bent getrouwd, vader geworden en hebt Amsterdam verruild voor ‘t Gooi. Wat is voor jou persoonlijk de grootste verandering?
Lacht: Het is inderdaad wel een beetje game over met mijn vorige leven, dat is ook de jammerlijke conclusie van de voorstelling. Nee, als je het zo opsomt klinkt het heel drastisch, maar het is heel geleidelijk gegaan. De grootste verandering is natuurlijk dat ik voorheen uit mijn grachtenpand uit het raam liep te turen welk café nog open was, terwijl ik nu met mijn bonusdochter Kiki en haar vogelboek uit het raam zit te turen welk vogeltje er voorbij fladdert. Dat zijn wel twee uitersten. Ik ben ook wel klaar met dat vorige leven. Ik heb toen alles uit het leven gehaald wat erin zat, misschien nog wel meer, ik heb alles gedaan wat god verboden heeft, misschien zelfs nog wel wat dingetjes bij verzonnen… Nee, dat is helemaal goed. Daar kan ik tot in de lengte van dagen met een glimlach op mijn lippen aan terugdenken.

Q7. Ben je een betere vader dan je eigen vader?
Nou, mijn ouders (Willeke Alberti en John de Mol, red.) zijn uit elkaar gegaan toen ik één was. Het ergste wat een vader dan kan overkomen is dat je ex verliefd wordt op een ander (Søren Lerby, red.) en dan naar het buitenland verhuisd. Dat is gebeurd. Dus die vergelijking gaat niet helemaal op, maar hij is in ieder geval een fantastische opa. Ik ben pas op mijn zestiende bij mijn vader gaan wonen, iets wat ik ook uitvoerig behandel in het stuk. Hij is nu in ieder geval de allerbeste vader die ik me kan wensen en dan heb ik het puur over de relationele band.

Q19. Presenteer je over tien jaar nog programma’s op televisie?
Dat denk ik niet, maar dat komt ook omdat het telvisielandschap heel snel aan het veranderen is. Ik weet niet of het medium televisie over tien jaar nog bestaat. Ik zou wel verder willen gaan in het coachen van jongen mensen. Mensen in hun kracht zetten is een van de mooiste dingen die er zijn. Daar kunnen geen kijkcijfers tegenop. Een programma als Down met Johnny kan ik ook niet eeuwig blijven maken. Als iemand dat een keer van me over zou willen nemen, zou ik het heel leuk vinden om die persoon daarbij te helpen.

Q20. Zou je te zijner tijd je vader op willen volgen binnen Talpa?
Nee. Ik ben daar zakelijk niet sterk genoeg voor en ik zou daar ook geen zin in hebben. Elke dag naar kantoor en elke dag vergaderen… Dat lijkt me niet echt iets voor mij.

Pierre Bokma: ‘Het toneel is aan het verdwijnen’

Pierre Bokma (63) staat in de theaters met De Verleiders – #niksteverbergen. Wat leest, luistert en ziet ’s lands meest gevierde acteur zoal?

(Uit: HP/De Tijd, februari 2019. Lees het gehele interview hier.)

THEATER
“Ik heb op mijn zestiende een aantal voorstellingen gezien waarvan ik dacht: dat kan ik beter. Ik zag in die tijd een stuk van Luigi Pirandello met Bob de Lange, Glazen speelgoed met Josée Ruiter en Cyrano de Bergerac met Ko van Dijk, Jeroen Krabbé en Guus Hermus. Ko van Dijk was een en al schmieren – daar geloofde je gewoon niets van. Dat vond ik een aanfluiting. Hermus was een openbaring. Bij bijna alle acteurs, en niet zelden ook bij mij, zie je de inspanning om het echt te laten lijken. Dan is het eigenlijk al niet goed. Hermus was anders. Als hij een emotie toonde, dan was het waar. Er zijn nu ook jonge talenten aan het werk die de hemel willen bestormen, maar omdat ik zo weinig heb gezien, kan ik alleen maar gissen wie dat zijn. En dat vind ik een beetje suf. Dan begeef ik me op minder dan één nacht ijs. Ik vind het wel jammer dat de toneelscholen de handen niet wat meer ineenslaan, zodat ze bij elkaar kunnen gaan kijken en elkaar scherp kunnen houden. Ik denk weleens dat dat de kwaliteit van het onderwijs ten goede zou komen.
“Iedereen met een leuke babbel gaat tegenwoordig voor een zaal staan. Je wordt er helemaal gek van. Lubach mag van mij best de theaters in, maar ik vind hem vermoedelijk op televisie honderd keer beter. Die mensen nemen ook de zuurstof weg voor de toneelcultuur. Het nieuwe theater gaat altijd over de waan van de dag, terwijl er in het verleden toch wel mensen zijn geweest die zich bekwaamd hadden in het schrijven van toneelstukken waar je het een en ander van kunt opsteken. Het toneel is aan het verdwijnen. Natuurlijk, de Stadsschouwburg in Amsterdam zit vaak vol, maar dat is slechts één gezelschap en die spelen dan ook nog eens in huis. Maar als je het land in gaat, zie je dat de zalen nauwelijks vol zitten. Toneel zal op een gegeven moment een niche worden. Toneelacteurs worden mensen die zich ook nog in een heleboel andere dingen hebben bekwaamd. Ze willen voor de gelegenheid heus nog weleens opdraven voor iets geks als een toneelstukje, maar het zal met een zekere bijsmaak worden gedaan. Wat ik zonde vind, maar het is niet anders.”

