Minister Ingrid van Engelshoven: ‘Je merkt op dat ik alleen mannen noem als favoriete auteurs, dat klopt’

Ingrid van Engelshoven (54), minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, stuurt met haar beleid aan op meer diversiteit en inclusiviteit in de culturele sector. Maar hoe divers is haar eigen culturele smaak?

Lees verder Minister Ingrid van Engelshoven: ‘Je merkt op dat ik alleen mannen noem als favoriete auteurs, dat klopt’

Jan Cremer: ‘Er is een overvloed aan schrijvers en kunstenaars’

Op 17 november verschijnt het nieuwste boek van schrijver/schilder Jan Cremer: Sirenen. Reden voor HP/De Tijd om deze vroegere kunstnozem te spreken over het culturele klimaat in Nederland. Hij is onverbiddelijk: “Iedereen denkt tegenwoordig dat hij een boek kan schrijven en een schilderij kan maken.”

Cremer heeft niet veel op met collega-schrijvers: “Literatuur vind ik tijdverspilling. Ik denk vaak al op de eerste pagina: dat had ik veel beter kunnen schrijven. Ik heb ook niets met die krampachtige mooischrijverij die je vaak ziet. Jonge schrijvers leiden vaak een verwend leven. Daardoor blijven ze aan de oppervlakte. Je moet onheil en ellende, oorlogen en armoe hebben doorleefd om daarover te kunnen schrijven.”

“De schrijvers van nu komen vaak niet verder dan het beschrijven van de dop, terwijl je de noot moet kraken om een goed verhaal te vertellen,” vervolgt hij. “Ik zou heel makkelijk een prachtig boek kunnen schrijven waarvan de mensen al bij de eerste zin tranen in hun ogen krijgen. Dat is helemaal niet moeilijk. Maar dat wil ik niet. Ik schrijf kordaat en scherp. Zonder opsmuk. Dat is mijn stijl. Ik kan niet anders.”

‘Iedereen is tegenwoordig kunstenaar’

Ook gispt hij de hedendaagse kunstwereld: “Ik moet niet interessant gaan doen en zeggen dat ik graag musea bezoek, want dat is niet zo”, zegt hij verderop in het interview. “Ik ga meestal meteen op zoek naar de bar. Ik kom er wel, meestal met mijn vrouw, want die houdt er wel van, maar dan heb ik het na vijf minuten wel gezien.” (…) “Vroeger, als je het Stedelijk binnenliep, hing daar de geur van olieverf. Dat is niet meer.”

“Je komt in musea nauwelijks nog een olieverfschilderij tegen. ‘Schilderen is oorlog,’ heb ik weleens gezegd. Olieverfschilderen is een doek aanvallen. Dat is durf. Dat is de materie beheersen. Nu wordt er vaak voor de makkelijke oplossing gekozen. Als je naar een expositie gaat kijken van pas afgestudeerde studenten van de Rijksacademie, dan zitten er tussen die honderd studenten misschien twee van wie je zegt: dat zou weleens iets kunnen worden. Bij de rest ontbreekt de spanning.”

Cremer stelt dat de schilderswereld aan het inslapen is. “Er is ook een overvloed aan kunstenaars. Iedereen is kunstenaar tegenwoordig. Toen ik in 1958 in Den Haag begon met schilderen, woonden er dertig kunstenaars in de stad. We kenden elkaar allemaal. In Amsterdam waren dat er zestig. Die troffen elkaar elke avond in Café Eijlders. Nu wonen er niet zestig maar zesduizend kunstenaars in de stad en die staan allemaal aan de ruif. Hetzelfde geldt voor schrijvers. Toen Ik Jan Cremer in 1964 verscheen bij De Bezige Bij, waren dat allen serieuze schrijvers. Nu zijn er duizenden mensen die een boek denken te kunnen schrijven. Het is een andere wereld geworden.”

‘De Derde Wereldoorlog is begonnen’

Tot slot waarschuwt hij voor de gevaren van de vooruitgang: “Volgens mij onderschatten wij de gevaren van de nieuwe techniek. De Derde Wereldoorlog is twintig jaar geleden begonnen met de komst van internet. Hackaanvallen zijn aanslagen van nu. We zijn compleet afhankelijk geworden van techniek en daarmee geven we de vijand onze wapens in handen. Eén druk op de knop en geen vliegtuig vliegt meer, geen boot vaart meer, geen deur of raam gaat meer open.”

