Jasper Krabbé over Jan Wolkers, Jean-Michel Basquiat en Joep Beving

Jasper Krabbé (48) is kunstschilder. Vanaf 16 juni wordt werk van hem tentoongesteld in Museum de Fundatie in Zwolle. Wat leest, kijkt en luistert hij in zijn vrije tijd?

Interview in HP/De Tijd, juni 2018. Het gehele interview (vier pagina’s) vindt u hier.

BOEKEN
“Ik kreeg onlangs een boek binnen dat ik al heel lang wilde hebben, van de Collection Lambert in Avignon. Die geven altijd prachtig vormgegeven catalogi uit die visueel heel sterk zijn. Daar kun je een hele dag in bladeren en dan nog verveelt het je niet. Een ander soort kunstboek dat ik even wil noemen is de biografie van Jan Wolkers: Het litteken van de dood van Onno Blom. Je kunt je echt geen mooiere biograaf wensen als kunstenaar. Hij heeft het zo vanuit de persoon geschreven, met zoveel kleine details, dat je het idee krijgt dat je er zelf bij bent geweest. Wat mij verbaasde, is dat bijna al zijn werk autobiografisch is. Ik heb in het begin van mijn carrière, na het lezen van Kort Amerikaans, eens een schilderij gemaakt van een man die een tors omhelst, omdat ik dat zo’n mooi beeld vond uit dat boek. In zijn biografie las ik dat hij echt een beeld had waar hij iets voor voelde. Hij was misschien wel een animist ten voeten uit: hij bezielde de objecten waar hij van hield.”

BEELDENDE KUNST
“In de loop van de jaren heeft mijn smaak zich verder ontwikkeld. In mijn begintijd had ik bijvoorbeeld heel veel moeite met Jeff Koons. Ik weet nog dat het Stedelijk toen net Ushering in Banality had aangekocht. Ik vond dat echt een schande. Hij had dat beeld nota bene niet eens zelf gemaakt! Nu is mijn waardering voor hem totaal omgedraaid. Dat geldt niet voor Jean-Michel Basquiat: die bewonder ik al vanaf de tijd dat ik graffiti maakte. Er zijn bepaalde kunstenaars naar wie je altijd kunt terugkeren. Velázquez is er een van, Picasso uiteraard ook, maar Basquiat hoort wat mij betreft bij de allergrootsten. Wat ik echt een fantastisch schilderij vind, en waarvan ik ook elke keer zin krijg om het zelf te schilderen, is Hollywood Africans. Hij heeft zichzelf daarop met twee gabbers afgebeeld, met de schilder Toxic en de rapper Rammellzee, toen ze met z’n drieën voor het eerst in Los Angeles waren. Die guy heeft geen slecht schilderij gemaakt. Ik heb in Barbican Centre in Londen niet zo lang geleden de overzichtstentoonstelling Boom for Real gezien. Het is ongelooflijk om te zien welke ontwikkeling hij heeft doorgemaakt in zijn toch zo korte leven.”

MUZIEK
“Benjamin Clementine vind ik echt waanzinnig. Zijn debuutalbum At Least for Now is echt ongelooflijk. Zijn muziek zit een beetje tussen jazz, hiphop en soul in. Ik heb nog eens een portret van hem gemaakt. Hij heeft een supermooie kop met hele hoge jukbeenderen. Dat schilderij is later verkocht aan een kunstverzamelaar. Hij kende Benjamin Clementine niet, maar toen ik zijn muziek liet horen, was ook hij helemaal hooked. Joep Beving vind ik ook erg goed. Het is heel zeldzaam dat je zo geraakt wordt door een muzikant. Hij is echt een grote viking om te zien, maar als hij gaat spelen wordt het allemaal heel klein. Zijn eerste album Solipsism heeft hij thuis opgenomen. Je hoort zijn stoel kraken, je hoort kindjes buitenspelen. Hij heeft die geluiden er niet bewust ingestopt, het ging per ongeluk, omdat hij geen geld had om in een studio op te nemen. Het maakt zijn muziek nog intenser. Je luistert nog beter door die noise. Zijn mooiste nummer vind ik Sleeping Lotus, maar dat komt omdat mijn dochter Lotus heet.”