FILM
“Don’t Look Now van Nicolas Roeg heeft een enorme invloed op mij gehad. Door beeldvorming, door verhaalvertelling, door de verweving van het mystieke en het werkelijke. De openingsscène zal ik nooit vergeten. De film gaat over een mediamiek echtpaar, gespeeld door Donald Sutherland en Julie Christie. De man is restaurateur en werkt veel in Venetië. Hij woont met zijn gezin op een landgoed in Engeland. Op een dag zit hij thuis dia’s te bekijken. Zijn dochter, die vanwege het druilerige weer een rood jasje aan heeft, speelt in de tuin. Op een van die dia’s ziet hij opeens een rood figuurtje in een kerkbank zitten. Hij weet niet wat het is. Dan stoot hij een glas rode wijn om, waardoor de wijn over de dia stroomt en het rode figuurtje langzaam uitloopt. Als hij dat ziet, rent hij zonder na te denken naar buiten en springt in de vijver, waar hij zijn dochtertje levenloos uit het water haalt. Ik kan er wel meer over vertellen, maar je moet hem gewoon zien, ook omdat er de mooiste vrijscène ooit gefilmd in voorkomt. De films van Stanley Kubrick zijn ook bijna allemaal goed. Barry Lyndon is niet alleen goed door de brutaliteit van het verhaal en het prachtige spel, maar ook vanwege het onwaarschijnlijke licht in de eerste scène. Alleen maar kaarslicht. Kubrick heeft daar een aparte cameralens voor moeten laten maken. A Clockwork Orange is ook zo’n onwaarschijnlijk mooie film van hem. Van 2001: A Space Odyssey vind ik het begin vooral heel goed. Daarna vallen mij te veel inconsequenties op.
“Hoe het staat met Siegfried? (Bokma gaat de hoofdrol spelen in Frans Weisz’ verfilming van deze roman van Harry Mulisch – red.) Daar zijn we mee bezig, maar het hangt nog op financiering en beschikbaarheid. Beschikbaarheid kan ik begrijpen, maar de financiering vind ik altijd een probleem. Ik zou weleens willen weten wie de mensen zijn die bij die fondsen over de subsidies gaan. Ik zou weleens een gesprek met hen willen hebben om erachter te komen hoe ze daar terechtgekomen zijn en wat hun expertise is. Dat geldt ook voor de mensen die bij omroepen over dit soort zaken gaan. Dat zijn, heb ik de sterke indruk, veelal mensen die via allerlei onduidelijke wegen en niet gehinderd door specifieke kennis op dit gebied zijn doorgestroomd en van wie er maar erg weinig weten wat ze daar doen. Ik vind het onbestaanbaar dat die mensen, ondemocratisch gekozen, zo veel macht hebben. Vroeger was er een zekere mate van coulance. Er waren een aantal hoofdproducenten die de dienst uitmaakten, maar dat waren mensen uit het metier zelf, die hadden min of meer de goedkeuring van hun vakgenoten. Maar die zijn allemaal weggesaneerd door het achterlijke Halbe Zijlstra-beleid. Ik was helemaal niet tegen een herziening en een opschoning van dat beleid, maar wat hij heeft gedaan, ligt in het verlengde van zijn leugens.”

Michiel van Erp over Jeroen Brouwers, Rufus Wainwright en Niemand in de stad

Regisseur Michiel van Erp (54) maakt met Niemand in de stad (de openingsfilm van het Nederlands Film Festival – vanaf 4 oktober in de bioscoop) zijn speelfilmdebuut. Wat leest, luistert en ziet hij zoal?

Verschenen in het septembernummer van HP/De Tijd, 2018.

BOEKEN
“Op dit moment herlees ik het oeuvre van Jeroen Brouwers, omdat mijn theaterbewerking van zijn roman Het hout op 4 november in première gaat bij Toneelgroep Amsterdam. Ik heb het grootste deel van zijn werk vroeger al wel gelezen, maar het leek me toch verstandig om me er opnieuw in te verdiepen om te zien of ik iets van een rode draad kan ontdekken. Mijn theorie is nu dat de schrijver zichzelf als hoofdpersoon opvoert in zijn boeken. Het zijn namelijk altijd mensen die in een moeras zitten en daaruit proberen te komen – en met heel veel ongemak lukt dat dan. De hoofdpersoon in Het hout heeft dat, maar in Bezonken rood en Geheime kamers is dat ook het geval. Al die personages hebben dat met hem gemeen.”