Cremer is niet blij met de komst van zelfrijdende auto’s en vliegtuigen zonder piloot. “Onze vrijheid wordt van ons afgepakt en we hebben het niet door. Wat is er aan te doen? Je zou elke werkloze een hamer en een bijl in handen kunnen geven om de computers in elkaar te slaan. Dat is meteen een oplossing voor het werkloosheidsprobleem.”

Het onverbiddelijke interview met Jan Cremer leest u in zijn geheel in het nieuwe nummer van HP/De Tijdof online op Blendle.

De culturele voorkeuren van minister Jet Bussemaker

Onze minister van Cultuur (en Onderwijs en Wetenschap) houdt van alle musea evenveel, zegt ze. Eerlijk waar. Bovendien is ze dol op muziek en zit ze nooit zonder boek. Wat leest, kijkt en luistert Jet Bussemaker zoal, en wat laat ze liever links liggen? HP/De Tijd ondervroeg de minister over haar culturele voorkeuren.

Uit het novembernummer van HP/De Tijd. (2014)

THEATER
“Als ik aan cultuur denk, denk ik aan schoonheid. Aan mooie dingen. Zoals die voorstelling van het Nederlands Dans Theater en het Kronos Quartet die ik laatst zag in de Markthal in Amsterdam. Daar viel alles samen: de plek – een oud fabrieksgebouw bij mij om de hoek waar ik nog nooit was geweest – de dans, de muziek… Vooral die oude loods zorgde voor heel veel sfeer. Het dak lekte, al was het die avond redelijk droog, en het liet veel daglicht door. Omdat het donker moest worden voordat de voorstelling kon beginnen, begon deze pas toen het begon te schemeren, zodat je gedurende het stuk het zonlicht langzaam zag uitfaden. Dat is het bijzondere aan het Holland Festival, dat er nieuwe combinaties op nieuwe plekken ontdekt worden. Ik zou er zelf niet aan gedacht hebben naar toe te gaan, maar het was een hele mooie voorstelling, dus ben ik blij dat ik de uitnodiging hiervoor kreeg.”
“Ik ga graag naar het Nationaal Toneel en Toneelgroep Amsterdam. Mooie voorstellingen maken die altijd. Maar ik ben laatst ook bij Anne geweest, de toneelbewerking van het beroemde dagboek van Anne Frank. Ik was verbaasd dat het NRC Handelsblad de volgende dag een ontzettend negatieve recensie over het stuk op de voorpagina plaatste. Ja, ook ik vond de voorstelling een lange zit. Met name het eerste deel duurde ontzettend lang. Maar ik had mijn dochter en haar vriendinnetje meegenomen, allebei dertien jaar oud en dus van dezelfde leeftijd als Anne toen ze aan haar dagboek begon, en die vonden het juist een waanzinnige voorstelling. Het verbaasde me dat deze twee meiden, die toch in een cultuur leven waarin alles snel moet, het helemáál niet te lang vonden duren. Ze zeiden: ‘Ja, maar het geeft daardoor juist goed aan hoe die mensen zich verveelden in dat Achterhuis.’ Dus je kunt er artistiek wel van alles van vinden, maar op die meiden heeft het een enorme impact gehad. En daar is het om te doen.”
“Met cabaret heb ik niet zoveel. Dat vind ik vaak te oppervlakkig. Ik zie op televisie wel eens wat voorbijkomen van Sanne Wallis de Vries of Brigitte Kaandorp, en dat vind ik dan wel leuk, maar ik zou er niet zo snel voor naar het theater gaan. Van Theo Maassen zag ik laatst een film waarin hij een hele foute man speelt die in het bos woont. Daarin vond ik hem meesterlijk. Als acteur maakt hij meer indruk op me dan als cabaretier.”