Iris van Herpen over David Attenborough, August Rodin en Terry Gilliam

Modeontwerper Iris van Herpen (33) laat zich door vele disciplines inspireren. In juni en juli is werk van haar te zien in De Melkfabriek in Arnhem. Wat leest, kijkt en luistert zij in haar vrije tijd?

Interview in HP/De Stijl. Mei 2018. Het gehele interview (vier pagina’s) leest u hier.

BOEKEN
“Ik lees eigenlijk altijd meerdere boeken tegelijk. De twee boeken waar ik nu al een eind in op weg ben, zijn The Soul of an Octopus van Sy Montgomery en De avonturen van een jonge bioloog van David Attenborough. Het eerste boek is geschreven door een schrijfster die zich verdiept in de intelligentie van octopussen. Dat doet ze onder meer door regelmatig een aquarium te bezoeken en een band op te bouwen met een specifieke octopus – wat ook lukt. Ik heb altijd al een fascinatie voor deze beesten gehad, omdat ze zo transformatief zijn. Hun huid kan bijvoorbeeld veranderen van kleur en vorm. Ik ken geen enkel organisme dat zo veranderlijk is. Daarom zijn ze ook wel een inspiratie voor mijn eigen werk. Ik denk dat we daar de komende jaren nog wel meer over gaan lezen, want de kennis over hoe hun intelligentie nu echt werkt, is nog vrij beperkt. Het andere boek is wat meer vermakelijk. De avonturen van een jonge bioloog is echt een avonturenboek. David Attenborough vertelt over de ervaringen die hij als jonge bioloog heeft gehad. Het is bijna niet te geloven dat iemand dat echt allemaal heeft meegemaakt. Hij vertelt over mensen die met hun blote handen krokodillen vangen, over de cultuurverschillen met de inheemse stammen die hij tegenkomt, over alle risico’s die er aan zijn vak zitten. De liefde voor de natuur springt er echt vanaf. Hij weet nog steeds miljoenen mensen te fascineren voor het kleine en het grote in de natuur.”

BEELDENDE KUNST
“Beeldende kunst is mijn allergrootste liefde. Wellicht nog meer dan dans. Op het moment ben ik heel erg fan van David Altmejd. Ik vind het moeilijk om zijn werk te omschrijven. Als je de wereld van Björk kent, dan weet je een beetje wat hij maakt. Hij creëert werelden die je nog nooit hebt gezien en weet als geen ander bewegingen in beelden te vangen. Niet zo lang geleden was ik in zijn studio in New York en werd ik compleet overdonderd. Het is denk ik te vergelijken met de eerste keer dat ik ontroerd raakte door een kunstwerk. Dat was toen ik in Parijs De hellepoort van Auguste Rodin zag. Het is de pure schoonheid, dat iemand zoiets moois kan bedenken en kan maken, die beide keren een gevoelig snaartje bij me raakte. Het is misschien ook de schoonheid van de mens die me heel erg ontroert. Dat iemand maar blijft zoeken naar het ultieme kunstwerk. Want dat probeert iedere kunstenaar uiteindelijk toch te vinden.”

FILM
“Ik ben opgegroeid zonder televisie en ik heb er ook nog nooit een gehad. Ik keek ook bijna geen films. Sinds een jaar of vijf doe ik dat wat vaker en echt: er ging een heel nieuwe wereld voor me open. Ik kan me nog herinneren dat ik in het begin echt moest bijkomen van de films die ik zag. Het verhaal bleef nog dagen door mijn hoofd spoken. Dat heb je ook weleens als je een goed boek leest, maar bij film was het altijd nog veel heftiger. Tegenwoordig is dat een stuk minder, omdat ik er wat meer aan gewend ben geraakt. Eigenlijk is dat ook wel een beetje jammer. De klassiekers ken ik dus niet, de kinderfilms heb ik ook gemist, maar in de afgelopen jaren heb ik toch redelijk wat gezien. Terry Gilliam is mijn favoriete regisseur. Brazil is een van mijn favoriete films ever. Het gaat over een dystopische toekomst waar geen enkel apparaat goed werkt. Alle apparaten worden met plakband en elastiek bij elkaar gehouden. Ook de gezichten van de personages lijken soms van elastiek – ze trekken het vel van hun wangen tot over hun oren.”