MUZIEK
“Rufus Wainwright volg ik vanaf het begin. Het grappige is dat ik heel gefascineerd was door waar hij over zong en de wereld die hij met zich meenam, maar toen heb ik hem bij toeval een paar keer ontmoet en ben ik heel erg op hem afgeknapt. Op een gegeven moment had hij een soloconcert in Carré. Het werd een verschrikkelijk concert. Hij wist zijn tekst niet, hij raffelde de nummers af en liet in niets merken dat hij zijn best deed voor zijn publiek. Op een gegeven moment klonk er boe-geroep vanuit de zaal. Toen dacht ik: wat ben je eigenlijk een klootzak. Al deze mensen hebben veel geld betaald voor een kaartje en het interesseert je geen fluit. Na afloop zouden we nog wat met hem gaan drinken met een groepje, maar eigenlijk had ik daar helemaal geen zin meer in. Uiteindelijk ben ik toch gegaan. Ik dacht: ik moet toch tegen hem zeggen dat het heel erg slecht was, dus dat heb ik toen heel subtiel gedaan. Dat werd me volgens mij niet in dank afgenomen. Misschien is het ook wel helemaal niet goed om je idolen te ontmoeten. Eigenlijk kunnen ze alleen maar tegenvallen in het echt.”

FILM
“Nu ik voor het eerst een speelfilm heb gemaakt, merk ik pas hoe lastig het is om hem in de bioscoop te krijgen. In de bioscoopwereld is weinig gevoel voor avontuur. Nu heb ik niets tegen romantische komedies, zoals die in ons land veel worden gemaakt, maar ik vind het wel jammer dat bioscopen daarop gefocust zijn. Mijn film is geen romantische komedie, maar speelt zich af in de studentenwereld. Het is heel realistisch en daardoor heel herkenbaar. Studenten zouden deze film moeten zien, maar om in de bioscopen te komen waar die jongeren naartoe gaan, dat blijft een moeilijke exercitie. Ik hoop dat veel mensen de film gaan zien en erdoor geraakt worden. Of ja, al is het er maar één op wie de film een onuitwisbare indruk maakt, dan ben ik al tevreden. Dat is waar ik mijn kick uit haal. Ik zit echt niet te hunkeren naar een prijs op een filmfestival in Polen.”

Het gehele interview leest u hier op Blendle.

 

Freek en Hella de Jonge: ‘Als het ons niet bevalt, dan zijn we weg’

Freek (74) en Hella de Jonge (69) wonen zes weken in het Groninger Museum voor de expositie Het Volle Leven. Aan de hand van hun kunstcollectie vertellen ze over hun decennialange samenwerking. Hoe heeft hun culturele smaak zich door de jaren heen ontwikkeld?

Lees het gehele interview in het septembernummer van HP/De Tijd. (2018) 

BOEKEN
Hella: “Freek leest bijna nooit een boek helemaal uit. De boeken die ik lees, vat ik voor hem samen, zodat hij ze niet meer hoeft te lezen. En de boeken waarin hij niet verder leest, maar die wel goed zijn, lees ik uit en vat ik ook voor hem samen.”
Freek: “Jij leest dus eigenlijk ook voor mij. Het belangrijkste boek van de laatste tijd is Leerschool van Tara Westover. Het gaat over een meisje dat opgroeit in een mormoons milieu waarin allerlei sektarische regels gelden. Een daarvan is dat ze niet naar school mogen. Alles wat van de staat komt, deugt volgens haar ouders namelijk niet.”
Hella: “Ze leven ook heel sterk met het idee dat de wereld ten onder gaat en dat zij zullen overleven.”
Freek: “Ja. Zij vinden dat ze zuiver leven. Ik zei meteen tegen jou: dit moet je lezen. Jij bent in gelijke mate, zij het op een andere manier, ook getraumatiseerd in je jeugd. Dat zeg ik goed, toch?”
Hella: “Ja. Daarom vond ik het ook zo goed. Ik zag veel van mijn eigen jeugd terugkomen in dat boek. Jij hebt ooit eens gezegd dat Brief aan mijn moeder van Ischa Meijer je geleerd heeft hoe ik in elkaar steek. Het boek van Tara Westover had datzelfde effect op mij. Ik zag opeens hoe mijn vader macht op mij uitoefent, want hij leeft nog steeds, en dat het heel moeilijk is om je daaraan te ontworstelen.”
Freek: “Brief aan mijn moeder gaat heel erg over de worsteling van de overlevenden van de Holocaust en dan vervolgens…”
Hella: “De hardheid van de overlevenden.”
Freek: “Die hardheid inderdaad, en hoe ze met zo’n verleden hun kinderen probeerden op te voeden en daar zowel bij Ischa als bij jou niet in zijn geslaagd. Dat is natuurlijk op allerlei manieren wel te billijken, maar voor de kinderen is dat heel hard geweest. Ischa is niet veel ouder dan vijftig geworden. Hij is ook echt aan die moeilijke jeugd ten onder gegaan. Jij bent bijna zeventig en worstelt ook nog steeds met je vader (de inmiddels 95-jarige Eli Asser, red.) en de rest van de familie. Omgekeerd heb jij mij denk ik wel beter leren begrijpen door Knielen op een bed violen van Jan Siebelink.”
Hella: “Hmmm, nee. Ik vond dat wel een geweldig boek maar ik betrok dat verhaal nu niet per se op jou. Boeken zijn voor mij wel het belangrijkste hulpmiddel om het leven te leren begrijpen. Op mijn 24ste, kort na de dood van onze zoon, las ik het dagboek van Etty Hillesum. Dat gaf me toen heel veel troost. Ik verkeerde in die tijd in redelijk erbarmelijke omstandigheden. Als je dan zo’n boek in handen krijgt en ziet dat er mensen zijn die in veel erbarmelijker omstandigheden het hoofd boven water hebben gehouden, dan is het veel makkelijker om te denken: ik moet niet klagen, ik moet door.”