BEELDENDE KUNST
“Alle musea in Nederland zijn me even lief. Dat klinkt als een politiek antwoord, maar het is echt zo. En wat hebben we een mooie musea in Nederland. Het pas heropende Rijksmuseum en het pas heropende Mauritshuis bijvoorbeeld – daar ben ik als minister echt trots op. Maar we hebben ook zoveel kleine musea die de moeite van een bezoek waard zijn. Museum Belvédère in Heerenveen bijvoorbeeld. Niet alleen het gebouw is adembenemend mooi, ook de collectie van hedendaagse Friese kunst is heel bijzonder. Dat museum verdient wel wat meer waardering. Museum Boerhaave in Leiden is ook zo’n fijn museum. Wat ik zo leuk vind aan dat museum is dat ze heel veel doen om kinderen te interesseren voor natuur, techniek en wetenschap. En op de binnenplaats van het gebouw is een speelplaats gerealiseerd. Mooi vind ik dat. Vroeger was een museum een plek waar het stil moest zijn, waar gezag gold, maar gelukkig is dat tegenwoordig veel minder. En als ik nog een tip mag geven: vanaf begin september is er in Huis Doorn in Doorn een tentoonstelling te zien over Nederland in de Eerste Wereldoorlog. Toen ik aantrad als minister stond dit museum, met daarin de collectie van keizer Wilhelm II die in 1917 naar Nederland vluchtte, door de bezuinigingen in de culturele sector op het punt om haar deuren te sluiten. Ik heb toen tegen ze gezegd: zorg dat jullie een project maken over de Eerste Wereldoorlog, dan kan ik jullie daar wat geld voor geven. En dat hebben ze gedaan, in samenwerking met Paleis het Loo.”
“Zelf kom ik ook graag in het Rijksmuseum. Laatst liep ik in het Rijksmuseum door een zaal waar werken van de jonge Piet Mondriaan hingen. Zo ontzettend mooi, hè. Iedereen loopt altijd gelijk door naar die eregalerij, maar er is zoveel meer te zien. Daarom vind ik kleine musea ook zo prettig: die zijn zo lekker overzichtelijk. Daar zie je iets, en dat neem je dan de hele dag met je mee. Het Rijksmuseum is daar veel te kolossaal voor: daar zou je eigenlijk maar één zaal moeten bekijken, alles op je in laten werken, en dan weer vertrekken. Het dierbaarste kunstwerk wat ik zelf heb? Dat zijn de twee portretjes van mijn ouders die Joanna Quispel recentelijk voor me heeft geschilderd. Ze hangen op dit moment naast elkaar in de gang. Op het ene portret is mijn vader te zien, achter de vleugel waar hij altijd zit, en op het andere portret mijn moeder die de krant leest. Wat wel grappig is, is dat op dat portret een schilderij te zien is wat mijn overgrootmoeder ooit van mijn grootmoeder maakte. En op de voorpagina van de krant die mijn moeder leest sta ik – dus vier generaties in één schilderij. Maar meer nog dan kunst heeft architectuur mijn belangstelling. Ik ben altijd een liefhebber geweest van mooie gebouwen. Ik heb zelfs een tijdje overwogen om bouwkunde te gaan studeren. Maar op een gegeven moment verloor ik de architectuur een beetje uit het oog, zoals dat wel met meer dingen gebeurt, maar de interesse voor gebouwen en waar ze vandaan komen is wel altijd gebleven. Onlangs zag ik wat ontwerpen van Francine Houben, de Woman Architect of the Year. Sinds die tijd heb ik de architectuur weer een beetje herontdekt en ben ik er weer meer mee bezig.”

