Zelfportret Bennie Jolink: ‘Bekende Nederlanders, dat zijn publiciteitsgeile narcisten’

Exact veertig jaar geleden, op Hemelvaartsdag 1975, gaf hij zijn allereerste optreden ooit. Bennie Jolink, voorman van de Achterhoekse band Normaal, legde die dag de basis voor wat later de dialectpop zou worden genoemd. Nu, veertig jaar en talloze hits later, vindt hij het welletjes geweest. Zijn gezondheid laat het niet langer toe om nog veel op het podium te staan. Met onder meer een jubileumconcert, de 4CD-box 40 Joar Høken, een documentaire en een laatste ‘veldtocht’ nemen hij en zijn band afscheid van hun ‘anhangers’.

Voor HP/De Tijd reden om Bennie Jolink (1946) te onderwerpen aan een zelfportret: een klassieke serie vragen, gebaseerd op de vermaarde questionnaire van Marcel Proust.

Lees verder Zelfportret Bennie Jolink: ‘Bekende Nederlanders, dat zijn publiciteitsgeile narcisten’

Recensie: Jan Cremer is een schrijvende schilder, en niet andersom

Dit artikel is eerder verschenen op de website van HP/De Tijd.

“Jan Cremer is zonder twijfel een van de belangrijkste naoorlogse kunstschilders van Nederland”, zei directeur Ralph Keuning van Museum de Fundatie in Zwolle in de openingsrede voor de tentoonstelling Cremer in verf 1954 – 2014, “alleen heeft hij die plaats in onze kunstgeschiedenis nog niet verworven. Ik ben benieuwd of deze tentoonstelling daar verandering in brengt.”

Dat Jan Cremer (1940) als schilder miskend wordt, heeft hij grotendeels aan zichzelf te wijten. Zijn ‘onverbiddelijke bestseller’ Ik Jan Cremer (1964) maakte hem in een klap een van de beroemdste schrijvers van ons land. Maar de schilderende schrijver is van nature een schrijvende schilder, zoals ook de titel van zijn in 2000 verschenen monografie verklapt: I paint, I write, I paint. Het retrospectief Cremer in verf 1954 – 2014 toont de hoogtepunten uit zijn rijke schildersoeuvre. Van zijn allereerste schilderij Oerwoud tot zijn monumentale vijfluik La guerre Japonaise en zijn soms nog natte zeegezichten – voor het eerst sinds dertig jaar zijn zijn schilderijen weer bij elkaar gebracht.

Wie de tentoonstelling bezoekt, maakt een reis door het schildersleven van Jan Cremer. Die reis begint letterlijk en figuurlijk bij het schilderij Oerwoud, dat hij als veertienjarige branieschopper met wat van huis meegenomen kwasten, tubes verf en een bij het afval gevonden paneel in Parijs heeft geschilderd. Dat schilderij is duidelijk geïnspireerd op het werk van de CoBrA-groep. Het doet denken aan de vroege werken van Theo Wolvecamp en Karel Appel. Het schilderij is zijn eerste schrede in het kunstenaarschap, en meteen al niet de minste. Het rood, dat in zestig jaar tijd niet aan felheid heeft ingeboet, zuigt je werkelijk naar het doek toe. Opmerkelijk is dat de kleuren rood en zwart – die in het oeuvre van Jan Cremer een zeer belangrijke rol spelen – al in dit eerste werk dominant zijn.

La guerre Japonaise
Elke zaal – het retrospectief is opgedeeld in zes clusters – beslaat een periode uit het werk van Cremer: van zijn ‘Peinture Barbarisme’, de expressieve tulpenvelden die hij schilderde in New York en zijn latere zeegezichten – het hangt er. Het is ondoenlijk om elk cluster kort uit te lichten, daar is de tentoonstelling met ruim tachtig schilderijen te omvangrijk voor. Maar een werk dat in ieder geval niet onbesproken mag blijven, is het monumentale vijfluik La guerre Japonaise. Museumdirecteur Keuning noemt het ‘de Nachtwacht van de twintigste eeuw’. Nu is dat wel een heel joviaal compliment aan de schilder en het doek, maar dat dit het pièce de résistence is uit zijn oeuvre is, staat vast. Het is een schilderij dat je bij de kladden grijpt. In de eerste plaats al door de grootte: het doek is bijna zes meter breed en ruim anderhalve meter hoog.