THEATER

Hella: “Naar opera moet je wel leren kijken. Twintig jaar geleden had ik niet zo opgetild kunnen worden door de muziek en het acteren als nu. Jij ook niet.”
Freek: “Er zit zoveel meer in opera dan in een gewoon toneelstuk. Maar je hebt gelijk. Je smaak ontwikkelt zich natuurlijk ook. Ik luister nu bijvoorbeeld ook veel meer naar klassieke muziek dan vroeger.”
Hella: “Dat heeft misschien met onze leeftijd te maken. We willen steeds minder rotzooi en zijn steeds meer op zoek naar het abstracte. Klassieke muziek is veel abstracter dan popmuziek. Ballet is veel abstracter dan toneel.”
Freek: “Dat klopt, terwijl opera nu juist natuurlijk niet erg sterk is met het weglaten van dingen.”
Hella: “Dat is waar.”
Freek: “Ik weet niet of het komt omdat je het vak zelf beoefent, maar over het algemeen moet een toneelstuk wel aan hele hoge eisen voldoen om ons te verrassen. Geheel in de geest van de tijd zitten we een beetje zapperig op de stoel. Als het ons niet bevalt, dan zijn we weg. En dat gebeurt redelijk vaak moet ik zeggen. Ook bij cabaret. Dat komt toch door de strengheid van de normen waaraan ik zelf wens te beantwoorden…”
Hella: “En die je bij anderen niet terugziet.”
Freek: “Nee. Ik heb ze nog niet gezien die de normen hoger hebben liggen dan ik. De meeste cabaretiers vinden het al een hele prestatie om zeventig minuten op het toneel te staan.”
Hella: “Ik ga niet zo graag naar cabaret. André van Duin is wel iemand waar ik vreselijk om kan lachen. Hij ís gewoon leuk. Net als jij.”
Freek: “Kees van Kooten noemt dat ‘natuurleuk’. Herman Finkers heeft dat, Jochem Myjer heeft dat, Brigitte Kaandorp heeft dat…”
Hella: “Je wordt ermee geboren of niet. Mijn vader vind ik bijvoorbeeld niet leuk. Die probeert leuk te zijn. Jij maakt cabaret omdat het je roeping is. Cabaret waarin allerlei ordinaire grapjes worden gemaakt, dat doorspekt is met flauwiteiten en vrouwonvriendelijke humor heeft niets met een roeping te maken. Dat heeft ook niets met cabaret te maken. Ik vind dat soort cabaretiers altijd heel pijnlijk om te zien.”
Freek: “Nu hebben we er wel weer genoeg over gezegd.”

MUZIEK

Hella: “Buiten Het Concertgebouw gaan we ook wel naar popconcerten. We zijn laatst naar Kensington in de Johan Cruijff Arena geweest, maar dat was te massaal.”
Freek: “Bij Jay Z en Beyoncé zijn we weggelopen. De muziek was veel te hard en de artiesten veel te onzichtbaar. Dat is natuurlijk het toppunt van marketing: de mensen komen naar buiten en zeggen dat ze een geweldige avond hebben gehad, terwijl ze in wezen twee uur zijn gemarteld.”
Hella: “Ed Sheeran hebben we niet eens gehaald. We dachten: we blijven lekker thuis.”
Freek: “Het samenzijn is de kick. De muziek is bijzaak. Bij die grote stadionconcerten worden bij voorbaat al oordoppen uitgedeeld. Dat is natuurlijk waanzin. Zet gewoon het geluid twintig decibel zachter.”
Hella: “Laatst zagen we Lavinia Meijer en Remy van Kesteren in Paradiso. Dan word je gewoon naar de hemel getrokken.”
Freek: “Er waren vijftig kaarten verkocht voor die avond.”
Hella: “Ik hou ook heel erg van Natalie Merchant. Als ik dood ben mogen ze Motherland wel draaien.”
Freek: “Jij wilt dan toch ook Bridge over Troubled Water van Simon & Garfunkel gedraaid hebben?”
Hella: “Ja, die ook. Graag veel tearjerkers. En jij? We moeten die nummers eigenlijk even opschrijven en aan elkaar geven.”
Freek: “What’ll I Do van Kate en Anna Mcgarrigle. En die ene van Procol Harum.”
Hella: “We moeten onze euthanasieverklaring ook nog regelen.”
Freek: “A Salty Dog. En ik wil ook graag een video maken waarin ik de nummers zelf aankondig. Daar moeten we maar eens even een keer voor gaan zitten.”

Freek en Hella de Jonge ontvangen Nick Muller op dinsdag 18 september om met hem verder te praten over kunst. Plaats: Groninger Museum. Aanvang: 13.00 uur.