MUZIEK
“Ik ben dol op klassieke muziek. Er is niets fijner dan op zondagochtend langzaam wakker worden, ontbijten met verse broodjes, een gekookt ei en een koffie verkeerd, en dan op de achtergrond het Piano Quartet van Brahms. Of iets van Sjostakovitsj, ook mooi. En waar ik ook heel trots op ben: mijn dochter kan nu Chopin spelen op de piano, net als ik deed toen ik haar leeftijd had. Het vioolconcert van Mendelssohn heb ik recentelijk herontdekt. Dat komt omdat ik vorig jaar met het Concertgebouworkest in Sao Paolo was. Een van de violisten van het orkest, Tjeerd Top, gaf daar een masterclass aan een jongen die daar in één van de sloppenwijken woont. Die jongen speelde daar, in zijn gerafelde kleding, het vioolconcert van Mendelssohn. Ik had dat stuk vroeger wel vaak gehoord, maar nu hoorde ik het weer en dacht: ‘Jeetje, wat is dit mooi.’ En wat leuk is: deze jongen is dus onlangs toegelaten tot het conservatorium in Amsterdam. Dus daar gaan we vast nog meer van horen.”
“In je tienertijd ontstaan veel liefdes die later weer overgaan, maar mijn liefde voor Sting is nooit overgegaan. Sting is gewoon fantastisch. Ik vind zijn muziek mooi, zijn stem is mooi, de teksten slaan ergens op… Neem bijvoorbeeld een nummer als Russians, waarin hij zingt: ‘The Russians love their children too’. Dat gaat natuurlijk ook heel erg over politiek. Englishman in New York is ook zo’n mooi nummer, over cultuurverschillen. Dat je, ook al spreek je dezelfde taal, toch een vreemde blijft in een ander land. Fleetwood Mac blijf ik ook fantastisch vinden, en Joan Armatrading ook – echt lekker voor als je gaat sporten. En The Sound of Music kan ik ook blijven kijken zonder dat het gaat vervelen. Maar Nederland heeft ook veel talent hoor. Ilse Delange vond ik al voor haar deelname aan het songfestival heel erg goed. En Rick Stotijn, de contrabassist, die ik vorig jaar de Nederlandse Muziekprijs heb mogen overhandigen. Ik heb met tranen in mijn ogen gekeken hoe hij speelt – hij trad op met een harpiste Lavinia Meijer en cellist Pepijn Meeuws – het was zo harmonisch, zo perfect… Dat ontroerde me.”


FILM

“Ik kijk graag naar films, maar ook veel naar series. Nederlandse dramaseries ook. Eentje die ik echt heel mooi vond was die serie die bij de hoogovens speelde. Vuurzee. Dat ging over een huisarts aan de ene kant en een Marokkaanse familie aan de andere kant, maar ze werkten allemaal bij de hoogovens. Ik hoop dat daar nog een vervolg op komt. Een deel van de acteurs van Vuurzee speelde later in de andere mooie serie, Bloedverwanten. Dat gaat over de intriges van een familie in de Bollenstreek. Daar keek ik graag naar, alleen al omdat ze zo mooi gebruik hadden gemaakt van ons landschap en onze cultuur. Van de buitenlandse series vind ik House of Cards echt heel leuk – over de op macht beluste politicus Frank Underwood. Het lijkt in niets op Den Haag, maar het is wel leuk om te volgen. De Deense serie Borgen lijkt dan wel weer op het leven op het Binnenhof. De manier waarop de hoofdpersoon haar gezin combineert met haar werk vind ik wel herkenbaar. Maar met collega’s napraten over beide series doe ik bijna nooit: tegenwoordig kijk je wanneer het je uitkomt. En dat is eigenlijk wel jammer.”
“De laatste film die ik heb gezien is 12 Years a Slave. Dat is een ontzettend heftige film, ik kon er bijna niet naar kijken, zo gruwelijk. Kijk, mijn man is van Surinaamse origine, dus ik weet wel het een en ander af van deze voorgeschiedenis. En daar zou wat mij betreft best wat meer aandacht voor mogen zijn. Ik denk dat het van belang is om je goed te beseffen waar je vandaan komt, omdat je anders niet goed over hedendaagse thema’s als integratie en verdraagzaamheid kunt spreken. Ik ga natuurlijk niet voorschrijven dat er op scholen meer aandacht moet komen voor onze koloniale geschiedenis, maar ik vind het wel van belang dat we daar aandacht voor blijven houden. En dat is niet alleen een taak van het onderwijs, maar ook van auteurs, filmmakers en musea.”