Eddy Posthuma de Boer: ‘Ik ben gezegend met twee geheugens’

Eddy Posthuma de Boer (1931) is al meer dan zestig jaar fotograaf. Hij bezocht meer dan tachtig landen en fotografeerde voor verschillende kranten en tijdschriften – onder meer voor de Haagsche PostAvenue en Time-Life. Hij publiceerde een groot aantal fotoboeken en had diverse tentoonstellingen. 

Lees verder Eddy Posthuma de Boer: ‘Ik ben gezegend met twee geheugens’

Jan Cremer: ‘Er is een overvloed aan schrijvers en kunstenaars’

Op 17 november verschijnt het nieuwste boek van schrijver/schilder Jan Cremer: Sirenen. Reden voor HP/De Tijd om deze vroegere kunstnozem te spreken over het culturele klimaat in Nederland. Hij is onverbiddelijk: “Iedereen denkt tegenwoordig dat hij een boek kan schrijven en een schilderij kan maken.”

Cremer heeft niet veel op met collega-schrijvers: “Literatuur vind ik tijdverspilling. Ik denk vaak al op de eerste pagina: dat had ik veel beter kunnen schrijven. Ik heb ook niets met die krampachtige mooischrijverij die je vaak ziet. Jonge schrijvers leiden vaak een verwend leven. Daardoor blijven ze aan de oppervlakte. Je moet onheil en ellende, oorlogen en armoe hebben doorleefd om daarover te kunnen schrijven.”

“De schrijvers van nu komen vaak niet verder dan het beschrijven van de dop, terwijl je de noot moet kraken om een goed verhaal te vertellen,” vervolgt hij. “Ik zou heel makkelijk een prachtig boek kunnen schrijven waarvan de mensen al bij de eerste zin tranen in hun ogen krijgen. Dat is helemaal niet moeilijk. Maar dat wil ik niet. Ik schrijf kordaat en scherp. Zonder opsmuk. Dat is mijn stijl. Ik kan niet anders.”

‘Iedereen is tegenwoordig kunstenaar’

Ook gispt hij de hedendaagse kunstwereld: “Ik moet niet interessant gaan doen en zeggen dat ik graag musea bezoek, want dat is niet zo”, zegt hij verderop in het interview. “Ik ga meestal meteen op zoek naar de bar. Ik kom er wel, meestal met mijn vrouw, want die houdt er wel van, maar dan heb ik het na vijf minuten wel gezien.” (…) “Vroeger, als je het Stedelijk binnenliep, hing daar de geur van olieverf. Dat is niet meer.”

“Je komt in musea nauwelijks nog een olieverfschilderij tegen. ‘Schilderen is oorlog,’ heb ik weleens gezegd. Olieverfschilderen is een doek aanvallen. Dat is durf. Dat is de materie beheersen. Nu wordt er vaak voor de makkelijke oplossing gekozen. Als je naar een expositie gaat kijken van pas afgestudeerde studenten van de Rijksacademie, dan zitten er tussen die honderd studenten misschien twee van wie je zegt: dat zou weleens iets kunnen worden. Bij de rest ontbreekt de spanning.”

Cremer stelt dat de schilderswereld aan het inslapen is. “Er is ook een overvloed aan kunstenaars. Iedereen is kunstenaar tegenwoordig. Toen ik in 1958 in Den Haag begon met schilderen, woonden er dertig kunstenaars in de stad. We kenden elkaar allemaal. In Amsterdam waren dat er zestig. Die troffen elkaar elke avond in Café Eijlders. Nu wonen er niet zestig maar zesduizend kunstenaars in de stad en die staan allemaal aan de ruif. Hetzelfde geldt voor schrijvers. Toen Ik Jan Cremer in 1964 verscheen bij De Bezige Bij, waren dat allen serieuze schrijvers. Nu zijn er duizenden mensen die een boek denken te kunnen schrijven. Het is een andere wereld geworden.”