 

 

Hans Croiset: ‘Het doet pijn hoe Rutte en consorten over cultuur spreken’

Acteur Hans Croiset (82) zit dit jaar 65 jaar in het vak. Vanaf 24 augustus speelt hij de dementerende André in de reprise van het toneelstuk De Vader – waarvoor hij vorig jaar de Louis d’Or kreeg uitgereikt. Wat leest, luistert en ziet hij zoal?

Uit het zomernummer van HP/De Tijd, 2018. Het gehele interview leest u hier.

BOEKEN

“Vondel is mijn favoriete dichter. Zijn taalgebruik is fenomenaal. Dat heb ik ook altijd gemerkt als ik een stuk van hem op de planken bracht. Het publiek heeft altijd tien minuten nodig om erin te komen, om even aan die oude taal te wennen, maar daarna worden ze door die prachtige teksten naar het toneel gezogen. Nadat ik daarmee was opgehouden, heeft niemand meer een stuk van hem gespeeld. En dat is kwalijk. Als je niet meer op de schouders van je voorgangers staat, dan zak je heel snel in het moeras. Dit jaar is het vierhonderd jaar geleden dat Bredero overleed en er is geen een toneelgezelschap dat Spaanschen Brabander op de planken brengt. Toneelgroep Amsterdam, Het Nationale Theater of het Ro Theater zouden die handschoen eigenlijk moeten oppakken. Desnoods doen ze dat gezamenlijk. Als er één stuk actueel is, dan is het dát, over vluchtelingen die zich in Amsterdam vestigen en de weerstand die dat bij de bevolking oproept.”

BEELDENDE KUNST

“Mijn favoriete kunstenaar is de vorig jaar overleden beeldhouwer Jannis Kounellis. Hij maakte werkelijk overweldigende beelden met aarde, teer en ijzer – dat soort materialen. Ik weet nog dat toenmalig minister Hedy d’Ancona een voorstel deed om een sculptuur van hem op het nieuwe plein bij de Tweede Kamer te plaatsen. De dames en heren die ons vertegenwoordigen hielden dat tegen. Niet omdat het beeld aanstootgevend was, maar omdat het te modern was. Dat is typisch Nederland. Cultuur wordt consequent tegen gehouden. Dat was in de Gouden Eeuw al zo, toen de dominees nog de macht hadden, en dat is nooit veranderd. De manier waarop Rutte en consorten over cultuur spreken doet gewoon pijn. Vorige week las ik dat de Duitse minister van Cultuur driehonderd miljoen extra heeft weten te regelen. Onze minister kan met moeite een noodverbandje van twintigduizend euro regelen en zelfs daar moet hij of zij zich dan al kapot voor vechten. Op dat gebied is Nederland een heel moeilijk land. De manier waarop cultuur wordt tegengewerkt is werkelijk stuitend.”

THEATER

“De laatste voorstelling die ik heb gezien is Oedipus van Toneelgroep Amsterdam, met een voortreffelijke Hans Kesting en Marieke Heebink. Ik zou kunnen discussiëren over de noodzaak van de bewerking van het stuk. Je kunt je afvragen of het nodig is om het verhaal naar het heden te trekken. Het origineel is namelijk zo waanzinnig spannend. Alfred Hitchcock zei al: een beter script is er nooit geschreven. Je weet voor aanvang al hoe het zit en toch denk je dat het anders zal aflopen. Alles wat wij als mens fout kunnen doen is in de 37 overgebleven Griekse tragedies verwerkt. Al het andere is een variant daarop. Ik vond dit een variant op Oedipus. De enscenering was wel echt heel erg goed. Het moment nadat hij zijn vader heeft gedood, en achteruit wegloopt, zal ik over tien jaar nog weten, alleen kan ik dat moment niet meer reproduceren. Een ontroerend schilderij kun je altijd terugzoeken, muziek waarvan je de tranen in de ogen springen kun je altijd opnieuw afspelen, maar toneel niet. Dat is ook meteen de magie ervan.”

“Toneel brengt veel meer teweeg dan andere kunstvormen. Mooie muziek kan je ontroeren, maar een mooie voorstelling brengt je uit je evenwicht. Daarom is het zo treurig dat de zalen niet meer vol zitten. Toneel is een niche geworden, wordt alleen nog door een culturele toplaag bezocht. Mensen gaan liever een avond lachen bij een cabaretier of worden liever in slaap gesust door een musical dan dat ze naar een toneelvoorstelling gaan kijken. Ik speelde onlangs in De Oresteia. Dat stuk is de basis van het theater. Het is eens in de tien jaar te zien in Nederland. Het publiek zou ons achterna moeten reizen om het te kunnen zien! Maar nee, de zalen zitten niet eens vol. Als je niet in DWDD komt met je voorstelling, dan kun je het bij voorbaat eigenlijk al wel schudden. Het is krankzinnig, maar het is de realiteit. Het succes van De Vader hebben wij aan DWDD te danken, maar ook aan Volle Zalen, het theaterprogramma van de publieke omroep dat onlangs is afgeschoten omdat het te weinig kijkers zou trekken, terwijl Podium Witteman bijvoorbeeld wel kan blijven bestaan. Ik snap dat niet. Toneel wordt gebagatelliseerd in Hilversum.”