BOEKEN
“Ik ben een enorme lezer. Gemiddeld lees ik wel een boek per maand, en in de vakanties natuurlijk een heleboel boeken meer – papieren boeken uiteraard, want lezen van een scherm is vooralsnog niets voor mij. Deze zomer ben ik met mijn man en dochter naar Spanje geweest, naar hele goede vrienden die een prachtig huis hebben in de buurt van Gerona. Daar kon je aan het zwembad liggen met een boek, je kon in een schommelstoel zitten met een boek, je kon naar het strand lopen met een boek onder je arm – kortom: er waren mogelijkheden te over om te lezen. En dat heb ik dan ook gedaan. De nieuwe detective van René Appel, De Advocaat, heb ik als eerste gelezen. René is een bekende van ons, dus dat is dan prettig om mee te beginnen. En daarna het nieuwe boek van Margalith Kleijwegt dat ik van haar kreeg: Familie is alles. Zij is de auteur van een eerder verschenen boek over jongeren op het Calvijn met Junior College in Amsterdam, en laat in haar werk zien hoe de jongeren hun leven leiden. Ze leven veelal in gesloten gemeenschappen, worden door het thuisfront niet gestimuleerd om naar school te gaan, en belanden daardoor vaak in de criminaliteit. En de docenten staan machteloos. Dit boek is een vervolg op dat eerste deel dat tien jaar geleden verscheen. Heel interessant.”:
“In de dienstwagen kom ik helaas niet verder dan de stukken die ik moet lezen, maar ik heb altijd wel wat boeken naast me liggen. Natuurlijk weet ik dat ik qua tijd aan maximaal één boek toe kom, maar ik heb er steevast drie of vier bij me. Een van die boeken was Made in Europe van Pieter Steinz, dat ik onlangs heb gelezen. Een heel fijn boek over cultuur in Europa. Wat ik ook pas heb gelezen: dat onafgemaakte boek van Rascha Peper. Wat kon zij goed schrijven. En Oorlog en terpentijn van de Vlaamse schrijver Stefan Hertmans moet hier ook zeker even genoemd worden. Hertmans vertelt in dat boek het verhaal van zijn overgrootvader, die schilder was, maar ook over de tijd dat zijn overgrootvader als soldaat diende in de Eerste Wereldoorlog – en daarmee over alle gruwelijkheden die in die tijd plaats hebben gevonden. In België zijn hele dorpen bijna letterlijk uitgeroeid, dat kunnen we ons eigenlijk nauwelijks voorstellen. Ik vond het een heel aangrijpend boek en bovendien ook stilistisch heel mooi geschreven. Een aanrader.”
“Wat mij betreft mogen er wel wat meer gedichten op straat te lezen zijn. In plaats van die Loesje-spreuken wat meer posters met gedichten, dat lijkt me wel leuk. En er mogen wel wat meer boeken over het onderwijs geschreven worden. Toevallig herlas ik laatst Bint van F. Bordewijk. Mooi om te lezen wat het met een leraar doet om voor een klas te staan en hoe daarmee om te gaan. Onder Professoren van W.F. Hermans is ook zo’n klassieker. Heel herkenbaar ook voor de mensen die de academische gemeenschap een beetje kennen. Het wordt onderhand wel eens tijd voor een opvolger van dit boek. Ja, Geachte heer M. van Herman Koch gaat ook gedeeltelijk over het onderwijs – over een geschiedenisleraar als ik me niet vergis – maar dat boek heb ik nog niet gelezen. Want ik ben eerlijk gezegd niet zo’n fan van Herman Koch.”

Jan Terlouw: ‘De verfilming van Koning van Katoren is tamelijk desastreus’

De culturele smaak van oud-politicus en schrijver Jan Terlouw (82) en zijn vrouw Alexandra. 