‘De Derde Wereldoorlog is begonnen’

Tot slot waarschuwt hij voor de gevaren van de vooruitgang: “Volgens mij onderschatten wij de gevaren van de nieuwe techniek. De Derde Wereldoorlog is twintig jaar geleden begonnen met de komst van internet. Hackaanvallen zijn aanslagen van nu. We zijn compleet afhankelijk geworden van techniek en daarmee geven we de vijand onze wapens in handen. Eén druk op de knop en geen vliegtuig vliegt meer, geen boot vaart meer, geen deur of raam gaat meer open.”

Cremer is niet blij met de komst van zelfrijdende auto’s en vliegtuigen zonder piloot. “Onze vrijheid wordt van ons afgepakt en we hebben het niet door. Wat is er aan te doen? Je zou elke werkloze een hamer en een bijl in handen kunnen geven om de computers in elkaar te slaan. Dat is meteen een oplossing voor het werkloosheidsprobleem.”

Het onverbiddelijke interview met Jan Cremer leest u in zijn geheel in het nieuwe nummer van HP/De Tijdof online op Blendle.

Fotoserie: op bezoek in het atelier van Dick Bruna

In de zomer van 2008 bracht ik met mijn beste vriend en trawant Brian van der Vegt een bezoek aan het atelier van Dick Bruna in de Jeruzalemstraat in Utrecht.

Voor een serie interviews die ik voor een fictieve schoolkrant maakte (als je geen schoolkrant hebt moet je er als nieuwsgierige jongeling maar een verzinnen) stelde ik hem wat vragen. Het interview is tezamen met andere interviews die ik die zomer hield tot mijn grote spijt verloren gegaan. Een gecrashte harde schijf wiste zomaar mijn eerste schreden op het interviewerspad.
Van het bezoek herinner ik mij slechts flarden. Ik weet nog dat zijn atelier veel kleiner was dan ik me had voorgesteld. De ruimte rook naar mijn basisschool. (Dat zal de plakkaatverf zijn geweest. Of beeldde ik het me in en riepen de afbeeldingen van nijntje die geurherinnering op?) Overal stonden kwasten en potloden. In verschillende lades bewaarde hij tekeningen. Naast een boekenkast met daarin vele honderden nijntjeboeken – soms in talen waarvan ik nog nooit had gehoord – stond een kast waarin hij de fanmail die hij vanuit de hele wereld ontving trots had uitgestald. Zijn ogen glunderden toen hij vertelde dat hij dagelijks tientallen brieven en kaartjes van kinderen ontving.
Van het interview zelf herinner ik mij ook nog slechts een peer antwoorden. Hij vertelde onder meer dat hij, hoewel hij toen al tachtig jaar oud was, zeven dagen per week op zijn atelier was, vaak minimaal acht uur per dag. Zijn grootste angst was dat hij niet meer kon tekenen. De lijnen begonnen al iets meer te bibberen dan voorheen. Soms hield hij een kwast met twee handen vast om toch een strakke lijn te trekken. Het moeilijkst om te tekenen vond hij de ogen van nijn – dat kwam allemaal heel precies. Hij vertelde dat hij hoopte dat hij nog lang geestelijk en lichamelijk in goede gezondheid zou verkeren en nog minimaal tien jaar dagelijks naar zijn atelier kon fietsen. Als ik een keer tijd heb zal ik proberen om wat van mijn oude aantekeningen uit te werken en een langer verhaal te schrijven.

Ter gelegenheid van de negentigste geboortedag van Dick Bruna (1927 – 2017) zet ik een selectie van de fotoserie online. Het atelier aan de Jeruzalemstraat is inmiddels ontmanteld en een op een gereconstrueerd in het nijntje museum in Utrecht. Zijn fiets staat er voorgoed op slot.