“Mijn favoriete schrijver in mijn jonge jaren was Jean Genet en eigenlijk is hij dat nog steeds. Hij wist teksten te schrijven die nog niemand anders had geschreven. En zijn stukken zijn nog steeds urgent. Een mooi voorbeeld daarvan is Les Nègres. Alleen het vertalen van de titel is in deze tijd al een onmogelijke taak. Bij het uitspreken ervan krijg je bij wijze van spreken al een klap op je harses. Het is in de jaren vijftig geschreven en ik heb het in de jaren zestig geregisseerd – het was mijn debuut als regisseur. Het stuk is vanuit de zwarte mens geschreven en geeft weer tegen welke problemen zij oplopen. Gezien de huidige discussies rondom diversiteit en over mensen met een andere afkomst zou dit stuk opgevoerd moeten worden. Het zou een schokgolf teweegbrengen. Hoe bestaat het dat we toen zo racistisch dachten en eigenlijk nog steeds zo denken? Ik verwacht wel dat het binnenkort ergens op een affiche verschijnt. Ik hoop het in ieder geval.”

 

Ivo Niehe over Barry Hay, Roald Dahl en Dustin Hoffman

Televisiepresentator, programmamaker en producent Ivo Niehe (71) is vooral bekend van zijn TV Show, die hij sinds 1981 presenteert. In augustus gaat zijn toneelstuk Drs. Down! in première. Wat kijkt, leest en luistert hij zoal in zijn vrije tijd?

(Interview voor het dubbeldikke zomernummer van HP/De Tijd, 2017)

BOEKEN
“Het laatst gelezen boek is de biografie van Barry Hay. Ik lees nooit iets in één adem uit, maar dit boek heb ik niet weggelegd.
In de eerste plaats omdat het geweldig is geschreven. Ik kende Sander Donkers niet, maar zo hoor je een biografie te schrijven. En dan dat verhaal. Dat is een leven geweest, zeg. Een man die gered is door de toevallige ontmoeting met een hond.
Als je het verhaal terugbrengt tot bijna niks, dan is het dat. En dan het verhaal van zijn vrouw die met medeweten en zelfs instemming van haar moeder misbruikt is op haar zesde, het hele traject van ellende doormaakt en daar zo sterk uit komt… Hay is echt, en dat klinkt misschien cultureel onverantwoord, een van de beste boeken die ik in tijden heb gelezen. Nu herlees ik 1984 van George Orwell. En dan val je toch – los van de dingen die helemaal niet kloppen, maar dat is ook leuk – van de ene verbazing in de andere. Orwell voorziet bijvoorbeeld dat in de toekomst alles wordt gecontroleerd. En kijk waar we zijn. Je kunt geen mail meer versturen of er kijkt wel iemand over je schouder mee. Je wordt krankzinnig van het gevoel van onveiligheid. Ik sta bijna op het punt om mensen gewoon weer brieven te schrijven, want dan weet ik tenminste zeker dat de brief alleen gelezen wordt door degene voor wie die bestemd is.”
“Het zal je niet verbazen: bijna al mijn voorkeuren – dat stelde ik tenminste vast toen ik je vragen las – hebben te maken met mijn werk. Hay heb ik gelezen omdat ik Barry en Sandra Hay heb geïnterviewd voor de TV Show. Als ik hem niet had gesproken, had ik dat boek waarschijnlijk nooit gelezen. Nooit meer slapen van W.F. Hermans is een van de mooiste boeken die ik ken – ook gelezen voor werk, omdat ik destijds een van de weinigen was die Hermans thuis in Parijs mocht interviewen. Het is een heel lang verhaal hoe dat gesprek tot stand kwam, helemaal niet interessant voor deze rubriek, maar laat ik er dit over zeggen. Na afloop van het interview – het was een mooi gesprek geworden, want hij gaf zich wel – kreeg ik een boek van hem cadeau. Voorin had hij geschreven: ‘Voor Henk, voor al je moeite.’ Nou, dat zegt alles ongeveer, hè. Onder professoren vond ik trouwens minstens even leuk. De boosheid tegen het academische establishment vond ik om te smullen. Ik weet niet of jij dit nog weet, maar onder de naam Age Bijkaart had hij jarenlang een wekelijkse column in Het Parool waarin hij ook tekeerging tegen die wereld. Dat was eigenlijk een vervolg op dat boek, ook heerlijk om te lezen. Het was een boze man, in vele opzichten. (…)”