BEELDENDE KUNST

‘Onze smaak in kunst – ik zeg ‘onze’ omdat mijn vrouw Alexandra en ik vaak samen van cultuur genieten – is in de vele huwelijksjaren naar elkaar toegegroeid. Ik hield altijd al wel van de impressionisten, maar door haar nog meer. De Waterlelies van Monet vinden we allebei prachtig. En de werken van Van Gogh, ook die gaan nooit vervelen. In het Kröller-Müller Museum hangt een prachtige collectie van zijn werk. En hoewel ik in mijn leven als politicus en natuurkundige veel heb gereisd en veel musea heb bezocht, blijft het Kröller-Müller Museum in Otterlo voor mij een van de mooiste musea ter wereld. De natuur, het gebouw, de collectie: alles klopt. Dat geldt ook voor het Guggenheim Museum in New York: in-druk-wek-kend. Een mooier gebouw dan dat bestaat er niet. Sprekend over Van Gogh: ik vind dat er kunstwerken zijn waarvan je na verloop van tijd mag zeggen: dat is mooi. Niet: dat vind ik mooi, nee, dat is mooi. Daar hoeft niet meer over gediscussieerd te worden. Gezicht op Delft van Vermeer is mooi, De Nachtwacht van Rembrandt is mooi. Die werken hebben in de loop der tijd bewezen dat ze van enorme waarde zijn voor veel mensen, die moeten gekoesterd worden.  Er is ook veel kunst waar ik niets mee heb. Het werk van Willem de Kooning bijvoorbeeld, dat roze met geel. Een nageboorte vind ik het.  En van Victory Boogie Woogie van Mondriaan raak ik ook niet opgewonden. Als ik dan hoor dat zo’n werk veertig miljoen waard is… Tja. Ik vind het wel decoratief en evenwichtig hoor, maar daar is ook alles mee gezegd.
‘Sommige kunst kan me woedend maken. Ik kwam een keer in Canada in een museum en daar lag, in een prachtige zaal, een lantaarnpaal. Ondersteboven. Meer niet. Razend word ik dan! Ook protesteer ik tegen dat rode vlak dat in het Stedelijk hangt, dat doek van Barnett Newman. Dat heeft een hoog ‘nieuwe kleren van de keizer-gehalte.’ Het is natuurlijk wel eens even apart om een schilderij te maken dat niets meer is dan een rood vlak, maar dan prijzen kunstcritici het vervolgens de hemel in. Wat een flauwekul, denk ik dan.
‘De laatste tentoonstelling die we samen hebben bezocht was de tentoonstelling ‘De Dode Zeerollen’ in het Drents Museum in Assen. De rollen zijn mooi om te zien, maar ze zijn vooral opmerkelijk – er is natuurlijk een hele geschiedenis aan verbonden. Mijn vrouw had de rollen al eerder gezien in Israël waar ze tentoongesteld liggen in een grote, glazen tafel waar je helemaal om heen kunt lopen. In Assen waren ze, ik denk vanwege de vereiste temperatuur en vochtigheidsgraad,  tentoongesteld in grote zwarte kasten met gedempt licht.  Ze zei na afloop van ons bezoek: ‘Ze hebben in Assen echt hun best gedaan om de teksten zo goed mogelijk te tonen. Ze hebben het museum er zelfs bijna voor verbouwd. Maar het gaat ten koste van de esthetiek. En daarin had ze wel een beetje gelijk.

MUZIEK
‘Wij luisteren thuis bijna nooit naar cd’s. En dat heeft verschillende redenen. De eerste is dat mijn vrouw daar niet tegen kan.  Als er muziek te horen is moet alles stilvallen. Zelf wil ze er niet eens bij lezen. Dan moet alle aandacht naar de muziek. En de tweede reden, en dat is voor mij meteen de belangrijkste reden, is dat we in ons dagelijks leven heel veel  livemuziek om ons heen hebben. Mijn vrouw speelt cello, mijn dochter is violiste en mijn schoonzoon is pianist. Zelf speel ik af en toe ook piano, maar alleen als er niemand thuis is. Ik kan er weinig van, in ieder geval niet opwekkend genoeg om aan anderen te laten horen.
‘Zoals ik al zei: muziek is altijd dichtbij. Ik treed zo eens in de paar weken op met het Orion Ensemble, het ensemble van mijn dochter Pauline, haar partner Leonard Leutscher en celliste Carla Schrijner. Het leukst vind ik het wanneer ik op mag treden als Joseph Haydn. Dan kleed ik me aan als de oude Haydn – pruik, jas, strik op mijn schoenen – en dan vertel ik een uur over zijn veelbewogen leven. Over zijn vele liefdes. Over zijn slechte huwelijk. Over zijn verdriet over de dood van zijn jonge vriend Mozart. En het trio illustreert zijn levensverhaal dan met die zeer gevarieerde muziek van hem. Soms, als ik tijdens de voorstelling even zit terwijl zij spelen, voelt het heel sterk of ik Joseph Haydn echt bén. Dan denk ik: ‘Wat mooi, wat mooi! Gossie, wat spelen jullie mijn muziek mooi zeg!’
‘In mijn jeugd luisterde ik wel naar jazz en dixieland, dat was in die tijd populair. Ella Fitzgerald, Louis Armstrong, Oscar Peterson – dat soort mensen. Dat is mooie, gevarieerde muziek. Opzwepende muziek ook. Nog steeds wordt het wat mij betreft op een feestje pas leuk als er dixieland wordt gedraaid. Ik vind dat de muziek van de afgelopen vijftig jaar een heel hoog trance-gehalte heeft. Eindeloze herhalingen en een eindeloze beat – heel veel hetzelfde. In alle muziek van na The Beatles hoor ik dat terug. Dan denk ik: oja, ik moet weer in slaap. Ik moet weer in trance. Of, ik kan het onvriendelijker zeggen: sáái. Ik vind het heel saaie muziek. Maar ik mag er niet over oordelen, ik weet er gewoon te weinig van af. En misschien heb ik ook wel een vooroordeel gekregen, want zodra ik een elektrische gitaar hoor denk ik al: saai. Dat zal dus aan mij liggen.’