Foto’s: © Nick Muller, 2008.

 

Peter van Straaten (1935 – 2016) over ‘Ik weet niet waar ik sterven zal’ van Multatuli

Tekenaar Peter van Straaten (1935 – 2016) over het gedicht ‘Ik weet niet waar ik sterven zal’ van Multatuli. Uit de bundel: Gedichten die mannen aan het huilen maken, 2015. Lees verder Peter van Straaten (1935 – 2016) over ‘Ik weet niet waar ik sterven zal’ van Multatuli

De culturele agenda van… Mart Visser

Couturier Mart Visser (1968) ontwerpt twee collecties per jaar en maakt ondertussen ook schilderijen, sculpturen en installaties – waarvan tot half november in Museum aan het Vrijthof in Maastricht een deel wordt tentoongesteld. Wat ziet, leest en luistert hij in de spaarzame vrije tijd die hem rest?

Lees verder De culturele agenda van… Mart Visser

Jeroen Krabbé over Pablo Picasso, Lady Di en Dirk Hannema

Jeroen Krabbé (1944) werkt deze hele zomer aan de televisieserie Krabbé zoekt Picasso. Ook is er in het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam een expositie te zien van schilderijen die hij maakte van zijn in Sobibor omgebrachte grootvader. Wat kijkt, ziet en luistert acteur, regisseur en kunstschilder Jeroen Krabbé? Lees verder Jeroen Krabbé over Pablo Picasso, Lady Di en Dirk Hannema

Erwin Olaf: ‘Ik wind me ontzettend op over de conservatieve islam. Vre-se-lijk’

Het werk van meesterfotograaf Erwin Olaf (1959) is gevierder dan ooit: een tentoonstelling in het Rijksmuseum, reizen naar Mallorca, Moskou en Hongkong. Terwijl zijn gezondheid steeds brozer wordt, neemt zijn engagement toe. ‘Ik vind dat we onze westerse waarden veel te snel te grabbel gooien.’  Lees verder Erwin Olaf: ‘Ik wind me ontzettend op over de conservatieve islam. Vre-se-lijk’

Zelfportret Dick Matena: ‘Ik leef in een wereld die niet meer de mijne is’

Hij leerde het vak in de tekenstudio van Marten Toonder, waar hij – eerst als volontair, later in vaste dienst en als freelancer – mee mocht tekenen aan onder meer de dagelijkse strip van Tom Poes.

In weekblad Prinses publiceerde striptekenaar Dick Matena (1943) voor het eerst een strip onder eigen naam: Polletje Pluim. In de jaren daarna werkte hij onder meer mee aan stripverhalen in weekblad Pep (De Argonautjes, Ridder Roodhart) en de Donald Duck (De Grote Boze Wolf, Tokkie Tor). Eind jaren zeventig krijgt hij internationale bekendheid door zijn nieuwe, realistische manier van tekenen waarmee hij beeldverhalen als Mythen heeft vormgegeven. Diezelfde stijl is terug te vinden in het werk waar we hem tegenwoordig vooral van kennen: zijn ‘verstrippingen’ van romans als De Avonden van Gerard Reve, Kaas van Willem Elsschot en Kort Amerikaans van Jan Wolkers.

Dit jaar zit hij 55 jaar in het vak. Museum Meermanno in Den Haag stelde een overzichtstentoonstelling samen: Dick Matena. Getekend leven. De tentoonstelling geeft in ruim tweehonderd originele tekeningen, schetsen en brieven een beeld van de omvangrijke carrière van ‘s lands bekendste striptekenaar.

Reden voor HP/De Tijd om Dick Matena te onderwerpen aan ‘zelfportret’: een klassieke serie vragen, gebaseerd op de vermaarde questionnaire van Marcel Proust.

Wat is uw huidige gemoedstoestand?
Na een hartinfarct, hartstilstand en hartoperatie is mijn gemoedstoestand: chronisch onrustig en bij vlagen wanhopig. De mentale nasleep is heviger dan de fysieke.