BEELDENDE KUNST
“Het desolate, wat mij in Nooit meer slapen bijvoorbeeld zo aanspreekt, waardeer ik in alle kunst. Kunst moet je de ruimte geven om er zelf iets mee te doen. Neem de schilderijen van Edward Hopper, daar kun je zoveel op invullen… Sting zei ooit, en misschien vind je het een gekke vergelijking: ‘Wij componisten schrijven om de stilte heen.’ Hopper maakt kunst om de stilte heen. Malevitsj doet dat ook. Toen ik eens bij Roald Dahl thuis was, een grote verzamelaar van het werk van Malevitsj, bedacht een redacteur de meest geniale vraag die ik ooit heb mogen stellen: ‘Do you exercise your fantasy on those paintings?’ En het antwoord was instemmend. De schilderijen gaven hem de ruimte om zelf te creëren, ze dwongen hem zelfs daar toe”
“Mijn belangstelling voor kunst komt voort uit de mensen die het maken. Als ik de kunstenaar interessant vind, vind ik zijn werk waarschijnlijk ook interessant. Jeroen Krabbé is zo iemand. In mijn ogen is hij een van de meest geniale schilders die we ooit hebben gehad. De negen portretten die hij van zijn grootvader Abraham Reiss heeft gemaakt, die in Sobibor is vermoord, gaan door merg en been. Ik krijg er weer tranen van in mijn ogen. Jeroen heeft heel lang niet durven exposeren in Nederland. Hij had geen zin in alle kritiek. ‘Jij bent een acteur, dus jij hoort niet te schilderen,’ werd er gezegd. Toen ik jaren geleden eens bij hem thuis kwam en een door hem geschilderd portretje van het mannenkoor van Dalfsen zag hangen, een piepklein schilderijtje waarop hij vijftien mensen heel precies had geschilderd, dacht ik: wie twijfelt aan zijn techniek en talent, moet dit even bekijken.
“De scheiding der geesten is duidelijk zichtbaar in Nederland. Dat merkte ik ook toen mensen uit de chique toneelwereld zich aan Drs. Down! committeerden. Die zeiden: we moeten wel rekening houden met tegenwind, want jij hebt het geschreven. Dat vind ik wonderlijk. Dat merkte ik ook toen we met ons productiekantoor een zevendelige serie over Jaap van Zweden maakten. Daar heb ik trouwens niets aan gedaan, behalve dat ik zijn vertrouwen heb gewonnen en dat we inmiddels ook grote vrienden zijn geworden, maar toch ligt er dan een soort stigma op. Die serie kwam bij iedereen ongeloofl ijk hard binnen. Zelfs mensen bij de NPO zeiden: dit is een van de mooiste dingen die wij in jaren op dit terrein hebben gedaan. En dan merk je opeens de keiharde scheidslijn tussen de grachtengordel en de rest. Hoge cultuur toegankelijk maken voor een breed publiek wordt door ‘de elite’ als minderwaardig gezien. (…)”

FILM
“(…) Dustin Hoff man vind ik de allerbeste acteur van allemaal, omdat hij zo ongeveer alles kan spelen. Bovendien is hij de alleraardigste man die ik in veertig jaar van mensen ontmoeten ben tegengekomen.
Het is een ongelooflijk open, sympathieke en intelligente man. Hij dringt zich in films nooit op als speler. Nooit bekruipt je het gevoel dat hij denkt: kijk mij eens goed spelen. In Rain Man, waarin hij een autistische man speelt, is hij ongelooflijk. Van zijn films blijven me altijd beelden bij. Als ik aan The Graduate denk, zie ik hem nog bij die kerk met dat hoge raam staan. In Kramer vs. Kramer zie ik hem nog op zijn hurken zitten terwijl dat kindje op hem afloopt. Dat zo’n beeld je jaren later nog bijblijft, zegt wel iets over de kwaliteit van zo’n film. Robin Williams was een goede tweede. Vooral in Awakenings vond ik hem geniaal. Maar, en dat moet je maar even opschrijven, er is heel veel te genieten in de kunsten en ik vind dat je mensen ook moet stimuleren om dat te doen. Het is niet alleen de sportpagina’s en de politieke ellende. De tweede werkelijkheid van cultuur is een geweldige ontsnapping uit alles wat er aan de gang is. Ik heb weleens gezegd, en dat is wel een leuke zin, want hij is echt van mezelf: als ze in de politiek de verbale statements naar elkaar zouden zingen, zou de wereldvrede een stuk dichterbij zijn. Als vrouwen eindelijk eens aan de macht zouden komen trouwens ook.”

Loes Luca over Hugo Borst, De Warme Winkel en Goran Bregovic

Loes Luca (1953) staat avond aan avond op de planken met het filmische toneelstuk Pilp Fuction, maar tussen de bedrijven door gaat ze graag naar de bioscoop, bezoekt ze een museum of draait ze plaatjes in haar eigen woonkamer, waar eigenlijk altijd wel mensen zijn.

Het gehele interview is te lezen op Blendle. Verschenen in het meinummer (2017) van HP/De Tijd.