FILM
‘Toen mijn vrouw en ik in Parijs woonden gingen we met enige regelmaat naar de film, maar in Nederland gaan we nog maar zelden. Life of Pi is denk ik de laatste film die ik in de bioscoop heb gezien. Verbluffend gemaakt, zo met die tijger in dat bootje. En mijn vrouw was helemaal weg van Il y a longtemps que je t’aime, een film over een vrouw die haar kind doodt omdat het anders een verschrikkelijk leven krijgt. Ik geloof dat het een verhaal van Philipe Claudel is. Mooi, vind ik ook.  Ik houd  ook van die lekkere grote-verhalen-films. The Guns of Navarone, een actiefilm, dat soort. Amadeus ook, de film over het leven van Mozart. De film Another year zagen we onlangs, een klein meesterwerk. Je kijkt bijna twee uur naar het wel en wee van een Engels gezin en er gebeurt zo ongeveer niets.  Maar het is zo geloofwaardig gespeeld en de teksten waren zo goed… Alles wat er werd gezegd was goed.
‘De kwaliteit van de Nederlandse film is lange tijd bedroevend geweest, vind ik. De enscenering en de beelden waren vaak wel goed hoor, daar niet van, maar het acteerwerk was niet best. Povere teksten ook.  Maar het wordt van lieverlee beter. Mijn boek Oorlogswinter is een paar jaar geleden verfilmd door Martin Koolhoven en dat heeft hij echt goed gedaan. Maar de verfilming van Koning van Katoren, uit 2012, is tamelijk desastreus. Ik herken niets van het boek in de film. De hele essentie is weg. Maar goed, daar moet je maar in berusten. Door die film gaan weer meer mensen je boek lezen – ik geloof dat er in het jaar dat de film uit kwam weer honderdduizend extra van zijn verkocht –  dus daar doe je het dan maar voor. Verder vind ik dat er erg slordig wordt gesproken in Nederlandse films. Duidelijk articuleren is niet onze kracht. Daarom bekijk ik een film ook het liefst op de televisie. Dan kan ik de ondertiteling in ieder geval aanzetten. Anders moet ik echt moeite doen om de film te volgen. Maar misschien is achteruitgang van mijn gehoor de oorzaak.’