Wie zijn uw helden?
Helden heb ik teveel om op te noemen. In de sport, in de kunst, in het sociale leven – ik ben erg goed in bewonderen. Om er willekeurig een paar te noemen: Hans G. Kresse (de tekenaar van Eric de Noorman), de jonge Elvis en Olivier B. Bommel.

Aan wie ergert u zich?
Aan zelfingenomen mensen die alles wat ze overkomt aan roem, geld en succes vanzelfsprekend vinden. Dat is een eigenschap die vooral bij tv-diva’s veel voorkomt.

Lijkt u op uw vader?
Qua uiterlijk niet. Ik geloof sowieso ook dat je eerder gevormd wordt door het tijdsgewricht waarin je leeft en wat daarin gebeurt, dan door opvoeding en overerving. Al ontken ik het bestaan van genen natuurlijk niet.

Lijkt u op uw moeder?
Qua uiterlijk wel. Voor de rest: zie mijn vorige antwoord. Al vrees ik dat in dit geval via opvoeding een aantal van haar fobieën en angsten ook de mijne geworden zijn. Of via haar genen, vooruit dan maar.

Wat zijn uw dagdromen?
Dagdromen doe je als je jong bent en alles nog mogelijk is. Op mijn tweeënzeventigste kan ik moeilijk nog mijmeren over een toekomst die al geruime tijd achter me ligt.

Wat is uw grootste angst?
Laat ik ‘t maar op doodsangst houden. Want het is toch de angst voor het sterven dat je in leven houdt – je zelfs aan het leven doet vastklampen, ook al lijkt dat leven totaal uitzichtloos.

Bidt u weleens?
Net als iedereen roep ik God weleens aan. ‘Godallemachtig!’ ‘God sta me bij!’ Of: ‘Dat God je moge helpen, mij ontbreekt daarvoor de tijd!’ Als dat bidden is, dan bid ik regelmatig.

Heeft u ooit een mystieke ervaring gehad?
Nee. Ik ben even klinisch dood geweest, maar herinner me geen bijna-doodervaring. Geen tunnel met aan het eind een helder licht waar overleden dierbaren me hartelijk welkom heetten of zoiets. Alleen maar diepe duisternis, helaas.

Bent u aantrekkelijk?
Ooit geweest, toen de wereld jong was en iedereen mooi. Nu maak ik mezelf graag wijs dat ik van binnen mooi ben: geestig, aardig en charmant.

matena

Wat is uw definitie van geluk?
Gelukkig ben je altijd later, nooit op het moment zelf. Geluk is voor de weemoedigen. Geluk is voor zangers en dichters die nostalgisch kunnen wegdromen over vroeger en daar mooie teksten over schrijven, zodat wij die momenten van geluk ook nog even terug kunnen halen.

Waar schaamt u zich voor?
Toen ik jong was schaamde ik me voor alles. Van lieverlee werd dat minder en minder, en nu ik oud ben schaam ik me voor bijna niets meer. En een weekje in een ziekenhuis doet dat ‘bijna’ ook nog verdwijnen.

Bent u monogaam?
Ja, maar dat is ook niet zo moeilijk. De vrouw met wie ik al 41 jaar getrouwd ben, ziet er nog altijd uit als een filmster. Ze is lief als een engel en sexy is ze ook nog. Waarom dan vreemdgaan?

Wanneer heeft u voor het laatst gehuild?
Gisteren.

Hoe moedig bent u?
Wanneer ben je moedig? Een man, ik vond hem altijd een watje, sprong zijn zoon achterna toen die plots in de kolkende zee was verdwenen. Zou ik hem dat nadoen? Geen idee. Helaas zijn ze allebei verdronken. Voor zo’n man neem ik mijn hoed af.

Van wie heeft u het meest geleerd?
Er is altijd wel iemand van wie je iets opsteekt. Van je ouders, van leraren, van mensen die je al jaren kent, maar een opmerking van een toevallige passant kan ook blijven hangen. Ik kan onmogelijk een specifiek iemand noemen.