BOEKEN
(…) “Mijn favoriete verhaal is De honderdjarige van Godfried Bomans. Als kind heb ik het eens helemaal uit mijn hoofd geleerd: ‘”’Is vader thuis?’, vroeg ik aan het oude mannetje, dat open deed. Hij knikte, en liet mij in een kamertje waar een nóg ouder mannetje zat, dat al bijna dood was. Haastig rukte ik een spreekhoorn van den wand en schreeuwde in zijn oor: ‘Wel gefeliciteerd!’” Ik heb het verhaal ook nog eens overgeschreven in een poëzieschriftje, dat ik als veertienjarige bijhield. Gedichten en verhalen die ik mooi vond schreef ik daarin op. Ik heb dat schriftje nog steeds. Er staan gedichten in van K. Schippers, Jules Deelder en Remco Campert, in een net meisjeshandschrift overgeschreven of met de typemachine overgetypt. Wat lees ik verder? Het dagboek van Hendrik Groen heb ik gelezen. Dat lees je zo weg. Een heerlijke mopperkont is dat. O! En Ma van Hugo Borst natuurlijk. Dat heb ik ook gelezen omdat ze me gevraagd hebben om zijn moeder te spelen in de op handen zijnde verfilming van het boek. Ik heb zelf een moeder van in de tachtig die er qua geheugen op achteruit gaat, dus ik heb wel feeling met de doelgroep. Of de film er ook daadwerkelijk komt, is nog even afwachten. Maar hoe langer ze wachten, hoe beter het is – er steeds minder schmink aan te pas te komen.”

THEATER
“Wat ik de laatste tijd allemaal heb gezien in het theater? Dan moet ik even mijn agenda pakken. Meestal ga ik kijken wat bevriende collega’s hebben gemaakt. De Warme Winkel speelt De Warme Winkel heb ik bijvoorbeeld gezien omdat Sofie Porro daarin meedanst, die ik in mijn hart heb gesloten nadat ik met haar heb samengewerkt. Het is een voorstelling over Pina Bausch. De dansers kunnen natuurlijk nooit wat de dansers van Pina Bausch kunnen, maar ze gaan wel zo tekeer dat ze – die keer dat ik kwam kijken – Sofie een arm uit de kom hebben gegooid. Dus die voorstelling moest toen even gestaakt worden. Ik ben ook naar De Marathon – de musical geweest. John Buijsman is daarin echt om op te vreten. Zo ontroerend. En ik ben ook naar Snorro, de gemaskerde held van het RO Theater geweest. Ik kende het verhaal al, ik heb in de versie gespeeld die zeven jaar geleden draaide, maar ik vond het toch weer heel leuk om te zien. Op sommige punten was de voorstelling beter, op sommige punten wat minder – maar dat doet er niet toe. Pieter Kramer heeft het geweldig geregisseerd.”

MUZIEK
“Ik vind het leuk om voor disc jockey te spelen als hier visite is. Ouderwets plaatjes draaien. Ik heb een hele kast vol muziek, allemaal op alfabetische volgorde, waarmee ik ze altijd aan het dansen weet te krijgen. Van Wilson Pickett tot The Ramblers en van Tino Rossi tot Roy Orbinson.”
“Mijn laatst aangeschafte plaat is er een van Wim Sonneveld. Die zie ik dan in een kringloopwinkel liggen en denk: die moet ik hebben. En wat heb ik nog meer gekocht? Eens even kijken. Yves Montand. The Beach Boys. Harry Belafonte, ha! Leuk voor mijn moeder. Bette Midler. Claude Nougaro. James Brown. O, Dr. John the Night Tripper! Die moeten mensen in huis hebben. En o! Goran Bregovic! Mijn lievelingsnummer is nummer vier op de cd Tales And Songs From Weddings And Funerals: Sex. Een soort moderne balkanmuziek is het. Daar kan ik niet stil bij blijven staan. En verder vind ik Ry Cooder zo geweldig omdat hij uit allerlei landen muzikanten heeft vergaard en daarmee nieuwe bandjes heeft geformeerd.”

Hans van Manen: ‘De danskunst wordt gediscrimineerd in Nederland’

Dit najaar zit Hans van Manen (84), een van ’s werelds succesvolste choreografen, zestig jaar in het vak. In een vrijmoedig gesprek blikt hij terug op zijn jeugd en zijn carrière. Gek genoeg krijgt zijn werk in eigen land lang niet zo veel aandacht als internationaal. ‘De danskunst wordt gediscrimineerd in Nederland.’ Lees verder Hans van Manen: ‘De danskunst wordt gediscrimineerd in Nederland’

Gijs Scholten van Aschat over Stefan Zweig, Gaite Jansen en Einaudi

De komende maanden speelt Gijs Scholten van Aschat (1959) in De dingen die voorbijgaan van Toneelgroep Amsterdam. Ook trekt hij met Pierre Bokma door het land om college te geven over William Shakespeare en repeteert hij voor nieuwe stukken. Wat leest, kijkt en luistert hij als hij niet met toneel bezig is? Lees verder Gijs Scholten van Aschat over Stefan Zweig, Gaite Jansen en Einaudi

Jeroen Krabbé over Pablo Picasso, Lady Di en Dirk Hannema

Jeroen Krabbé (1944) werkt deze hele zomer aan de televisieserie Krabbé zoekt Picasso. Ook is er in het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam een expositie te zien van schilderijen die hij maakte van zijn in Sobibor omgebrachte grootvader. Wat kijkt, ziet en luistert acteur, regisseur en kunstschilder Jeroen Krabbé? Lees verder Jeroen Krabbé over Pablo Picasso, Lady Di en Dirk Hannema