LITERATUUR

‘Lezen is voor mij net zo gewoon als eten en drinken en ademhalen: het hoort gewoon bij het leven. Ik lees nooit niet. Er is altijd wel een boek waar ik in bezig ben. Op dit moment is dat Het Pauperparadijs van Suzanna Jansen, een boek over de bedelaarskolonie Veenhuizen. Maar daar ben ik pas in begonnen, daar kan ik nog niets zinnigs over zeggen. Het boek 1914 van Dirk Verhofstadt heb ik net uit. Een schrijver met een rijke inhoud. Hij schrijft in dit boek 365 stukjes over 365 dagen in België in het jaar 1914– het verschrikkelijke jaar 1914. Indrukwekkend. Ik lees de boeken van Verhofstadt graag.  Hij schrijft waardevolle boeken over geschiedenis, over Thomas Paine en paus Pius XII bijvoorbeeld. Ik lees graag boeken die over politiek en geschiedenis gaan en laten zien hoe de gedachten van de mens zich in de loop der tijd ontwikkelen Waarom zijn we geworden wie we zijn? Neem nu Thomas Moore. Dat is een groot filosoof geweest, een humanist ook, en toch zette hij potverdorie mensen op de brandstapel om geen andere reden dan dat ze een ander geloof hadden dan hij. Hoe is het mogelijk? Dat is heel interessant om je in te verdiepen.’
‘Ik lees veelal Nederlandstalige literatuur. Maar wat is literatuur? Hollands Glorie van Jan de Hartog  is gewoon een lekker boek, wel drie keer gelezen. En dat is vaak voor mijn doen. Maarten ’t Hart is ook een prima schrijver. Hij schrijft erudiet, onderhoudend en zeer geestig. Neem het boek Wie God verlaat heeft niets te vrezen. Geestig tot en met! En hij schrijft ook nooit onzin over wetenschap. Harry Mulisch was daar minder secuur in, vind ik. In De ontdekking van de hemel, een veel geprezen boek, zit een vreemde inconsequentie. Daar erger ik me dan aan. En het boek gaat over heel veel, maar liefde komt er pover af. In veel van zijn boeken trouwens. Maar hij was natuurlijk een groot schrijver.
‘Erwin Mortier schrijft prachtig. Als ik zijn werk lees denk ik: oh man, wat schrijf je prachtig, wat schrijf je een mooie zinnen. En dan heb ik er na tien bladzijdes genoeg van en zet ik het terug in de kast. Te literair vind ik het. Hij zou zich iets meer van het verhaal kunnen aantrekken en iets minder van de prachtige manier waarop hij het zegt. Het Diner van Herman Koch vond ik een knap boek, maar het wordt niet dierbaar omdat alle personages uiteindelijk onsympathiek zijn, en je moet toch affectie krijgen met minstens… iemand. Maar ik heb het wel uitgelezen – ik was toch benieuwd of het verhaal nog een wending zou nemen. En dat gebeurde.’

THEATER
‘We gaan af en toe naar een toneelvoorstelling – mijn vrouw vaker dan ik. Vaak kiest ze met onze dochter Sanne, die zo ongeveer naast de schouwburg in Deventer woont, aan het begin van het theaterseizoen al uit naar welke voorstellingen ze gaat en dan vraagt ze of ik mee wil of niet. Een enkele keer ga ik dan mee. De laatste twee voorstelling die ik heb gezien zijn het toneelstuk De Storm van William Shakespeare, uitgevoerd door het Nationale Toneel, en een toneelbewerking van Het Proces van Franz Kafka, uitgevoerd door Toneelgroep Oostpool. Allebei prachtig. Naar cabaret ga en kijk ik zelden. Ik moet er gewoon niet om lachen. Misschien een gebrek aan gevoel voor humor? Wim Sonneveld en Wim Kan vond ik wel geweldig. En niet te vergeten mijn goede vriend Seth Gaaikema, die onlangs is gestopt. Nostalgie. Daar ging ik voor naar de schouwburg. Maar op de huidige one man– of one woman-shows ben ik niet zo dol.
‘Als Commissaris van de Koningin in Gelderland ben ik vaak naar dansvoorstellingen van Introdans gaan kijken. Onlangs heb ik weer een voorstelling van de groep gezien, in theater Orpheus in Apeldoorn. Heel mooi. Ik zie de waarde van dans wel hoor, maar het heeft geen prioriteit bij mij. Voor musicals geldt hetzelfde. Vorig jaar kregen we twee kaartjes cadeau voor Soldaat van Oranje – de musical. Prachtig om een keer gezien te hebben, heel bijzonder met het draaiende toneel, maar grote kunst vond ik het niet. En dat pretendeert het ook niet te zijn hoor. De teksten vond ik niet sterk. En daar let ik juist op: ik ben nu eenmaal een man van het woord.’