La-Guerre-Japonaise-vijfluik-gemengde-technieken-op-doek-160-x-560-cm-1960

Dat is ook meteen het grote probleem van La guerre Japonaise: want waar laat je zo’n werk? Toen Jan Cremer begin jaren zestig naar New York vertrok, kon hij het schilderij uiteraard niet meenemen. Hij had het al eens proberen te verkopen voor het astronomische bedrag van een miljoen gulden, maar niemand – behalve het nieuwsgierige journaille – hapte toe. Of ja, toch wel. Er meldde zich één belangstellende: een excentrieke miljonair uit Canada. Hij was bereid de vraagprijs voor het vijfluik te betalen, mits de schilder hem zou beloven de komende tien jaar geen kwast meer aan te raken. Cremer: “Ik was in die tijd straatarm en toch sloeg ik de deal af. Die viezerik wilde mijn leven kopen.” Toen besloot hij het werk aan toenmalig vorstin Juliana te schenken. Als tegenprestatie zou zij alleen de huur van het depot moeten betalen. Met dit aanbod haalde hij de wereldpers, maar de koningin liet niets van zich horen.

In La guerre Japonaise, een sleutelwerk in zijn oeuvre, zit het kunstenaarschap van Jan Cremer vervat. La guerre Japonaise is oorlog – net als Cremer zelf. Letterlijk omdat het doek een weerslag is van de vele verhalen die hij tijdens zijn verblijf in een tehuis voor Indische spijtoptanten in Scheveningen heeft gehoord. Over de kampongs, de jappenkampen, en alle ontberingen die men daar heeft moeten doorstaan. Figuurlijk omdat de schilder altijd in gevecht is met het doek; met branders, teer en verf ging hij het te lijf. In een interview met NRC Handelsblad zei Cremer vorige week over het vijfluik: “Dit schilderij heeft letterlijk in brand gestaan. Net als de wereld. (-) Schilderen is oorlogvoeren.”
Die gestolde woede, dat statische geweld, voel je nog steeds als je er naar kijkt. De dikke klodders teer en verf zijn een fysieke uiting van de innerlijke woede en onrust van de schilder – zoals al zijn werk een fysieke uiting is van woede. Ook in zijn meer recente werken – de onstuimige zeegezichten waarmee hij, de eeuwige kunstnozem, op zijn oude dag aanhaakt bij de grote meesters uit de Gouden Eeuw – zie je die innerlijke onrust terug.

De overzichtstentoonstelling Cremer in verf 1954 – 2014 bewijst dat Jan Cremer met recht een van de grootste naoorlogse kunstenaars van ons land is. De manier waarop hij zich de afgelopen zestig jaar ontwikkeld heeft als kunstenaar, altijd op het allerhoogste niveau heeft gewerkt, is fenomenaal.

Jan Cremer gaat de geschiedenisboeken in als een schrijvende schilder, en niet andersom.

Het retrospectief Cremer in verf 1954 – 2014 is nog tot en met 23 augustus 2015 te zien in Museum de Fundatie in Zwolle.

???????????????????????????????

Kunstenaar herman de vries: ‘Ik heb mijn leven te danken aan lsd’

Hij schrijft zijn naam zelf altijd zonder hoofdletters, om ‘hiërarchieën te vermijden’. herman de vries (Alkmaar, 1931) is al meer dan zestig jaar actief als kunstenaar. In 1953 begint hij zich, als plantkundige van de Plantenziektekundige Dienst in Wageningen, bezig te houden met het maken van collages van gevonden materiaal. Blaadjes, steentjes, flarden van posters. Lees verder Kunstenaar herman de vries: ‘Ik heb mijn leven te danken aan lsd’