Welke eigenschap waardeert u in een vrouw?
Humor, gevatheid, ironie, intelligentie en dat gecombineerd met alles wat een vrouw fysiek aantrekkelijk maakt. (Kwijl, kwijl.)

Welke eigenschap waardeert u in een man?
Alles wat ik ook waardeer in een vrouw, maar dan zonder ‘alles wat een vrouw fysiek aantrekkelijk maakt’ natuurlijk.

Als u iets aan uzelf kon veranderen, wat zou dat dan zijn?
Mezelf een kop geven die mooi oud wordt. Zoals Gregory Peck die vroeger had, Sean Connery die nu heeft en, vrees ik, George Clooney die in de toekomst krijgt.

Hoe ontspant u zich?
Vroeger was dat met drank. En dan doordrinken tot net dat ene glas teveel, en ontspanning oversloeg in agressie.  Nu ik niet meer drink kom ik tot rust met obligate dingen: een boek, een film, televisiekijken en muziek.

Van wie houdt u het meest?
Van mijn vrouw en kinderen natuurlijk, en van mijn vrienden. En abstracter: van hen die mijn leven verrijkt hebben. Tekenaars, schilders, schrijvers, dichters, zangers – kunstenaars in het algemeen. En daar horen ook enkele topsporters bij, Johan Cruijff en Eddy Merckx in het bijzonder.

Gelooft u in God?
Dat zou ik graag willen. Leven en sterven zouden dan een stuk prettiger en makkelijker zijn.

Waaraan bent u het meest gehecht?
Nog altijd aan het leven en aan alles en iedereen die me dierbaar is, ook al sta ik met één been in de jaren vijftig en met het andere in het graf, in een wereld die niet van mij is maar van mijn kinderen en kleinkinderen.

Welk leed heeft u anderen berokkend?
Veel leed waar ik waarschijnlijk geen weet van heb, want onbewust doe je veel kwaad. Waar ik zelf het meest onder lijdt is het leed dat ik mijn kinderen uit mijn eerste huwelijk berokkend heb nadat ik scheidde van hun moeder, hoe onvermijdelijk die scheiding ook was. We hebben hen een jeugd ontroofd en dat is nooit meer goed te maken, helaas.

Wat beschouwt u als uw grootste mislukking?
Mijn eerste huwelijk.

Wanneer was u het gelukkigst?
Als ik terugkijk: tussen mijn dertigste en mijn vijftigste. Toen mijn kinderen nog klein waren, mijn werk floreerde, mijn tweede huwelijk gelukkig was en het leven in het algemeen goed.

Wat is de beste plek om te wonen?
Ik heb het in een aardig huis in een bos altijd het meest naar mijn zin gehad, maar mijn vrouw gedijt het best in Amsterdam. Een compromis zou dan zijn een huis in een Amsterdams bos, maar ja: vind dat maar eens.

Wie hoopt u nooit meer terug te zien?
Ik ontmoet dagelijks mensen bij wie ik denk: hopelijk zie ik hem of haar nooit meer terug. Maar als ik dan ‘s avonds naar bed ga, ben ik alweer vergeten wie het waren. Ik heb geen specifieke personen die ik nooit meer terug hoop te zien. Met het klimmen der jaren neemt de rancune af, merk ik.

Hoe is ongeluk te vermijden?
Ongeluk is niet te vermijden. Kleine en grote ongelukken, ze horen erbij en ze overkomen vroeg of laat iedereen. Ik heb mensen gekend die uitgesproken zondagskinderen waren, voor het geluk geboren, en die op het laatst van hun leven in een poel van ellende terechtkwamen omdat ze ook nog eens het ‘geluk’ hadden stokoud te worden, te oud zelfs, en uiteindelijk na een prachtig leven diep ongelukkig stierven.

Wat is uw devies?
Geen. Ik hou niet zo van tegeltjeswijsheden.

De tentoonstelling ‘Dick Matena. Getekend leven’ is tot en met 27 september 2015 te zien in Museum Meermanno in Den Haag. Meer informatie vindt u hier.

Dick Matena. Foto: Ringel Goslinga